ECLI:NL:RBZWB:2021:1587

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
AWB- 20_4871
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres door het UWV

Op 2 april 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R. Akkaya, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 28 januari 2020, waarin haar aanspraak op een Ziektewet-uitkering werd beëindigd per 7 oktober 2019. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gehouden op 16 maart 2021 in Breda, waar eiseres aanwezig was en het UWV vertegenwoordigd werd door mr. M. van Zaane.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 21 juni 2016 vanwege psychische klachten niet meer in staat was om te werken. Het UWV had eerder geweigerd om haar een WIA-uitkering toe te kennen en na een ziekmelding op 3 juni 2019, concludeerde het UWV dat eiseres vanaf 7 oktober 2019 weer arbeidsgeschikt was. Eiseres betwistte deze conclusie en voerde aan dat haar medische beperkingen door het UWV werden onderschat.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd. De rapportages van de (verzekerings)artsen gaven aan dat eiseres ondanks haar klachten in staat was om de geduide functies, waaronder die van wikkelaar, uit te oefenen. De rechtbank vond geen aanleiding om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsartsen en concludeerde dat het UWV terecht had geweigerd om eiseres een ZW-uitkering toe te kennen per 7 oktober 2019. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/4871 ZW

uitspraak van 2 april 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , eiseres,

