Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 12 januari 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 12 januari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een eiseres die bezwaar had gemaakt tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar verzoek om naturalisatie. Eiseres had op 5 juli 2018 een verzoek om naturalisatie ingediend, dat op 9 april 2020 door de staatssecretaris was afgewezen. Eiseres maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het buiten de wettelijke termijn was ingediend. Eiseres voerde aan dat haar voormalig echtgenoot, die haar gemachtigde was, door ziekte niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat het de verantwoordelijkheid van eiseres was om tijdig maatregelen te treffen, ook al was haar gemachtigde ziek. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en merkte op dat de gemeente niet verplicht was om eiseres de juiste weg te wijzen voor het indienen van bezwaar. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 12 januari 2021.