Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 2 april 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiseres] , eiseres,
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
Omvang geschil
Wettelijk kader
Arbeidsmaatstaf
Medische beoordeling
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 2 april 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R. Akkaya, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 28 januari 2020, waarin haar aanspraak op een Ziektewet-uitkering werd beëindigd per 7 oktober 2019. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gehouden op 16 maart 2021 in Breda, waar eiseres aanwezig was en het UWV vertegenwoordigd werd door mr. M. van Zaane.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 21 juni 2016 vanwege psychische klachten niet meer in staat was om te werken. Het UWV had eerder geweigerd om haar een WIA-uitkering toe te kennen en na een ziekmelding op 3 juni 2019, concludeerde het UWV dat eiseres vanaf 7 oktober 2019 weer arbeidsgeschikt was. Eiseres betwistte deze conclusie en voerde aan dat haar medische beperkingen door het UWV werden onderschat.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd. De rapportages van de (verzekerings)artsen gaven aan dat eiseres ondanks haar klachten in staat was om de geduide functies, waaronder die van wikkelaar, uit te oefenen. De rechtbank vond geen aanleiding om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsartsen en concludeerde dat het UWV terecht had geweigerd om eiseres een ZW-uitkering toe te kennen per 7 oktober 2019. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.