ECLI:NL:RBZWB:2021:1676

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 april 2021
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
AWB- 20_8126
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van beroepskwalificaties voor leraar voortgezet onderwijs in het vak Engels

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 april 2021, wordt het beroep van eiser, die erkenning vraagt voor zijn beroepskwalificatie als leraar voortgezet onderwijs in het vak Engels, behandeld. Eiser had eerder een aanvraag ingediend bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die deze aanvraag op 5 december 2019 had afgewezen. De minister verklaarde het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing ongegrond in een besluit van 23 juli 2020. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 18 maart 2021 was eiser aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de minister was afwezig door een ongeval. De rechtbank besloot de zitting toch door te laten gaan. Eiser had in Spanje een opleiding gevolgd en stelde dat deze gelijkwaardig was aan een Nederlandse masteropleiding. De minister betwistte dit en stelde dat de opleiding van eiser niet voldeed aan de eisen voor erkenning in Nederland.

De rechtbank oordeelde dat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom de aanvraag van eiser niet kon worden goedgekeurd. De rechtbank concludeerde dat eiser niet de mogelijkheid had gekregen om een aanpassingsstage of proeve van bekwaamheid te doen, wat in strijd was met de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8126 BELEI

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam 1] , eiser,

en

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 5 december 2019 (primaire besluit) heeft de minister de aanvraag van eiser om erkenning te verlenen van de beroepskwalificatie van leraar voortgezet onderwijs in het vak Engels (eerstegraads) afgewezen.
In het besluit van 23 juli 2020 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is behandeld op de zitting van de rechtbank op 18 maart 2021.
Hierbij was eiser aanwezig. [naam vertegenwoordiger] , die de minister zou vertegenwoordigen, heeft een paar uur voor aanvang van de zitting laten weten dat zij ten gevolge van een ongeval niet aanwezig kon zijn. Dit bericht is niet verder vervolgd of geconcretiseerd. Na een afweging van alle betrokken belangen heeft de rechtbank besloten dat de zitting zou doorgaan.

