4.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Verdachte heeft dit feit bekend, daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, waarbij nog wordt opgemerkt dat wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, - tenzij anders vermeld - een pagina wordt bedoeld van het eindproces-verbaal (28 bladzijden) met bijlagen (doorgenummerd van ZD1 t/m ZD 249), met dossiernummer LEFC920007 en onderzoeksnaam 26RedLion van de Politie Landelijke Eenheid, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van het volgende:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 23 maart 2021, inhoudende dat hij op 10 april 2020 in de Volkswagen Passat met kenteken [kenteken 1] een geldbedrag, dat in de verborgen ruimte in die auto zat, naar Breda gebracht heeft, dat geldbedrag in een loods uit zijn auto heeft gehaald en aan iemand heeft afgegeven;
- het proces-verbaal bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , pagina’s ZD 1 en ZD 2;
- het proces-verbaal bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , pagina’s ZD 10 t/m 15;
- het proces-verbaal bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , pagina’s ZD 6
t/m 8;
- het proces-verbaal bevindingen m.b.t. het tellen van het geldbedrag van € 797.690,-, pagina ZD 28;
- het proces-verbaal van bevindingen m.b.t. het financieel onderzoek en het onderzoek witwassen, als bijlage gevoegd bij het eind-proces-verbaal, pagina’s FIN 1 t/m FIN 9.
Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander genoemd geldbedrag van € 797.690,- heeft witgewassen door dit geldbedrag samen en in vereniging op het Hazepad te verplaatsen in de VW Transporter en dat hij het bedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad en overgedragen. Ook al was verdachte geen inzittende van de VW Transporter, hij kan wel als medepleger van dit feit worden aangemerkt, omdat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de bestuurder van de VW Transporter, medeverdachte [medeverdachte] . Verdachte heeft namelijk het genoemde geldbedrag naar Breda gebracht, het geld in de loods uit zijn auto gehaald, samen met de bestuurder van de VW Transporter, medeverdachte [medeverdachte] , het geld geteld en dit geldbedrag uiteindelijk aan [medeverdachte] afgegeven, waarna [medeverdachte] het geldbedrag in de VW Transporter heeft geplaatst en met dat voertuig over het Hazepad heeft gereden.
De rechtbank acht daarmee ook bewezen dat verdachte wist dat dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor wat betreft de wetenschap bij verdachte dat het geldbedrag geheel of gedeeltelijk afkomstig was van enig misdrijf, overweegt de rechtbank het volgende.
In het onderhavige opsporingsonderzoek is een aantal witwastypologieën vastgesteld, te weten:
- het voorhanden hebben van grote hoeveelheden contant geld, zonder noodzaak daartoe op
grond van bedrijf of beroep;
- ongebruikelijke wijze van transport (verstoppen van contanten in verborgen ruimte in auto);
- het fysiek vervoeren van grote bedragen in contanten wat een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich brengt;
- het feit dat de verdachte iets weigert te verklaren over de herkomst van het geld.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hadden een contant geldbedrag van € 797.690,- voorhanden. Los van het feit dat de voornoemde wijze van transporteren van contant geld
ongebruikelijk is, liepen beiden een aanzienlijk veiligheidsrisico door zoveel contant geld bij zich te hebben. Een risico dat kennelijk de moeite waard was om te lopen.
Verdachte had daarnaast een crypto-telefoon bij zich. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke telefoons, waarmee versleutelde berichten kunnen worden verstuurd, veelvuldig worden gebruikt in het criminele milieu.
Bovendien is binnen dit onderzoek geen legaal economische verklaring verkregen voor het voorhanden hebben van een geldbedrag van € 797.690,-.
Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden dat sprake is van witwassen van het aangetroffen geldbedrag.
Gelet hierop mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van dit geldbedrag. Verdachte heeft echter geen verklaring willen afleggen over de herkomst van het geld of van wie het geld afkomstig was. Gelet daarop en op de genoemde witwastypologieën, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte dit wist.
Feit 2
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank - met inachtneming van de redenering van de raadsman - niet wettig bewezen dat verdachte feit 2 heeft gepleegd. Zij zal hem dan ook van dit feit vrijspreken.