ECLI:NL:RBZWB:2021:1673

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7001
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing UWV over WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 april 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van het UWV. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd, welke door het UWV was toegekend per 30 juli 2019, met een vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 41,94%. Eiseres was van mening dat deze beoordeling onjuist was en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna eiseres beroep instelde bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 17 maart 2021 waren eiseres, haar echtgenoot en een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen van het UWV beoordeeld, waarin werd geconcludeerd dat eiseres beperkingen ondervond door rugklachten, maar dat zij in staat was om bepaalde werkzaamheden te verrichten. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapportages voldoende onderbouwd waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de functies die aan eiseres zijn voorgelegd, passend zijn gezien haar medische situatie. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid op 41,94% heeft vastgesteld en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7001 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [naam woonplaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 23 januari 2020 (primair besluit) heeft het UWV aan eiseres een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekend per 30 juli 2019.
In het besluit van 8 mei 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 17 maart 2021.
Hierbij waren aanwezig eiseres, haar echtgenoot en mr. M. Reitsma namens het UWV.

Overwegingen

Eiseres is voor 24,35 uur per week werkzaam geweest als commercieel medewerker bij [naam werkgever] te Breda tot 1 september 2015 toen zij vanwege bedrijfseconomische omstandigheden voor een deel werkloos werd. Bij besluit van 2 september 2015 heeft het UWV aan eiseres een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet toegekend. Vanuit die situatie heeft eiseres zich per 1 augustus 2017 ziek gemeld vanwege rugklachten.
Nadat het UWV eiseres 104 weken een uitkering ingevolge de Ziektewet had toegekend heeft het UWV bij het primaire besluit aan eiseres een WIA-uitkering toegekend met ingang van 30 juli 2019 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 41,94%. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 30 juli 2019 heeft vastgesteld op 41,94%.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft het dossier bestudeerd en eiseres gezien op zijn spreekuur van 21 oktober 2019. Hij heeft gerapporteerd dat eiseres een chronisch rugprobleem kent waardoor haar dagelijks activiteiten verschralen. Eiseres gebruikt de nodige aanpassingen om beter te kunnen functioneren met haar rug als: gebruik van een swopper, situaties creëren dat ze voldoende eigen regelmogelijkheden heeft om van houding te kunnen veranderen, warmteapplicatie en zorgen voor de nodige beweging. Verder gebruikt eiseres pijnmedicatie.
De verzekeringsarts acht de relatie ziekte, beperking en handicap duidelijk. Het geheel is volgens hem consistent en plausibel en er zijn genoeg objectieve gegevens om uit te gaan van verminderde functionele mogelijkheden. Hij acht haar aangewezen op gangbare werkzaamheden rekening houdend met de gedocumenteerde medische problematiek: geen grove trilbelasting op de rug; buigen beperkt, beperkt in frequent buigen, duwen/trekken niet boven de maximaal gestelde norm, tillen/dragen maximaal 5 kg, incidenteel 10 kg, beperkt in het frequent hanteren van zware lasten tijdens het werk, voldoende kunnen afwisselen in het lopen, staan en zitten, overigens lopen en staan beperkt, zitten licht beperkt. Voorts is het gebogen/getordeerd actief maximaal tot aan de gestelde norm; er is geen indicatie voor een urenbeperking in het arbeidspatroon als wordt gekeken naar de daartoe bestaande criteria. Eiseres volgt geen dagbehandeling, is niet opgenomen (verminderd beschikbaar) en er is geen sprake van een slepende ziekte met energetisch verval in de dag.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft de verzekeringsarts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 16 december 2019.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts B&B] heeft het dossier van eiseres bestudeerd en deelgenomen aan de telefonische hoorzitting van 17 april 2020. In haar rapportage van 21 april 2020 heeft zij gesteld dat in eerste instantie na de hernia operatie goed herstel volgde, maar later bleek een recidief, waarvoor eiseres nogmaals werd geopereerd. De daarmee ontstane klapvoet is na therapie en trainen goeddeels hersteld, maar de pijn is gebleven. De klachten lijken het gevolg van littekenweefsel in het operatiegebied met prikkeling van een zenuw. Het is daarbij volgens [naam verzekeringsarts B&B] reëel dat bij zitten in een hoek van 90 graden de zenuw geprikkeld wordt en pijn geeft. Dat past ook bij het gebruik door eiseres van een swopper om op te zitten met een andere zithoek dan 90 graden. De primaire verzekeringsarts gaf volgens de verzekeringsarts b&b aan dat eiseres met gestrekte benen op de onderzoeksbank kan zitten, dus de hoek kan zij wel maken. Zij kan dus een normale zithouding aannemen. Gelet op het voorgaande acht [naam verzekeringsarts B&B] het van belang dat eiseres die houding niet langdurig aaneengesloten dient vol te houden. Daarom wordt zitten meer beperkt geacht en in de FML aangepast naar maximaal 30 minuten aaneengesloten.
De claim van eiseres niet langer dan twee uren te kunnen zitten op een dag acht de verzekeringsarts b&b niet aannemelijk gemaakt en past volgens haar niet bij de aanwezige medische problematiek en het dagverhaal van eiseres. De duur van het zitten tijdens het werk past de verzekeringsarts b&b daarom niet aan.
Eiseres claimt verder concentratieproblemen en problemen met het vinden van woorden en relateert dit aan haar medicatie. Tijdens het spreekuur met de primaire verzekeringsarts werden die problemen niet waargenomen en ook niet tijdens het telefonisch contact dat de verzekeringsarts b&b met eiseres had. Daarbij wijst [naam verzekeringsarts B&B] er op dat het mogelijk voor eiseres zo voelt, omdat het voorheen beter lukte, maar dat dit niet maakt dat de normaalwaarde wordt overschreden.
Met de stelling nauwelijks mogelijkheden te zien de uren die ze nu werkt uit te breiden claimt eiseres een urenbeperking, maar de primaire verzekeringsarts had al aangegeven dat eiseres niet voldoet aan de criteria voor een urenbeperking en de verzekeringsarts b&b sluit zich daarbij aan. Eiseres volgt geen dusdanig intensieve therapie dat zij hierdoor niet meer beschikbaar is. Zij heeft geen aandoeningen die gepaard gaan met een ernstige mate van verlies aan energie of een sterk verhoogde behoeft aan recuperatie. Daarbij wijst [naam verzekeringsarts B&B] er op dat als de belasting door arbeid voldoet aan de beschreven belastbaarheid, er geen reden is op voorhand overbelasting aan te nemen bij een full time dienstverband.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft de verzekeringsarts b&b met de aanvulling zoals door haar aangegeven, neergelegd in de FML van 21 april 2020.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij onvoldoende beperkt wordt geacht op statische houdingen en werktijden. Zij kan niet meer dan 2 uren per dag zitten en als gevolg van haar medicatie niet ’s nachts werken. Ondanks de zenuwpijn kan zij zeven uren per week werken, maar zeker geen 8 uren per dag. Zij acht daarom een urenbeperking noodzakelijk.
4.3
Oordeel rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder niet alleen de been- en rugklachten maar ook de door eiseres gestelde cognitieve klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in de FML van 21 april 2020.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: documentalist cargo service (Sbc-code 484010), medewerker klantenservice (Sbc-code 315150) en medewerker back office (Sbc-code 532040).
5.2
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 6 mei 2020
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 41,94%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 30 juli 2019 heeft vastgesteld op 41,94%.
7.
Conclusie
Het beroep wordt dan ook ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 1 april 2021, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.