Op 31 maart 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het UWV, waarbij de beëindiging van haar WIA-uitkering ter discussie stond. Eiseres, die psychische klachten had, had beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 11 november 2019, waarin haar uitkering werd beëindigd omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische beoordeling zorgvuldig had uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen de juiste conclusies hadden getrokken over de belastbaarheid van eiseres. Eiseres had eerder een WGA-uitkering ontvangen, maar na een herbeoordeling door het UWV werd geconcludeerd dat haar arbeidsongeschiktheid was gedaald naar 22,81%. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten de WIA-uitkering per 24 december 2019 te beëindigen, omdat eiseres niet voldeed aan de criteria voor een uitkering. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.