ECLI:NL:RBZWB:2021:1778

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
AWB- 20_6988
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling

Op 9 april 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het UWV, waarbij de eiseres in beroep ging tegen de weigering van een WIA-uitkering per 4 februari 2020. De eiseres, die sinds 1 februari 2017 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt, had zich ziekgemeld vanwege klachten aan haar rechterhand en nek- en schouderklachten. Het UWV had eerder een WIA-uitkering geweigerd, wat de eiseres aanvocht. Tijdens de zitting op 26 februari 2021 was de eiseres aanwezig, bijgestaan door haar vader, terwijl het UWV werd vertegenwoordigd door mr. M. Reitsma.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV als zorgvuldig beoordeeld. De verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben de medische gegevens van de eiseres bestudeerd en kwamen tot de conclusie dat de eiseres niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet voldoende medische onderbouwing had geleverd voor haar stelling dat zij niet in staat was om (veelvuldig) klantcontacten te hebben, ondanks haar ADD. De rechtbank concludeerde dat de functies die het UWV had geselecteerd voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid, passend waren voor de eiseres.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van de eiseres op 13,17% was vastgesteld, terwijl er pas recht op een WIA-uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 9 april 2021, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6988 WIA

uitspraak van 9 april 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 13 mei 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen per 4 februari 2020.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 26 februari 2021.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar vader, [naam vader eiseres] . Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Reitsma.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres werkte als financieel administratief medewerkster voor 20 uur per week (2,5 dag) via een uitzendbureau. Zij ontvangt sinds 1 februari 2017 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Tijdens WW heeft zij van maart tot en met augustus 2017 een tijdelijk dienstverband gehad van 7 uur per week als administratief medewerkster. Zij heeft zich per 6 februari 2018 vanuit de WW ziekgemeld vanwege toegenomen klachten aan haar rechterhand (dystrofie sinds 2012/2013) en nek- en schouderklachten.
Bij besluit van 8 mei 2018 is aan eiseres een uitkering toegekend op grond van de Ziektewet (ZW). Na een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) is de ZW-uitkering beëindigd. Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres daartegen is de ZW-uitkering weer voortgezet.
Bij besluit van 21 januari 2020 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd per 4 februari 2020 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 4 februari 2020.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts b&b heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd. Zij onderschrijft in haar rapport van 23 maart 2020 de door de primaire verzekeringsarts vastgestelde beperkingen aan de rechter (dominante) hand. De conclusie van de verzekeringsarts is volgens de verzekeringsarts b&b gebaseerd op de in het dossier aanwezige gegevens, de anamnese en het zorgvuldig uitgevoerd en voldoende uitgebreid medisch onderzoek. De verzekeringsarts b&b ziet in het ingediende bezwaar geen aanleiding anders te oordelen. Eiseres heeft geen hoorzitting gewenst en heeft geen door medische stukken onderbouwde feiten ingebracht. Uitgegaan moet worden van het medisch objectiveerbare deel van de klachten en niet van de subjectieve beleving door eiseres. De verzekeringsarts heeft bij de EZWB geoordeeld dat eiseres niet beperkt geacht wordt ten aanzien van klantencontacten. Dat is in deze procedure niet anders, nu de verzekeringsarts bij het psychisch onderzoek geen duidelijke afwijkingen heeft waargenomen en eiseres niet in behandeling is voor psychische klachten. Eiseres is bekend met ADD en de voorgeschreven medicatie (Ritalin) helpt. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 6 januari 2020. De vastgestelde beperkingen zijn gelijk aan die in de FML van 3 mei 2019.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat haar belastbaarheid niet juist is vastgesteld. Zij is niet in staat werk te verrichten waarbij (veelvuldig) rechtstreeks contact met klanten vereist is. Dit betreft een karaktereigenschap en heeft te maken met haar persoonlijkheid, maar heeft ook een onderliggende psychische oorzaak. Psychiater [naam psychiater] heeft in 2007 vastgesteld dat eiseres ADD heeft, en het UWV weet dat. Het UWV hoort ook te weten dat volwassenen met ADD vaak moeite hebben met het verwerken van indrukken en prikkels van buitenaf. Ten onrechte wordt gesteld dat eiseres haar standpunt met medische gegevens moet onderbouwen. In haar dossier bij het UWV zitten namelijk voldoende gegevens waaruit volgt dat zij aanvullend beperkt is ten aanzien van (veelvuldig) klantencontacten en/of conflicten oplossen. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst eiseres naar eerdere rapportages van verzekeringsartsen, het rapport WPV van 10 april 2020 van [naam UWV trainer / loopbaanbegeleider] (UWV trainer/ loopbaanbegeleider) en het rapport Persoonlijkheid, Werkwaarden, Interesses van 13 februari 2017 van [naam UWV adviseur] (UWV adviseur Intensieve Dienstverlening Wajong en WW).
