ECLI:NL:RBZWB:2021:1810

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
14 april 2021
Zaaknummer
AWB- 20_10303
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht en niet-indiening afschrift besluit

Op 9 april 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarbij eiseres, woonachtig te [plaatsnaam], beroep had ingesteld tegen een besluit van het UWV. Eiseres had op 20 december 2020 beroep ingesteld, maar was niet tijdig in gebreke gebleven met de betaling van het griffierecht en het indienen van een afschrift van het besluit waartegen het beroep was gericht. De rechtbank heeft eiseres in eerdere correspondentie gewezen op de verplichtingen die voortvloeien uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waaronder de verplichting tot betaling van griffierecht en het indienen van het relevante besluit. Ondanks herhaalde verzoeken om deze documenten te overleggen, heeft eiseres hieraan niet voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat zowel het griffierecht als het afschrift van het besluit niet binnen de gestelde termijnen zijn ontvangen. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van J.J.P.M. van Gestel, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat verzet open, met een termijn van zes weken voor indiening.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10303 ZW

uitspraak van 9 april 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 20 december 2020 beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV.

Overwegingen

1. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de verplichting opgenomen tot betaling van griffierecht. Eiseres is schriftelijk gewezen op deze verplichting. Bij aangetekende brief van 24 januari 2021 is eiseres medegedeeld dat op het eerdere verzoek om betaling van het griffierecht geen betaling is ontvangen. Eiseres is voorts medegedeeld dat het griffierecht binnen vier weken na dagtekening van deze brief dient te zijn overgemaakt op de in de brief vermelde bankrekening. Eiseres is er in deze brief op gewezen dat zij bij niet tijdige betaling het risico loopt dat het beroepschrift niet-ontvankelijk wordt verklaard.
2. Tevens is eiseres bij brief van 30 december 2020 gewezen op de verplichting tot het indienen van een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft. Bij aangetekende brief van 23 februari 2021 is eiseres medegedeeld dat op het eerdere verzoek om een afschrift van het besluit geen reactie is ontvangen. Eiseres is voorts verzocht om binnen vier weken na verzending van deze brief alsnog een afschrift van het besluit toe te sturen. Eiseres is er in deze brief op gewezen dat indien er van deze gelegenheid geen gebruik wordt gemaakt, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.
3. De rechtbank constateert dat het griffierecht en een afschrift van het besluit niet binnen de gestelde termijn zijn ontvangen. Het beroep is dan ook kennelijk nietontvankelijk. Derhalve zal de rechtbank de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.
4. Bij deze beslissing is in aanmerking genomen het gestelde in de artikelen 6:5, tweede lid, 6:6, aanhef en onder a, 8:41, eerste, vierde, vijfde en zesde lid, en 8:54, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van J.J.P.M. van Gestel, griffier, op 9 april 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.
Artikel 6:5, tweede lid, van de Awb luidt als volgt:
Bij het beroepschrift wordt zo mogelijk een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft, overgelegd.
Artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb luidt als volgt.
Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Artikel 8:41, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
Van de indiener van het beroepschrift wordt door de griffier een griffierecht geheven.
Artikel 8:41, vierde lid, van de Awb luidt als volgt:
De griffier deelt de indiener van het beroepschrift mede welk griffierecht is verschuldigd en wijst hem daarbij op het bepaalde in het vijfde en zesde lid.
Artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb luidt als volgt:
Het griffierecht dient binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht dan wel ter griffie te zijn gestort.
Artikel 8:41, zesde lid, van de Awb luidt als volgt:
Indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, is het beroep niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb luidt als volgt:
Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.