9.De beslissing
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02/136895-19
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2/312799-20
feit 1:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2:eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 3:schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;
feit 4:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
- gelast de
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor twee jaar;
Benadeelde partijen
02/136895-19[naam 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 2] van
€ 519,15aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 2] , € 519,15 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
10 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
02/312799-20
[naam 4] (feiten 1 en 2)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 4] van
€ 250,00aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 4] , € 250,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
5 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 3] van
€ 250,00aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 3] , € 250,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
5 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[naam 7] (feit 4)- verklaart de benadeelde partij [naam 7]
niet-ontvankelijkin de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- bepaalt dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. M. Breeman en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 maart 2021.
Mr. Mullers is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
02/136895-19
hij op of omstreeks 29 april 2019 te Breda tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een sportcomplex, [naam 1] gelegen aan de [adres 3] een geldlade, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen geldlade onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van braak, verbreking, inklimming;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 10 december 2020 te Breda [naam 3] (buitengewoon Opsporingsambtenaar aangesteld in domein IV Openbaar Vervoer) en/of [naam 4] (buitengewoon opsporingsambtenaar aangesteld in domein IV Openbaar Vervoer) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam 3] en/of die [naam 4] meermalen, althans eenmaal dreigend de woorden toe te voegen "Julie hebben geluk dat ik geen mes bij me heb nu. Want anders had ik je gelijk dood gemaakt. Ik had het mes gelijk in je nek gestoken." en/of "Ik heb nog 5 broers en die komen jullie dood maken. Ik heb hun een pistool gegeven. Daarmee worden jullie dood gemaakt. Ik ga jullie onthouden en de volgende keer snij ik je nek door. Jullie gaan mij echt nog wel tegen komen hier zo. Als ik jullie zie maak ik jullie dood hoer kinderen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 10 december 2020 te Breda opzettelijk (een) buitengewoon opsporingsambtena(a)r(en)(in domein IV openbaar vervoer),te weten [naam 4] en/of [naam 3] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid en in het openbaar mondeling (meermalen) heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "ik heb geen respect voor jullie "stelletje vuile hoeren kinderen" en/of "grote kankerlijers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
(art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 10 december 2020 te Breda, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten (op perron 6 van) het [naam 8] , door zijn ontbloot geslachtsdeel te tonen;
(art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 27 november 2020 t/m 30 november 2020 te Breda uit een bedrijfspand (aan de [adres 2] ) een kluis (met daarin een geldbedrag van -ongeveer- 2216 euro), in elk geval enig goed en/of geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen en/of geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak/verbreking;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
02/136895-19
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2019100729 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 164. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] d.d. 29 april 2019, pagina’s 13 en 14, inhoudende:
Op 28 april 2019 omstreeks 19.00 uur was het pand zonder schade afgesloten. Op 29 april 2019 omstreeks 06.00 uur kwam ik ter plaatse aan de [adres 3] te Breda. Ik zag dat het raam naast de nooddeur kapot was. Ik zag dat achter de bar de kastdeuren openstonden waar eigenlijk de kassalade in stond. Deze was weg. Ik zag dat het slot dat in de keukendeur zat verbroken was.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , pagina’s 55 en 56, inhoudende:
Op maandag 29 april 2019 om 03.12 uur werd er een inbraak gepleegd in [naam 1] aan de [adres 3] te Breda. De opnamen van maandag 29 april 2019 werden door mij bekeken.
Ik zag dat het raam vernield werd door middel van een vierkant voorwerp. Ik zag namelijk dat de ruit klapte en dat er een barst ontstond. Ik zag dat persoon 1 meerdere malen tegen het raam aanstootte. Ik zag dat persoon 1 vervolgens zijn arm door een zelf gecreëerde gat in de barst stak. Ik zag dat persoon 1 vervolgens de deur opende van de sportkantine.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , pagina 52 tot en met 54, inhoudende:
Op maandag 29 april 2019 om 03.12 uur werd er een inbraak gepleegd in [naam 1] aan de [adres 3] te Breda. De inbraak werd op camera vastgelegd. De opnamen van maandag 29 april 2019 werden door mij bekeken.
Bestandsnaam "ch01_20190429023424"
Ik zag dat de deur naast het raam van de barst werd geopend. Ik zie dat twee personen de sportkantine betreden. Ik zie beide personen vervolgens over de bar klimmen en kasten openen achter de bar.
4.
Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , pagina 59, inhoudende:
Op woensdag 1 mei 2019 werd mij een foto getoond van een persoon en hierbij werd de volgende informatie werd gegeven:
Op maandag 29 april 2019 heeft er een inbraak plaatsgevonden in de kantine van
[naam 1] aan de [adres 3] te Breda. Van deze inbraak zijn
camerabeelden beschikbaar gesteld. Vanuit deze beelden is er een printscreen gemaakt met daarop de dader van de inbraak.
De persoon op de afbeelding herken ik als:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1977
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Op de printscreen zie ik een persoon met donkere jas, kaal hoofd en een opvallende
neus. Ik herkende de persoon direct als de mij ambtshalve bekende veelpleger [verdachte] . Ik herken [verdachte] aan zijn gelaat, haardracht en opvallende neus. Ik heb [verdachte] op 14 maart 2019 voor de laatste keer gezien tijdens een observatie en uiteindelijke aanhouding voor een winkeldiefstal te Rijen. Ik herkende de persoon onmiddellijk toen ik de afbeelding zag. Over zijn identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt.
