In deze zaak hebben verzoekers, eigenaren van een pand in Breda, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Dit besluit, genomen op 5 januari 2021, houdt in dat aan verzoekers een last onder dwangsom is opgelegd om het pand terug te brengen naar de situatie waarvoor in 1923 een vergunning is verleend. De voorzieningenrechter heeft op 13 april 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen. De verzoekers hebben aangevoerd dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en dat er geen zorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden. Het college heeft echter gesteld dat de huidige situatie in strijd is met het bestemmingsplan en dat handhaving noodzakelijk is. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het pand is gesplitst in drie zelfstandige wooneenheden, wat in strijd is met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen concreet zicht op legalisering bestaat en dat de last onder dwangsom terecht is opgelegd. De verzoekers hebben ook aangevoerd dat de begunstigingstermijn te kort is, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat deze termijn voldoende ruim is. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.