ECLI:NL:RBZWB:2021:1560
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om veroordeling in proceskosten na afwijzing aanvraag Nederlands kentekenbewijs
In deze zaak heeft verzoeker aan de Dienst Wegverkeer (RDW) verzocht om een Nederlands kentekenbewijs voor een voertuig. De RDW heeft dit verzoek op 20 mei 2019 afgewezen omdat een hoofdonderdeel van het voertuig niet te identificeren was. Verzoeker heeft hiertegen geen rechtsmiddelen aangewend, waardoor dit besluit in rechte vaststaat. In oktober 2019 heeft verzoeker een nieuwe aanvraag ingediend, maar deze werd op 12 december 2019 opnieuw afgewezen. Verzoeker maakte bezwaar, maar dit werd op 24 maart 2020 ongegrond verklaard. De RDW stelde dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangetoond die een andere beslissing rechtvaardigden.
Op 5 februari 2021 heeft de RDW het bestreden besluit ingetrokken en de aanvraag opnieuw in behandeling genomen. Verzoeker trok zijn beroep in, maar vroeg de RDW wel om veroordeling in de proceskosten, inclusief de kosten van een deskundige. De rechtbank heeft besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten, en heeft de RDW veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 534,-. De rechtbank oordeelde dat de kosten van de deskundige niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat de inschakeling van de deskundige niet bijdroeg aan de relevante rechtsvraag in deze procedure.
De uitspraak is gedaan door rechter R.A. Karsten-Badal en is openbaar gemaakt op 1 april 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de RDW gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen, wat aanleiding gaf om de proceskosten te vergoeden. De kosten van de deskundige werden echter afgewezen, omdat deze niet relevant waren voor de beslissing.