In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 april 2021, wordt het beroep van eiser, die erkenning vraagt voor zijn beroepskwalificatie als leraar voortgezet onderwijs in het vak Engels, behandeld. Eiser had eerder een aanvraag ingediend bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die deze aanvraag op 5 december 2019 had afgewezen. De minister verklaarde het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing ongegrond in een besluit van 23 juli 2020. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 18 maart 2021 was eiser aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de minister was afwezig door een ongeval. De rechtbank besloot de zitting toch door te laten gaan. Eiser had in Spanje een opleiding gevolgd en stelde dat deze gelijkwaardig was aan een Nederlandse masteropleiding. De minister betwistte dit en stelde dat de opleiding van eiser niet voldeed aan de eisen voor erkenning in Nederland.
De rechtbank oordeelde dat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom de aanvraag van eiser niet kon worden goedgekeurd. De rechtbank concludeerde dat eiser niet de mogelijkheid had gekregen om een aanpassingsstage of proeve van bekwaamheid te doen, wat in strijd was met de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.