ECLI:NL:RBZWB:2021:1582

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
AWB- 20_8700
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht en ontbreken van vereiste stukken

Op 31 maart 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg. De eiseres, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had op 25 september 2020 beroep ingesteld tegen een besluit van het college. Echter, de rechtbank constateerde dat de gemachtigde van eiseres niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met name de verplichting tot betaling van griffierecht en het indienen van noodzakelijke documenten.

De rechtbank had de gemachtigde van eiseres herhaaldelijk gewezen op de verplichtingen, waaronder de betaling van het griffierecht en het indienen van een afschrift van het besluit waartegen beroep was ingesteld. Ondanks deze waarschuwingen ontving de rechtbank geen betaling van het griffierecht, noch de gevraagde documenten binnen de gestelde termijnen. Hierdoor was de rechtbank genoodzaakt om het beroep kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak is gedaan door rechter S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van griffier D. Alblas. De rechtbank heeft in haar beslissing verwezen naar verschillende artikelen uit de Awb die de basis vormen voor de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet te doen tegen deze uitspraak binnen een termijn van zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8700 WABOA

uitspraak van 31 maart 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg, verweerder.

Procesverloop

De gemachtigde van eiseres heeft bij brief van 25 september 2020 beroep ingesteld tegen een besluit van het college.

Overwegingen

1. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de verplichting opgenomen tot betaling van griffierecht. De gemachtigde van eiseres is schriftelijk gewezen op deze verplichting. Bij aangetekende brief van 21 november 2020 is de gemachtigde van eiseres medegedeeld dat op het eerdere verzoek om betaling van het griffierecht geen betaling is ontvangen. De gemachtigde van eiseres is voorts medegedeeld dat het griffierecht binnen vier weken na dagtekening van deze brief dient te zijn overgemaakt op de in de brief vermelde bankrekening. De gemachtigde van eiseres is er in deze brief op gewezen dat zij bij niet tijdige betaling het risico loopt dat het beroepschrift niet-ontvankelijk wordt verklaard.
2. Tevens is de gemachtigde van eiseres bij brief van 20 oktober 2020 gewezen op de verplichting tot het indienen van een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft en een schriftelijke machtigding. Ter controle van de gegevens van de machtiging is in deze brief ook verzocht een uittreksel uit het handelsregister toe te sturen. Bij aangetekende brief van 20 november 2020 is de gemachtigde van eiseres medegedeeld dat op het eerdere verzoek geen reactie is ontvangen. De gemachtigde van eiseres is voorts verzocht om binnen vier weken na verzending van deze brief alsnog de gevraagde gegevens toe te sturen. De gemachtigde van eiseres is er in deze brief op gewezen dat indien er van deze gelegenheid geen gebruik wordt gemaakt, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.
3. De rechtbank constateert dat het griffierecht, een afschrift van het besluit, de schriftelijke machtiging en het uittreksel uit het handelsregister niet binnen de gestelde termijnen zijn ontvangen. Het beroep is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk. Derhalve zal de rechtbank de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.
4. Bij deze beslissing is in aanmerking genomen het gestelde in de artikelen 6:5, tweede lid, 6:6, aanhef en onder a, 8:24, tweede lid, 8:41, eerste, vierde, vijfde en zesde lid, en 8:54, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 31 maart 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.
Artikel 6:5, tweede lid, van de Awb luidt als volgt:
Bij het beroepschrift wordt zo mogelijk een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft, overgelegd.
Artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb luidt als volgt.
Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Artikel 8:24, tweede lid, van de Awb luidt als volgt:
De rechtbank kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.
Artikel 8:41, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
Van de indiener van het beroepschrift wordt door de griffier een griffierecht geheven.
Artikel 8:41, vierde lid, van de Awb luidt als volgt:
De griffier deelt de indiener van het beroepschrift mede welk griffierecht is verschuldigd en wijst hem daarbij op het bepaalde in het vijfde en zesde lid.
Artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb luidt als volgt:
Het griffierecht dient binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht dan wel ter griffie te zijn gestort.
Artikel 8:41, zesde lid, van de Awb luidt als volgt:
Indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, is het beroep niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb luidt als volgt:
Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.