In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die samen met haar meerderjarige dochter in een woning in Goirle woont, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Goirle om haar woning voor de duur van drie maanden te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde op een politieonderzoek waarbij hennepresten en strijkzakken in de garage van de woning werden aangetroffen, na een anonieme tip. De burgemeester stelde dat de woning werd gebruikt voor de distributie van hennep en dat hij bevoegd was om handhavend op te treden.
Tijdens de zitting op 18 maart 2021 heeft verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde, haar bezwaren tegen het besluit toegelicht. De burgemeester was vertegenwoordigd door een ambtenaar. Verzoekster betwistte de bevoegdheid van de burgemeester om haar woning te sluiten en voerde aan dat er geen bewijs was van drugshandel. De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de burgemeester niet voldoende bewijs had om aan te nemen dat de woning werd gebruikt voor drugshandel. De anonieme meldingen en de eerdere hennepkwekerij op het perceel, die meer dan vijf jaar geleden was aangetroffen, waren onvoldoende om de sluiting te rechtvaardigen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, het besluit van de burgemeester geschorst en bepaald dat de burgemeester het griffierecht en de proceskosten van verzoekster moet vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.