02/312799-20
Wanneer hierna in de bewijsmiddelen wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld – bedoeld: een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2020324699 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 30 (hierna te noemen: eindproces-verbaal 1) of een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2020315662 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 26 (hierna te noemen: eindproces-verbaal 2). Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Feit 1
Verdachte heeft dit feit bekend. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie op 10 december 2020, pagina 28 tot en met 30 van eindproces-verbaal 1;
- de aangifte van [naam 3] d.d. 10 december 2020, pagina 15 van eindproces-verbaal 1.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van buitengewoon opsporingsambtenaar [naam 3] , pagina 4 tot en met 7 van eindproces-verbaal 1, inhoudende:
Op 10 december 2020 was ik verbalisant, [naam 3] , Buitengewoon Opsporingsambtenaar aangesteld in domein IV Openbaar vervoer, belast met toezicht en handhaving van het naleven van de huisregels op het [naam 8] Breda. Ik had dienst samen met mijn collega, tevens Buitengewoon Opsporingsambtenaar, [naam 4] .
Ik hoorde de verdachte zeggen: “ Ik heb geen respect meer voor jullie, hoeren kinderen.” Ik zag dat de verdachte met beide handen zijn broek vast pakte en deze vanuit zijn middel ter hoogte van zijn knieën trok. Op dat moment waren er andere reizigers op de perrons. Ik zag dat de verdachte met zijn geslachtsdeel ontbloot op het perron 6 stond. Ik zag dat de verdachte met zijn broek op zijn knieën ging zitten op het bankje voor de kiosk. Verdachte zei ook: Jouw kinderen gaan jou verlaten en uitschelden voor mietje en kankerlijer. Ik voelde mij door de beledigingen in mij goede naam en eer aangetast.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van buitengewoon opsporingsambtenaar [naam 4] , pagina 8 tot en met 10 van eindproces-verbaal 1, inhoudende:
Op 10 december 2020 was ik, [naam 4] , Buitengewoon Opsporingsambtenaar aangesteld in domein IV Openbaar vervoer, belast met toezicht en handhaving van het naleven van de huisregels van [naam 8] Breda.
Ik liep samen met collega [naam 3] naar spoor 6 toe. Ik hoorde de verdachte zeggen dat we hoerenkinderen, mietjes en grote kankerlijders waren. Ter hoogte van de bankjes voor de kiosk zag ik dat de verdachte zijn broek ter hoogte van zijn middel op zijn knieën trok. Ik zag dat de verdachte in zijn ontblote geslachtsdeel op het bankje ging zitten. Ik zag dat er reizigers verbaasd naar de man keken. Tijdens het wachten op de politie bleef de verdachte ons beledigen. Ik voelde mij door de beledigingen in mijn goede naam en eer aangetast.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 7] d.d. 30 november 2020, pagina 3 tot en met 5 van eindproces-verbaal 2, inhoudende:
Ik doe aangifte namens het slachtoffer [naam 5] .
Op vrijdag 27 november 2020 te 18:00 uur heb ik de praktijk aan de [adres 2] te Breda verlaten. De praktijk was deugdelijk afgesloten.
Op maandag 30 november 2020 te 07:50 uur kwam ik bij de praktijk. Ik zag dat er in de praktijk was ingebroken. Ik zag dat een ruit aan de zijkant van de praktijk was verbroken. In de praktijk zag ik dat van meerdere kantoren en ruimtes de deuren waren verbroken. Ik zag dat de kluis in de kantine was weggenomen.
2.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [adres 2] Breda), pagina 12 tot en met 14 van eindproces-verbaal 2, inhoudende:
Op 30 november 2020 om 09:17 uur kwam ik, naar aanleiding van een gekwalificeerde diefstal in/uit bedrijf/kantoor, voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 2] .
Met een weggenomen straatklinker werd de ruit ingegooid. Via de ontstane opening werd het pand binnengedrongen. Ik zag dat er bloed aanwezig was op het kozijn onder de vernielde ruit. Dit bloed werd veiliggesteld (AANS9558NL). Ik zag dat er op een kist die zich in het pand onder de vaste ruit stond bloed aanwezig was. Dit bloed werd veiliggesteld (AANS9557NL). Ik zag dat er in het pand meerdere deuren waren opengebroken. Ik zag dat de deur van de medicijnruimte was opengebroken. Door met een breekvoorwerp te wrikken tussen het kozijn en de sluitzijde van de deur werd deze opengebroken. Ik zag dat er op de vloer voor de opengebroken deur bloed aanwezig was. Dit bloed werd veiliggesteld (AANS9556NL). Ik zag dat de deur van het kantoor was opengebroken.
3.
Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 8 januari 2021, pagina 17 tot en met 22 van eindproces-verbaal 2, inhoudende:
SIN en omschrijving
Beschrijving DNA-profiel
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans
AANS9556NL#01
Bloed
DNA-profiel van een man
[verdachte]
kleiner dan één op één miljard
AANS9557NL#01
Bloed
DNA-profiel van een man
[verdachte]
kleiner dan één op één miljard
AANS9558NL#01
Bloed
DNA-profiel van een man
[verdachte]
kleiner dan één op één miljard