ECLI:NL:RBZWB:2021:1634

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
AWB- 21_563 PKV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 april 2021 uitspraak gedaan op het verzoek van een verzoeker om veroordeling in de proceskosten. De verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren, dat betrekking had op de herziening, intrekking en terugvordering van zijn bijstandsuitkering. Tijdens de beroepsprocedure had Orionis een dwangbevel uitgevaardigd, waarin de verzoeker werd opgedragen een terugvorderingsbedrag van € 70.994,13 te betalen. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, maar trok dit verzoek later in, met de vraag om proceskostenveroordeling voor Orionis.

De voorzieningenrechter overwoog dat, hoewel Orionis gedeeltelijk tegemoet was gekomen aan de verzoeker door af te zien van executieverkoop van zijn woning en goederen, de verzoeker niet de juiste procedure had gevolgd om het dwangbevel aan te vechten. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende aanleiding was om Orionis te veroordelen in de proceskosten, omdat de verzoeker niet had geprobeerd om in overleg met Orionis tot een oplossing te komen voordat hij het verzoek om voorlopige voorziening indiende. Ook werd er geen aanleiding gezien om het door de verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden. Uiteindelijk werd het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen.

Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/563 PW VV
uitspraak van 2 april 2021 van de voorzieningenrechter op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [woonplaats verzoeker] , verzoeker,

gemachtigde: mr. R. Wouters
en

Het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 8 juli 2020 (bestreden besluit) van verweerder inzake de herziening, intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering.
Hangende beroep heeft Orionis bij besluit van 20 januari 2021 een dwangbevel uitgevaardigd, waarbij verzoeker is meegedeeld dat hij binnen vijf dagen het nog openstaande terugvorderingsbedrag van € 70.994,13 aan Orionis dient te betalen. Verzoeker is meegedeeld dat het dwangbevel een executoriale titel oplevert, inhoudende dat Orionis zonder vonnis van een rechter beslag kan leggen op zijn inkomen of zijn bezittingen.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 4 februari 2021 heeft Orionis meegedeeld dat er niet tot executieverkoop van de woning en andere goederen van verzoeker zal worden overgegaan totdat de rechtbank in eerste aanleg uitspraak heeft gedaan in de beroepszaak over de terugvordering (zaaknummer 20/8002 PW). Om te voorkomen dat er goederen worden vervreemd in afwachting van de behandeling van de beroepszaak, houdt Orionis het recht voor bewarend beslag te leggen.
Vervolgens heeft verzoeker het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, met het verzoek Orionis te veroordelen in de proceskosten.
In reactie heeft Orionis meegedeeld geen aanleiding of noodzaak te zien voor een proceskostenveroordeling.
De voorzieningenrechter heeft, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang bezien met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit de brief van 4 februari 2021 dat Orionis in ieder geval gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen, door hangende de beroepsprocedure in de zaak 20/8002 PW af te zien van executieverkoop van de woning en andere goederen van verzoeker. Vast staat echter ook dat verzoeker, voordat een verzoek om voorlopige voorziening werd ingediend, geen contact heeft gezocht met Orionis om te bekijken wat de mogelijkheden waren om de uitvoering van het dwangbevel op te schorten. Ook staat vast dat verzoeker bij het opkomen tegen het dwangbevel, niet de daartoe geëigende weg heeft gevolgd. Zoals onder het dwangbevel staat vermeld, had hij in verzet kunnen gaan bij de kantonrechter. Gelet op deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter onvoldoende aanleiding om Orionis te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Het verzoek daartoe zal dan ook worden afgewezen.
3. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter evenmin aanleiding om Orionis te veroordelen tot vergoeding van het door verzoeker betaalde griffierecht.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier op 2 april 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.