gemachtigde: mr. R. Akkaya,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 28 januari 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake haar aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 16 maart 2021. Eiseres was daarbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. van Zaane.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest via [naam bedrijf] . Voor dat werk is zij op 21 juni 2016 uitgevallen vanwege psychische klachten.
Bij besluit van 17 mei 2018 heeft het UWV geweigerd per 19 juni 2018 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij besluit van 14 september 2018 heeft het UWV het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld. Bij uitspraak van 22 januari 2020 (met zaaknummer 18/7178) heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Eiseres heeft zich vanuit een werkloosheidsituatie meermalen ziek gemeld. Dit geschil heeft betrekking op de ziekmelding per 3 juni 2019.
Bij besluit van 9 oktober 2019 (primair besluit) heeft het UWV meegedeeld dat eiseres vanaf haar ziekmelding van 3 juni 2019 arbeidsongeschikt is geweest, maar vanaf 7 oktober 2019 weer arbeidsgeschikt is voor haar eigen werk. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres heeft
beëindigd per 7 oktober 2019.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft, wordt onder ‘zijn arbeid’ verstaan: de werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid (artikel 19, vijfde lid, van de ZW).
Heeft er al eerder een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling plaatsgevonden in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) of de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en wordt de verzekerde op een later tijdstip weer arbeidsongeschikt, dan wordt naar vaste rechtspraak onder ‘zijn arbeid’ verstaan één van de geduide functies die gebruikt zijn bij die beoordeling.
4.
Arbeidsmaatstaf
De rechtbank stelt vast dat als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt één van de geduide functies in het kader van de eerdere WIA-procedure, namelijk de functies van productiemedewerker (samenstellen van producten) (Sbccode 111180), wikkelaar (Sbc-code 267053) en samensteller kunststof- en rubberindustrie (Sbc-code 271130).
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapportages van een (verzekerings)arts en een (verzekerings)arts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
[naam arts ] heeft het dossier van eiseres bestudeerd en eiseres onderzocht op het spreekuur. De arts heeft gerapporteerd dat eiseres al jaren psychische klachten heeft op basis van een persoonlijkheidsstoornis NAO en angstklachten. De psychische klachten uiten zich in sterke somatisatie. Bij het duiden van functies in het kader van de WIA-beoordeling in mei 2018 is rekening gehouden met forse beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren, een lichte beperking in reiken en de noodzaak alleen overdag te werken. Eiseres claimt per 3 juni 2019 weer meer klachten te hebben, namelijk pijn in de linkerarm en de nek met uitstraling naar de middelste vingers. De functies die in 2018 zijn geduid, zijn niet belastend voor de armen en nek. In de functies lijkt een goede fijne motoriek en/of tastzin in beide handen vereist. Hierover is overleg gepleegd met een arbeidsdeskundige. Deze geeft aan dat met name de tastzin in duim en wijsvinger voldoende dient te zijn, bijvoorbeeld in de functie van wikkelaar. Aangezien eiseres verminderde tastzin/doofheid claimt voor de middelvinger en ringvinger, acht de arts haar alsnog geschikt voor de geduide functie van bijvoorbeeld wikkelaar.
De geclaimde toename van de psychische klachten werd niet waargenomen op het spreekuur en blijkt ook niet uit informatie van de psycholoog. Gezien het onveranderde beeld en beleid is eiseres ook met de huidige psychische klachten geschikt voor tenminste een van de geduide functies, bijvoorbeeld die van wikkelaar.
5.2
De (verzekerings)arts b&b [naam verzekeringsarts 1] heeft het dossier van eiseres bestudeerd en eiseres gesproken tijdens de hoorzitting. Zijn conclusies worden gedeeld door verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] . De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat er op basis van de informatie van de neuroloog geen zuiver neurologische verklaring is voor de armklachten van eiseres. Er is geen sprake van een zenuwbeknelling vanuit de gevonden nekhernia, noch is er elders sprake van zenuwschade als verklaring van de klachten. Het is volgens de verzekeringsarts b&b aannemelijker dat de klachten functioneel van aard zijn en mogelijk in het kader van een vorm van somatisatie bestaan. Bij dergelijke klachten bestaat geen reden voor het stellen van ernstige fysieke beperkingen.
De verzekeringsarts b&b is het met de primaire arts eens dat de functies die in 2018 werden geduid niet belastend zijn voor nek en/of armen. Wel wordt fijne motoriek en een goede tastzin gevraagd. Uit het dossier blijkt dat eiseres klachten van de tastzin en de motoriek claimt. Deze klachten worden echter niet onderbouwd door de bekende medische gegevens. Dit geldt ook voor de geclaimde toename van klachten op psychisch gebied. Er is dus geen reden om aan te nemen dat op psychisch of fysiek vlak de belastbaarheid van eiseres wordt overschreden door de belasting in de geduide functies.
Eiseres is dus arbeidsgeschikt voor de eerder geduide functies.
5.3
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het UWV haar medische beperkingen onderschat. Dat geldt niet alleen voor de klachten aan haar nek, arm en hand, maar ook voor de psychische klachten. Zij wijst met name op de informatie van de GGZ van 11 september 2019.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de (verzekerings)artsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde lichamelijke en psychische klachten. Dat geldt ook voor de klachten aan de nek, linker arm en hand. In de door eiseres in beroep overgelegde informatie heeft de rechtbank geen aanleiding gevonden om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van de verzekeringsartsen. Daarbij is in aanmerking genomen dat deze informatie bekend was bij de verzekeringsartsen. In deze informatie wordt ook geen bevestiging gevonden voor het standpunt van eiseres dat zij meer beperkt is dan aangenomen door de verzekeringsartsen.
De verzekeringsartsen hebben voldoende gemotiveerd waarom zij van mening zijn dat eiseres, ondanks de door haar ervaren klachten aan nek, arm en hand in staat is om in elk geval de functie van wikkelaar uit te oefenen. De conclusie van de verzekeringsarts b&b dat uit de informatie van de behandelend neuroloog kan worden afgeleid dat de op de MRI aangetoonde nekhernia de klachten aan haar nek, arm en hand niet kan verklaren omdat er geen sprake is van een zenuwbeknelling, acht de rechtbank begrijpelijk en voldoende toegelicht.
De verzekeringsarts b&b heeft voorts voldoende inzichtelijk gemaakt dat de psychische toestand van eiseres niet (substantieel) is verslechterd. Uit de brief van de GGZ van 11 september 2019 volgt niet dat de klachten van eiseres zodanig zijn toegenomen dat dit tot de conclusie moet leiden dat zij de functie van wikkelaar niet meer kan uitoefenen. De GGZ beschrijft ook dat de klachten “nog steeds aanwezig” zijn bij eiseres.
Eiseres heeft er ter zitting nog op gewezen dat na haar ziekmelding op 3 juni 2019 in eerste instantie wel een ZW-uitkering is toegekend. Anders dan eiseres leidt de rechtbank hier niet uit af dat de artsen [naam arts ] en [naam verzekeringsarts 1] haar klachten hebben onderschat. Uit het rapport van [naam arts ] van 4 oktober 2019 blijkt namelijk dat de ziekmelding in eerste instantie is geaccepteerd in afwachting van de uitslag van de onderzoeken bij de neuroloog vanwege de nekklachten. Nadat deze informatie beschikbaar was, bleek dat op grond daarvan niet kon worden geconcludeerd dat er sprake was van een zodanige toename van te objectiveren beperkingen dat de functie van wikkelaar niet langer geschikt is.
6. Geschiktheid voor ‘zijn arbeid’
6.1
Eiseres heeft voorts gesteld dat de geduide functies vanwege de lichamelijke en psychisch klachten niet geschikt voor haar zijn. De functie productiemedewerker textiel is niet geschikt omdat uit de omschrijving blijkt dat er “aan het tempo zal worden gewerkt” nadat zij is ingewerkt. Omdat eiseres alleen werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken kan doen, is deze functie ongeschikt. De stelling dat zij in staat zou zijn tot ‘probleem oplossen’, zoals in de functie wikkelaar wordt vereist, wordt weersproken door de brief van de GGZ van 11 september 2019 waarin is vermeld dat eiseres met concentratie-problemen en vergeetachtigheid te kampen heeft. Ten aanzien van deze functie benadrukt eiseres dat er te weinig naar haar beperkingen is gekeken. In deze functie moet zeer nauwkeurig en geconcentreerd worden gewerkt en dat kan eiseres niet
Daarnaast heeft zij aangevoerd dat de geduide functies niet geschikt zijn omdat daarin interne opleidingen moeten worden gevolgd en zij dat met name vanwege haar psychische klachten niet aankan.
6.2
In de uitspraak van 22 januari 2020 met zaaknummer 18/7178 heeft de rechtbank geoordeeld geen aanleiding te zien om te oordelen dat de voor eiseres in het kader van de WIA-beoordeling geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. Nu uit rechtsoverweging 5.4 volgt dat het UWV zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de beperkingen van eiseres op 7 oktober 2019 niet (relevant) zijn gewijzigd ten opzichte van de eerdere WIA-beoordeling, ziet de rechtbank geen reden om te oordelen dat de functie van wikkelaar in medisch opzicht op 7 oktober 2019 niet passend is. De (verzekerings)artsen hebben voldoende onderbouwd waarom zij deze functie nog steeds geschikt vinden.
Het UWV stelt terecht dat de arbeidskundige gronden die eiseres aanvoert tegen de in het kader van de WIA-beoordeling geselecteerde functies in deze procedure niet ter beoordeling staan. Dit is in overeenstemming met wat de Centrale Raad van Beroep heeft overwogen in de door het UWV genoemde uitspraak van 10 juni 2008 (ECLI:NL:CRVB:BD4918). Als eiseres het op arbeidskundige gronden met de destijds geduide functies niet eens was, had zij dat in de procedure die leidde tot de uitspraak van 22 januari 2020 (met zaaknummer 18/7178) moeten aanvoeren.
7. Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het UWV, gelet op het voorgaande, terecht heeft geweigerd om aan eiseres per 7 oktober 2019 een ZW-uitkering toe te kennen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 2 april 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.