ECLI:NL:RBZWB:2021:1561

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
31 maart 2021
Zaaknummer
AWB- 19_6265
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV over Ziektewetuitkering

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, waarin haar Ziektewetuitkering met ingang van 20 augustus 2018 werd geweigerd. Het UWV heeft op 16 december 2020 het eerdere besluit gewijzigd en de uitkering alsnog voortgezet. Na deze wijziging heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.

De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De rechtbank concludeert dat het UWV inderdaad aan de bezwaren van verzoekster tegemoet is gekomen, wat aanleiding geeft om het UWV te veroordelen in de gemaakte proceskosten.

De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 267,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Dit bedrag is berekend voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door rechter R.A. Karsten-Badal en griffier H.D. Sebel op 1 april 2021, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/6265 ZW
uitspraak van 1 april 2021 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. D. Marcus,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 28 oktober 2019 (bestreden besluit) van het UWV over de weigering haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) met ingang van 20 augustus 2018 voort te zetten.
Bij besluit van 16 december 2020 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd. De ZW-uitkering van eiseres wordt alsnog met ingang van 20 augustus 2018 voortgezet.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft bij brief van 4 maart 2021 gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 16 december 2020 dat het UWV aan de bezwaren van verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 267,- (0,5 punt voor het naar voren brengen van een schriftelijke zienswijze met betrekking tot het verslag van de deskundige, met een waarde per punt van € 534,‑ en wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 47,- aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 267,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 1 april 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De rechter is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.