Overwegingen

1.
Feiten
In het schooljaar 2017/2018 heeft eiser aan de [naam school 1] , in [plaatsnaam 2] in Spanje, de opleiding Enseñanza del Inglés como Lengua Extranjera, oftewel lesgeven in het Engels als vreemde taal, gevolgd. In juni 2018 heeft eiser deze opleiding succesvol afgerond.
Op 2 september 2019 heeft eiser een aanvraag ingediend bij de minister om erkenning te verlenen van de beroepskwalificatie van leraar voortgezet onderwijs in het vak Engels (eerstegraads).
In het primaire besluit van 5 december 2019 heeft de minister de aanvraag van eiser afgewezen.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Eiser heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn bezwaar nader toe te lichten tijdens een hoorzitting.
Naar aanleiding van het bezwaar van eiser heeft de minister advies gevraagd aan Nuffic, de Nederlandse organisatie voor internationalisering in onderwijs. Op 24 juni 2020 heeft Nuffic een advies uitgebracht. Op basis van de overgelegde stukken concludeert Nuffic dat eiser in Spanje niet bevoegd is om les te geven in het reguliere voortgezet onderwijs.
In het bestreden besluit heeft de minister het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.
Geschil
Tussen partijen is in geschil of de minister de aanvraag van eiser om hem een eerstegraads onderwijsbevoegdheid als leraar voortgezet onderwijs in het vak Engels te verlenen terecht heeft afgewezen.
3.
Wettelijk kader
De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
4.
Beoordeling
4.1
Eiser stelt dat de minister zijn aanvraag om een eerstegraads onderwijsbevoegdheid als leraar voortgezet onderwijs in het vak Engels ten onrechte heeft afgewezen. Daartoe heeft eiser aangevoerd dat uit een rapport van Nuffic over het onderwijssysteem in Spanje blijkt dat de door hem behaalde Máster Universitario gelijkwaardig is aan een mastergraad in het wo of hbo in Nederland. Volgens eiser komt het programma van de opleiding overeen met dat van bijvoorbeeld de [naam school 2] . Daarbij wijst eiser erop dat hij buitengewoon gepresteerd heeft op de opleiding (gemiddeld 9,97) en dat hij daarvoor een onderscheiding heeft ontvangen. Verder voert eiser aan dat hij een document opgesteld door het ministerie van onderwijs in Madrid heeft overgelegd (mevrouw [naam betrokkene 1] ), almede een verklaring van de voorzitter van de door hem gevolgde master (de heer [naam betrokkene 2] ), waaruit blijkt dat hij bevoegd is om les te geven aan bovenbouw leerlingen en dat de opleiding zich prima verhoudt tot een Nederlandse opleiding.
4.2
De minister stelt dat voor een erkenning aan twee voorwaarden moet zijn voldaan, namelijk:
(1) eiser moet in het buitenland bevoegd zijn voor hetzelfde beroep, waaronder in Nederland vergelijkbare werkzaamheden moeten vallen (artikel 3 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties) en
(2) eiser moet een buitenlandse opleiding gevolgd hebben die niet wezenlijk verschilt van de Nederlandse opleiding die nodig is voor onderwijsbevoegdheid (artikel 11 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties).
De minister voert aan dat uit het advies van Nuffic van 24 juni 2020 blijkt dat de door eiser gevolgde opleiding in Spanje toegang geeft tot het beroep van docent Engels als vreemde taal aan tweetalige scholen, leeftijdscategorie vermoedelijk 12 tot 18 jaar. De minister stelt dat Engels als vreemde taal in Nederland echter geen algemeen gebruikelijk vak is, in tegenstelling tot het vak Engels. Het door eiser behaalde getuigschrift biedt volgens de minister dus geen toegang tot het beroep van docent Engels in het reguliere voortgezet onderwijs in Nederland. Dit kan volgens de minister ook niet worden afgeleid uit de door eiser overgelegde verklaring van het ministerie van onderwijs in Madrid. De rechtbank begrijpt dat de minister hiermee stelt dat niet aan de eerste voorwaarde wordt voldaan.
4.3
Uit het dossier blijkt dat de minister eiser in een e-mail van 2 juli 2020 heeft bericht dat uit het advies van Nuffic was gebleken dat zijn getuigschrift van de [naam school 1] geen toegang biedt tot het beroep van docent Engels in het regulier voortgezet onderwijs. In deze brief stelt de minister eiser nog éénmaal in de gelegenheid bewijsstukken in te zenden waaruit blijkt dat hij wel formeel bevoegd is om in Spanje het vak Engels in het voortgezet onderwijs te onderwijzen. De minister stelt dat eiser daarbij moet denken aan een verklaring van het Spaanse ministerie van onderwijs of een verklaring van de Spaanse onderwijsinstelling. Hieruit moet ook blijken voor welke leeftijdscategorie eiser bevoegd is.
Vervolgens heeft eiser per e-mail van 15 juli 2020 een verklaring van [naam directeur] , adjunct-directeur-generaal van het ministerie van onderwijs en jeugd in de gemeente Madrid, aan de minister doen toekomen. Eiser heeft in dat verband toegelicht dat het onderwijs in Spanje is gedecentraliseerd en dat de verantwoordelijkheid is overgeheveld naar de verschillende gemeenten. In de overgelegde verklaring staat onder meer “That the University Master’s (..) qualifies its holder to teach advanced English in all secondary education schools (..) of het Community of Madrid. (..) Secondary school students are aged between 12 and 18.” De rechtbank maakt hieruit op dat eiser bevoegd is om Engels voor gevorderden te doceren in het voorgezet onderwijs aan leerlingen tussen de 12 en 18 jaar oud. Dit impliceert naar het oordeel van de rechtbank dat het gaat om leerlingen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs.
4.4
De rechtbank overweegt dat eiser met het overleggen van voormelde verklaring heeft voldaan aan wat hem door de minister in de e-mail van 2 juli 2020 is verzocht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister gelet hierop onvoldoende gemotiveerd waarom hij toch van mening is dat eiser hiermee niet voldoende bewijs heeft geleverd van het feit dat hij bevoegd is om in Spanje het vak Engels in het voortgezet onderwijs te onderwijzen.
In het bestreden besluit lijkt een extra weigeringsgrond te worden opgeworpen, namelijk dat eiser enkel bevoegd zou zijn om Engels als vreemde taal te doceren in het voortgezet onderwijs, maar niet om het algemeen gebruikelijke vak Engels waar de aanvraag op ziet te onderwijzen. Deze weigeringsgrond is naar het oordeel van de rechtbank bovendien niet overtuigend, gelet op het feit dat in het onderwijs in de Engelse taal in Nederland geen onderscheid wordt gemaakt tussen Engels en Engels als vreemde taal. De minister heeft niet gemotiveerd waarom geen sprake is van hetzelfde beroep en waarom de werkzaamheden van een docent Engels in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs in Nederland niet vergelijkbaar zijn met de werkzaamheden van een docent Engels als vreemde taal in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs in Spanje.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat in het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd waarom een eerstegraads onderwijsbevoegdheid als leraar voortgezet onderwijs in het vak Engels niet aan eiser kan worden verleend.
4.5
Tot slot merkt de rechtbank op dat ter zitting is gebleken dat eiser niet de mogelijkheid is geboden om een aanpassingsstage of een proeve van bekwaamheid te doen zoals bedoeld in artikel 11 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties. Als de minister van mening is dat wel sprake is van wezenlijke verschillen tussen de beroepen en/of werkzaamheden, ligt het naar het oordeel van de rechtbank op zijn weg om te bekijken of er op basis van dit artikel mogelijkheden zijn voor eiser om toch aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een erkenning te kunnen voldoen.
5.
Conclusie
5.1
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens een motiveringsgebrek. De minister zal daarom een nieuw besluit moeten nemen op het bezwaar van eiser, rekening houdend met deze uitspraak.
5.2
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet de minister aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
5.3
De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiser gemaakte proceskosten van
€ 78,65 voor de officiële vertaling van de verklaring van [naam directeur] .

