ECLI:NL:RBZWB:2021:1558

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
31 maart 2021
Zaaknummer
AWB- 20_6840 tussenuitspraak
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake beëindiging ZW-uitkering en medisch onderzoek door UWV

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 31 maart 2021, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het UWV inzake de beëindiging van zijn ZW-uitkering behandeld. Eiser, die eerder ziek was gemeld met hart- en gewrichtsklachten, heeft in beroep aangevoerd dat het UWV onterecht zijn uitkering heeft beëindigd. De rechtbank constateert dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het UWV niet zorgvuldig is uitgevoerd. Eiser heeft medische informatie overgelegd van verschillende behandelaars die wijzen op zijn arbeids(on)geschiktheid, maar de verzekeringsarts b&b heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar deze informatie en de lichamelijke klachten van eiser. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit lijdt aan zorgvuldigheids- en motiveringsgebreken en komt tot de conclusie dat het beroep gegrond is. De rechtbank biedt het UWV de mogelijkheid om de gebreken in het besluit te herstellen binnen een termijn van 12 weken. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat het UWV heeft gereageerd op deze mogelijkheid.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6840 ZW T

tussenuitspraak van 31 maart 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. F. Ergec,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 26 mei 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake zijn uitspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 18 maart 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.M. van Gent.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Eiser is werkzaam geweest als agrarisch medewerker. Tijdens een periode van werkloosheid heeft hij zich op 20 maart 2017 ziek gemeld met klachten aan het hart, schouders en gewrichten.
Het UWV heeft een ZW-uitkering aan eiser toegekend. Deze uitkering is met ingang van 20 april 2018, na een zogenaamde eerstejaars ZW-beoordeling, beëindigd omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Aan dit besluit liggen de bevindingen van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] van 19 februari 2018, de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 19 februari 2018 en het rapport van arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] van 27 februari 2018 ten grondslag. De arbeidsdeskundige achtte eiser geschikt voor de functies: wikkelaar (Sbc-code 267050), machinaal metaalbewerker (Sbc-code 264122) en medewerker tuinbouw (Sbc-code 111010). Eiser heeft tegen de beëindiging van zijn ZW-uitkering bezwaar gemaakt. Dat bezwaar is bij besluit van 11 juli 2018 ongegrond verklaard.
Op 8 januari 2019 heeft eiser zich tijdens een periode van werkloosheid weer ziek gemeld met klachten van het hart, nek, schouder, heup en knie.
Bij besluit van 9 april 2019 heeft het UWV aan eiser, na afloop van de doorbetalingsperiode van zijn werkloosheidsuitkering van 13 weken, met ingang van 9 april 2019 weer een ZW-uitkering toegekend. Bij besluit van 27 augustus 2019 heeft het UWV de ZW-uitkering met ingang van 26 augustus 2019 beëindigd omdat eiser weer geschikt wordt geacht voor zijn eigen werk.
Op 17 oktober 2019 heeft eiser zich weer ziek gemeld met klachten aan het hart, nek, arm en been.
Bij besluit van 16 januari 2020 heeft het UWV aan eiser met ingang van 16 januari 2020, na afloop van de doorbetalingsperiode van zijn werkloosheidsuitkering van 13 weken, een ZW-uitkering toegekend. Aan dit besluit liggen de bevindingen van arts [naam arts] van
20 november 2019 ten grondslag.
Met het besluit van 17 februari 2020 (primair besluit) heeft het UWV deze uitkering met ingang van 17 februari 2020 beëindigd omdat eiser weer geschikt is voor zijn eigen werk.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiser heeft beëindigd per 17 februari 2020.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Heeft er al eerder een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling plaatsgevonden in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) of de ZW en wordt de verzekerde op een later tijdstip weer arbeidsongeschikt, dan wordt naar vaste rechtspraak onder ‘zijn arbeid’ verstaan één van de geduide functies die gebruikt zijn bij die beoordeling.
4.