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De stelling van eiseres dat sprake was van een kort gesprek bij de verzekeringsartsen, maakt niet dat het onderzoek onvoldoende zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages blijkt dat de verzekeringsartsen bij eiseres een psychisch- en lichamelijk onderzoek hebben verricht. Daarbij is vervolgens toegespitst op de door eiseres gestelde klachten. Eventuele lichamelijke klachten die zij niet heeft benoemd, hoefden dan ook niet te worden onderzocht.
Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder dystrofie en pijn aan rechterhand en ADD. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de overgelegde rapportage van de verzekeringsarts van het UWV van 20 augustus 2002 ziet op een eerdere WAO-beoordeling. Op dat moment was sprake van depressieve klachten. In het rapport van de verzekeringsarts van 7 maart 2019 wordt in een samenvatting verwezen naar het WAO-verleden van eiseres. Bij de eigen overweging heeft de verzekeringsarts echter geoordeeld dat eiseres niet beperkt wordt geacht ten aanzien van klantcontacten. In de overgelegde pagina’s van de twee rapporten inzake ‘werken aan perspectief’ van februari 2017 en april 2020 is vermeld dat eiseres geen behoefte heeft aan mensen om zich heen, dat contact met onbekenden afschrikt en dat zij soms niet handig reageert op gevoelens van anderen. Dat zijn karakter- en persoonlijkheidseigenschappen die van belang kunnen zijn bij het zoeken naar een gewenste/geschikte baan. Uit deze rapportages kan niet worden opgemaakt dat eiseres medisch gezien niet in staat is om (veelvuldig) contacten aan te gaan of conflicten op te lossen. Aan de door eiseres overgelegde stukken kan dus niet de waarde worden toegekend die eiseres eraan toegekend wenst te zien.
De stelling van eiseres dat het UWV hoort te weten dat volwassenen met ADD vaak moeite hebben met het verwerken van indrukken en prikkels van buitenaf en dat zij hierover geen stukken hoeft over te leggen, kan niet worden gevolgd. Het UWV erkent dat eiseres ADD heeft. Dat volwassenen met ADD in zijn algemeenheid bepaalde klachten hebben, betekent echter nog niet dat eiseres hier dusdanig last van heeft dat zij op dit punt beperkt zou moeten worden geacht voor arbeid. De verzekeringsartsen zijn van mening dat dit niet het geval is en dat de Ritalin helpt. Eiseres heeft geen medische stukken ingebracht waaruit de door haar gestelde beperkingen blijken, en die moeten leiden tot een ander oordeel.
Niet gebleken is dat in de FML van 6 januari 2020 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies niet langer geschikt geacht: de functies van hulpmedewerker apotheek en apotheekmedewerker (beide Sbc-code 271171). Vervolgens zijn de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: servicemedewerker (Sbc-code 342024), parkeercontroleur (Sbc-code 342022), ontbijtmedewerker (Sbc-code 111080) en parkinghost in parkeergarage (Sbc-code 261011). De functie van parkeercontroleur is geschikt, omdat de controlerondes worden gelopen en niet gereden. Daarnaast wordt opgemerkt dat inzake de gevergde bekwaamheden voor de geduide functies geen sprake mag zijn van hogere, maar wel van lagere bekwaamheidseisen (opleidingseisen) dan waarover eiseres beschikt.
5.2
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiseres aangevoerd dat in alle geduide functies sprake is van klantcontact en/of conflicthantering. Daarom vindt eiseres dat alle functies moeten vervallen. Ook kan zij met haar rechterhand niets en is zij niet in staat om privé haar huishoudelijk werk te verrichten. Ten aanzien van de geduide functies heeft zij aangegeven welke gevraagde handelingen zij niet kan uitvoeren, namelijk:
- Suppoost museum: bezoekers aanspreken bij ontoelaatbaar gedrag, publiek verwijzen naar de verschillende zalen, omgaan met conflicten (5 tot 10x per dag), pleisters plakken bij EHBO-taak en jas aanpakken van bezoeker en ophangen.
- Parkeercontroleur: hanteren printer en handheld computer, omgaan met conflicten (welke elke dag discussie), krijgt van burgers vragen, burgers aanspreken op overlast, kenteken scannen, bonnetje onder de ruitenwisser plaatsen, en elkaar bijstaan in conflictsituaties.
- Bar-, buffet en kantinebediende: veelvuldig contact met gasten, dranken serveren, opruimen vies servies, bestek en glazen, het restaurant schoonmaken (stofzuigen), het buffet poetsen, veelvuldig tillen (tot 15 kilo), verplaatsen van volle rolcontainers van magazijn naar keuken, en diverse andere handelingen.
- Parkinghost: schoonvegen met een bezem, storingen verhelpen (lampen vervangen en klein gereedschap hanteren), klanten te woord staan, openen prullenbakken en verwijderen vuilniszakken, TL-lampen vervangen, onbevoegde personen weren, problemen oplossen.
In het verweerschrift is door het UWV slechts in zijn algemeenheid gesteld dat de belastingen in de geduide functies geen overschrijdingen opleveren. Ten onrechte is niet ingegaan op haar concrete bezwaren tegen de geduide functies, zo stelt eiseres.
5.3.
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 20 januari 2020 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 8 mei 2020
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist. Andere beperkingen zijn niet aangenomen in de FML. De arbeidsdeskundige b&b heeft na signalering op bepaalde items voldoende gemotiveerd dat de gevraagde handelingen (bv. ten aanzien van hand/vingergebruik of getordeerd actief zijn) binnen de bandbreedte van de FML blijven en dus dat eiseres deze handelingen kan verrichten.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 13,17%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid. Nu pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 4 februari 2020.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Er is geen reden een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 9 april 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.