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de minister op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 178,00 aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 78,65.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. C.F.E.M. Mes, griffier, op 7 april 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

BIJLAGE

Wettelijk kader
Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties
Artikel 3. Hetzelfde beroep
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt het beroep dat de migrerende beroepsbeoefenaar in een betrokken staat wenst uit te oefenen, aangemerkt als hetzelfde als dat waarvoor hij in de betrokken staat van oorsprong of herkomst de kwalificaties bezit, indien daaronder vergelijkbare werkzaamheden vallen.
Artikel 5. Erkenning beroepskwalificaties
1. Onze minister die het aangaat kan erkenning van beroepskwalificaties verlenen aan een migrerende beroepsbeoefenaar die in Nederland toegang tot of uitoefening van een gereglementeerd beroep wenst op basis van beroepskwalificaties die in een andere betrokken staat verplicht zijn gesteld voor toegang tot of uitoefening van dat beroep.
(..)
Artikel 6. Vereisten erkenning beroepskwalificaties
1. Onze minister die het aangaat verleent erkenning van beroepskwalificaties indien de migrerende beroepsbeoefenaar in het bezit is van een opleidingstitel die of een door het bevoegd gezag in een andere betrokken staat dan Nederland afgegeven bekwaamheidsattest dat blijk geeft van een beroepskwalificatieniveau, bedoeld in artikel 9, dat in de andere betrokken staat verplicht wordt gesteld aan de uitoefening van het betrokken beroep.
Artikel 11. Compenserende maatregelen
1. Onze minister die het aangaat kan eisen dat de migrerende beroepsbeoefenaar een aanpassingsstage van ten hoogste drie jaar doorloopt of een proeve van bekwaamheid aflegt, indien:
a. de door de migrerende beroepsbeoefenaar gevolgde opleiding betrekking heeft op vakken die wezenlijk verschillen van de vakken die worden bestreken door de in Nederland vereiste opleiding, of
b. het in Nederland gereglementeerde beroep een of meer gereglementeerde beroepswerkzaamheden omvat die niet bestaan in hetzelfde beroep in de betrokken staat van oorsprong of herkomst van de migrerende beroepsbeoefenaar, en dit verschil wordt gekenmerkt door een opleiding die in Nederland is vereist en betrekking heeft op vakken die wezenlijk verschillen van de vakken die vallen onder het bekwaamheidsattest of de opleidingstitel van de migrerende beroepsbeoefenaar.
(..)