Arbeidsmaatstaf
De rechtbank stelt vast dat één van de eerder, in het kader van de eerstejaars ZW-beoordeling, geduide functies als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
De verzekeringsarts heeft eiser gezien op het spreekuur, hem lichamelijk onderzocht en dossieronderzoek verricht. Eiser meldt tijdens het spreekuur psychische klachten, klachten aan zijn hart, pijn in knieën, rug en heup en diabetes. De verzekeringsarts rapporteert dat eiser inmiddels medicatie heeft voor zijn psychische klachten. De stemmingsproblematiek lijkt voornamelijk reactief te zijn als gevolg van de onvrijwillige werkloosheid en de uitzichtloosheid van de ervaren klachten. Er is geen algeheel verminderd initiatief of vitale kenmerken. Hij onderneemt regelmatig initiatief om naar Polen te reizen. De diabetes lijkt met medicatie goed gereguleerd. De verzekeringsarts concludeert dat de belasting in de functie bestucker (Sbc-code 267050, functienummer 3697.0000.010) eisers belastbaarheid niet overschrijdt. Er is een beperkte zelfstandigheid bij het invullen van de functie, geen kenmerkende belasting op omgaan met conflicten en een eigen afgebakende taak. Eiser kan kleine stukjes lopen zonder kruk en ook staan zonder kruk. Het 2 keer per uur dragen van een krat van 5 kg wordt mogelijk geacht omdat de materialen op een kar afgevoerd kunnen worden en dus niet gedragen hoeven worden. De verzekeringsarts acht eiser dan ook geschikt voor deze functie.
De verzekeringsarts b&b heeft eiser gehoord tijdens een telefonische hoorzitting en dossieronderzoek verricht. Hierbij heeft hij onder meer kennis genomen van de medische informatie van internist [naam internist 1] , psychiater [naam psychiater] , orthopeed [naam orthopeed] , zenuwarts [naam zenuwarts] , cardioloog [naam cardioloog] en internist [naam internist 2] . De verzekeringsarts b&b rapporteert dat eiser cardiale problemen heeft, hypertensie, obesitas, hypercholesterolaemie en diabetes type 2, klachten aan het houdings- en bewegingsapparaat en psychische klachten. De verzekeringsarts b&b stelt dat bij onderzoek door de primaire verzekeringsarts slechts geringe/matige ernstige degeneratieve afwijkingen aan de schouders, ellebogen, heupen en nek worden gezien en geen ischias beeld van de rug. Wel worden forse degeneratieve afwijkingen van de rechterknie geconstateerd. De verzekeringsarts b&b concludeert dat er sprake is van gegeneraliseerde artroseklachten, maar over het algemeen gering/matig van ernst. Verder lijkt de pompwerking van het hart vrij goed. De verzekeringsarts b&b vermeldt voorts dat eiser een psychiater heeft geconsulteerd, die hem antidepressiva en antipsychotica voorgeschreven heeft, maar dat niet is gebleken dat een diagnose gesteld is. Volgens de verzekeringsarts b&b is sprake van reactieve psychische klachten, die bij passende arbeid zullen verdwijnen. De door de primaire verzekeringsarts als passend geduide functie betreft een fysiek lichte voornamelijk zittende functie. In de functie moet incidenteel gewichten tot 5 kg gehanteerd worden. De onderliggende onderzoeks-bevindingen geven volgens de verzekeringsarts b&b geen medische onderbouwing voor een beperking van de fysieke belasting tot maximaal 3 kg. Een incidentele belasting van 5 kg zoals in de functie bestucker moet mogelijk en verantwoord zijn. De verzekeringsarts b&b ziet daarom geen aanleiding anders te concluderen dan de primaire verzekeringsarts.
5.2
Beroepsgronden
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het begrijpelijk is dat de verzekeringsarts b&b in verband met de coronamaatregelen er voor heeft gekozen de hoorzitting telefonisch te houden, zelf geen lichamelijk onderzoek te verrichten en zich te baseren op het lichamelijk onderzoek van de primaire verzekeringsarts. Maar alleen daarvan uitgaan en de talrijke medische informatie uit Polen ter zijde te schuiven, met alleen een verwijzing naar het lichamelijk onderzoek van de primaire verzekeringsarts, is volgens eiser in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. Eiser stelt dat hij niet in staat is om te werken of om één van de geduide functies te verrichten. Verschillende Poolse artsen hebben ook aangegeven dat hij niet in staat is om arbeid te verrichten. Met betrekking tot de informatie van de psychiater, waaruit blijkt dat eiser onder behandeling is en hem antidepressiva en een antipsychoticum zijn voorgeschreven, wordt alleen aangegeven dat daarin geen diagnose is gesteld. Volgens vaste rechtspraak dient de verzekeringsarts, als zijn oordeel haaks staat op het oordeel van de behandelend sector, overleg met die sector te plegen alvorens tot een oordeel te komen. De verzekeringsarts b&b heeft dat ten onrechte nagelaten. Eiser verzoekt de rechtbank daarom een deskundige in te schakelen.
5.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen onvoldoende zorgvuldig is geweest. Zij overweegt daartoe als volgt.
