In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die zonder de vereiste omgevingsvergunning een overkapping bij zijn woning had geplaatst, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Dit besluit hield in dat hem een last onder dwangsom was opgelegd om de overkapping te verwijderen. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om schorsing van dit besluit, stellende dat de overkapping vergunningvrij mocht worden gerealiseerd.
Tijdens de zitting op 22 maart 2021 heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. M.W.F. Moll. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de vraag of de overkapping vergunningvrij is, afhangt van de definitie van het achtererfgebied en de voorgevelrooilijn, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan en het Besluit omgevingsrecht. De voorzieningenrechter concludeert dat de overkapping niet in het achtererfgebied staat en dat er dus een omgevingsvergunning vereist is.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en zowel het primaire als het bestreden besluit geschorst tot twee weken na de uitspraak in de hoofdzaak. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoeker. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.