ECLI:NL:RBZWB:2021:1561
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV over Ziektewetuitkering
In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, waarin haar Ziektewetuitkering met ingang van 20 augustus 2018 werd geweigerd. Het UWV heeft op 16 december 2020 het eerdere besluit gewijzigd en de uitkering alsnog voortgezet. Na deze wijziging heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.
De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De rechtbank concludeert dat het UWV inderdaad aan de bezwaren van verzoekster tegemoet is gekomen, wat aanleiding geeft om het UWV te veroordelen in de gemaakte proceskosten.
De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 267,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Dit bedrag is berekend voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door rechter R.A. Karsten-Badal en griffier H.D. Sebel op 1 april 2021, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.