Eiser heeft in beroep medische informatie van psychiater [naam psychiater] van 2 februari 2021, van orthopeed [naam orthopeed] van 2 februari 2021, van internist [naam internist 1] van 29 januari 2021, van neuroloog [naam zenuwarts] van 1 februari 2021 en een gezondheidsverklaring overgelegd. Uit deze stukken blijkt onder meer dat de orthopeed tillen meer dan 2-3 kg gecontra-indiceerd acht en dat eiser door de psychiater behandeld wordt met psychotherapie en psychofarmaca. Eerder heeft eiser ook al medische informatie van deze behandelaars overgelegd. Hieruit blijkt onder meer dat de orthopeed van mening was dat er een contra-indicatie voor tillen tot
3-4 kg gold en ook de neuroloog vond een contra-indicatie voor tillen aan de orde.
De verzekeringsarts b&b heeft in reactie op de in beroep overgelegde medische informatie gesteld dat deze stukken geen nieuwe medische gegevens bevatten ten opzichte van de eerder ontvangen stukken en dat die gegevens al zijn meegewogen. De verzekeringsarts b&b ziet voorts geen reden om overleg te plegen met psychiater [naam psychiater] , nu door hem geen diagnose gesteld is. Tot slot stelt de verzekeringsarts b&b dat aan de uitspraken van de Poolse behandelaars over eisers arbeids(on)geschiktheid niet de waarde gehecht kan worden die eiser daaraan gehecht wenst te zien. Die taak is namelijk voorbehouden aan de verzekeringsartsen van het UWV.
De rechtbank acht deze reactie niet afdoende. Alhoewel zij – net als de verzekeringsarts b&b – in de informatie van psychiater [naam psychiater] geen diagnose leest, heeft [naam psychiater] wel reden gezien voor behandeling met psychotherapie en psychofarmaca. Naar het oordeel van de rechtbank had dat voor de verzekeringsarts b&b aanleiding moeten vormen om bij de psychiater te informeren of er een diagnose is gesteld en zo ja welke en wat de reden is dat hij psychofarmaca voorgeschreven heeft. Door dat na te laten acht de rechtbank het medisch onderzoek niet zorgvuldig en daarmee het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts b&b nader onderzoek had moeten doen naar de lichamelijke klachten van eiser. De verzekeringsarts b&b gaat er van uit dat eiser incidenteel 5 kg moet kunnen hanteren. De orthopeed heeft echter aangegeven dat tillen van dat gewicht gecontra-indiceerd is en ook de neuroloog acht een contra-indicatie voor tillen aanwezig. Bovendien heeft dat arts [naam arts] van het UWV in de rapportage van 20 november 2019 geconcludeerd dat de functie bestucker niet geschikt is voor eiser omdat daarin kratten van 5 kg getild moeten worden. Naar het oordeel van de rechtbank had de verzekeringsarts b&b dan ook nader (lichamelijk) onderzoek moeten doen en nader moeten motiveren waarom de functie bestucker ondanks de belasting op tillen voor eiser geschikt is. De door de primaire verzekeringsarts gegeven motivering dat gebruik kan worden gemaakt van een kar acht de rechtbank niet afdoende, omdat dan wellicht niet gedragen hoeft te worden maar nog steeds getild moet worden. Bovendien staat in de resultaat functiebeschrijving van de functie vermeld dat enkele meters dragen van een krat met alle onderdelen voor de order van de kar naar de tafel aan de orde kan zijn. De verzekeringsarts b&b heeft ten onrechte geen nader (lichamelijk) onderzoek gedaan naar de beperkingen op deze aspecten. Ook om die reden acht de rechtbank het medisch onderzoek niet zorgvuldig en kan het bestreden besluit geen standhouden.
De rechtbank komt tot de slotsom dat het bestreden besluit lijdt aan zorgvuldigheids- en motiveringsgebreken. Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
6.
Herstel gebrek
6.1
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal het UWV in de gelegenheid stellen om alsnog nader onderzoek door de verzekeringsarts b&b te laten verrichten.
De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
6.2
De rechtbank zal de termijn waarbinnen het UWV de gebreken kan herstellen bepalen op 12 weken. De rechtbank neemt deze termijn ruim zodat de verzekeringsarts b&b voldoende gelegenheid heeft bij eisers Poolse psychiater [naam psychiater] informatie in te winnen.
Als het UWV geen gebruik wil maken van de mogelijkheid tot herstel van de gebreken, dan dient hij dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
7.
Einduitspraak
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het UWV in de gelegenheid om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen binnen 12 weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in deze tussenuitspraak is overwogen;
- draagt het UWV op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier op 31 maart 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.