ECLI:NL:RBZWB:2021:1484

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
AWB- 21_678
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake omgevingsvergunning voor zonnepark

Op 26 maart 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen. De eiser had op 28 januari 2021 bezwaar gemaakt tegen een besluit van 25 november 2020, waarin een omgevingsvergunning werd verleend voor de bouw van een zonnepark. De rechtbank ontving het beroepschrift op 5 februari 2021, maar constateerde dat dit niet binnen de wettelijke termijn was ingediend. De rechtbank wees de eiser erop dat de beroepstermijn was aangevangen op de dag na de ter inzage legging van het besluit, die op 2 december 2020 had plaatsgevonden. De termijn eindigde op 13 januari 2021. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, ondanks de argumenten van de eiser dat hij dacht dat hij zijn bezwaar nog verbaal kon toelichten. De rechtbank verklaarde het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, omdat de eiser niet tijdig had gereageerd op het besluit. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van griffier J.J.P.M. van Gestel, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/678 CHWA

uitspraak van 26 maart 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam 1] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 28 januari 2021 per email bij het college bezwaar gemaakt tegen het besluit van 25 november 2020 inzake de verlening van een omgevingsvergunning aan [naam bedrijf] (vergunninghouder) voor het bouwen van een zonnepark op de locatie [naam locatie] ( [adres 1] en [adres 2] ) te [plaatsnaam 2] . Het college heeft het bezwaarschrift als beroepschrift doorgezonden aan de rechtbank. De rechtbank heeft het beroepschrift op 5 februari 2021 ontvangen.

Overwegingen

1. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de verplichting opgenomen om het beroepschrift binnen de daarvoor bepaalde termijn in te dienen. De griffier heeft eiser bij brief van 17 februari 2021 erop gewezen dat het beroep niet binnen die termijn is ingesteld en heeft daarbij de gelegenheid geboden de reden van de termijnoverschrijding toe te lichten. Ter verklaring van de termijnoverschrijding heeft eiser aangevoerd dat hij dacht dat hij zijn bezwaar nog verbaal mocht duiden, dit middels TEAMS/Zoom of door aanwezig te zijn bij een zitting van de gemeenteraad of van het college van burgemeester en wethouders.
2. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is gedagtekend 25 november 2020 en dat het college het besluit ter inzage heeft gelegd bij de publieksbalies in [plaatsnaam 3] en [plaatsnaam 1] vanaf 2 december 2020 gedurende zes weken, tot en met 13 januari 2021. Het college heeft op 2 december 2020 in het gemeenteblad nr. 311970 kennis gegeven van het besluit. Daarbij is vermeld dat het besluit en de bijbehorende stukken ter inzage liggen en dat daartegen tijdens de inzage periode een beroepsschrift bij de rechtbank ZeelandWestBrabant kan worden ingesteld. Het bepaalde in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb brengt dan mee dat de beroepstermijn is aangevangen op de dag na de ter inzage legging van het bestreden besluit en is geëindigd op 13 januari 2021.
Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een beroepschrift tijdig is ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen. Het beroepschrift is op 28 januari 2021 bij de het college ontvangen. Het beroepschrift is dus gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb niet tijdig ingediend.
3. Termijnen van bezwaar en beroep zijn van openbare orde, dat wil zeggen dat het fatale termijnen zijn waarvan niet afgeweken kan worden, tenzij de termijnoverschrijding verschoonbaar is in verband met zeer bijzondere omstandigheden.
De rechtbank ziet in de door de eiser aangevoerde redenen geen aanleiding om niet-
ontvankelijk verklaring met toepassing van artikel 6:11 van de Awb achterwege te laten. Daartoe overweegt de rechtbank dat in het gemeenteblad nummer 311970 bij het besluit een rechtsmiddelen-clausule is opgenomen waarin duidelijk is vermeld dat binnen zes weken na de ter inzage legging van het besluit in beroep kan worden gegaan bij de rechtbank ZeelandWest-Brabant. Het college heeft eiser aldus op een juiste wijze gewezen op de beroepsmogelijkheid. De grond dat eiser dacht dat hij zijn bezwaar nog verbaal mocht duiden, dit middels TEAMS/Zoom of door aanwezig te zijn bij een zitting van de gemeenteraad of van het college van burgemeester en wethouders, kan dan ook niet slagen. Dat eiser pas nadat hij door een publicatie aangaande goedkeuring voor een aanleg van een kabel naar of van het betreffende zonnepark er achter is gekomen, en daarmee na het verstrijken van de beroepstermijn, beroep heeft ingediend dient dan ook voor risico van eiser te blijven. Derhalve is geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb die in de weg zou staan aan een niet-ontvankelijkverklaring.
4. Een en ander leidt tot de slotsom dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank zal de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.
5. Bij deze beslissing is in aanmerking genomen het gestelde in de artikelen 6:7, 6:8, eerste lid, 6:9, 6:11 en 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van J.J.P.M. van Gestel, griffier, op 26 maart 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.
Artikel 6:7 van de Awb luidt als volgt:
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:9 van de Awb luidt als volgt:
1. Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Artikel 6:11 van de Awb luidt als volgt:
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb luidt als volgt:
Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien de voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.