ECLI:NL:RBZWB:2021:1814

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
14 april 2021
Zaaknummer
AWB- 21_1564 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor de bouw van appartementen met betrekking tot de bescherming van gierzwaluwen

Op 14 april 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker beroep heeft ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal. Dit besluit betreft de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van zeven appartementen op een perceel in Roosendaal. Verzoeker heeft tevens verzocht om een voorlopige voorziening, omdat de vergunninghouder heeft aangekondigd in mei 2021 met de bouw te beginnen. Verzoeker stelt dat de bouw in strijd is met de Wet natuurbescherming, omdat er in de nabijheid van de bouwlocatie gierzwaluwen zijn waargenomen en de bouwactiviteiten zouden plaatsvinden tijdens het broedseizoen van deze beschermde soort.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen sprake is van onverwijlde spoed, zoals vereist voor het treffen van een voorlopige voorziening. De rechter concludeert dat, zelfs als er gierzwaluwen op het perceel verblijven, de bouw niet kan beginnen voordat de bestaande bebouwing is verwijderd. Dit betekent dat de gevreesde verstoring van de gierzwaluwen niet kan worden voorkomen door het schorsen van de omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1564 WABO

uitspraak van 14 april 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 14 december 2020 (bestreden besluit) inzake de aan [naam vergunninghouder] verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van zeven appartementen op het perceel [adres perceel] in [plaats perceel].
Hij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft aangegeven dat de behandeling van zijn beroep tegen de omgevingsvergunning niet langer kan wachten omdat de vergunninghouder in een brief aan omwonenden heeft aangegeven dat in mei 2021 met de bouw van de appartementen zal worden begonnen. Volgens verzoeker blijkt uit een ecologisch veldonderzoek dat gedurende april t/m september 2018 heeft plaatsgevonden, dat in de directe omgeving van de bouwplaats drie gierzwaluwverblijfplaatsen zijn waargenomen. En op het naastgelegen pand zijn vijf gierzwaluwnestkastcn aanwezig waarvan het gebruik niet door een deskundige is vastgesteld maar gezien de sterkte van de biotoop ter plaatse, volgens de deskundige wel zeer aannemelijk moet worden geacht. De aanvang van de bouwactiviteit zal daardoor plaatsvinden na aanvang van het broedseizoen van de soort-beschermde gierzwaluw. Verzoeker heeft aangevoerd dat dit in strijd is met artikel 3.1, vierde lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb) alsook met de in artikel 1.11 van die wet neergelegde algemene zorgplicht, terwijl niet blijkt van een ontheffing of een verklaring van geen bedenkingen als bedoeld in de Wnb. Omdat bij de verlening van de omgevingsvergunning hiermee geen rekening is gehouden, heeft verzoeker verzocht om de omgevingsvergunning te vernietigen of te schorsen en de gemeente Roosendaal op te dragen deskundig onderzoek te laten doen naar de mogelijke aanwezigheid van gierzwaluwen in de directe omgeving van de bouwplaats.
2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is geen sprake van onverwijlde spoed als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb. Aangenomen dat ook thans nog gierzwaluwen op het perceel [adres perceel] verblijven dan verblijven zij in de ter plaatse nog aanwezige bebouwing. Vernietiging of schorsing van de omgevingsvergunning betekent niet dat de door verzoeker gevreesde verstoring van de gierzwaluwen niet zal plaatsvinden. De bouw van de zeven appartementen kan immers niet van start gaan voordat de ter plaatse nog aanwezige bebouwing verwijderd is. Het ligt daarom in de rede om aan te nemen dat de door verzoeker gevreesde verstoring van gierzwaluwen zal plaatsvinden door het feitelijk verwijderen van de bestaande bebouwing. Indien en voor zover dat feitelijk handelen in strijd is met de Wnb dan is de bestuursrechter niet de bevoegde instantie om dit te voorkomen.
4. Dit leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening moet worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier op 14 april 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier G.M.J. Kok, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.