In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 31 maart 2021, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het UWV inzake de beëindiging van zijn ZW-uitkering behandeld. Eiser, die eerder ziek was gemeld met hart- en gewrichtsklachten, heeft in beroep aangevoerd dat het UWV onterecht zijn uitkering heeft beëindigd. De rechtbank constateert dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het UWV niet zorgvuldig is uitgevoerd. Eiser heeft medische informatie overgelegd van verschillende behandelaars die wijzen op zijn arbeids(on)geschiktheid, maar de verzekeringsarts b&b heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar deze informatie en de lichamelijke klachten van eiser. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit lijdt aan zorgvuldigheids- en motiveringsgebreken en komt tot de conclusie dat het beroep gegrond is. De rechtbank biedt het UWV de mogelijkheid om de gebreken in het besluit te herstellen binnen een termijn van 12 weken. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat het UWV heeft gereageerd op deze mogelijkheid.