ECLI:NL:RBZWB:2021:1462

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
C/02/382152 / KG ZA 21-65
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van Facebookberichten over bouwkwaliteit van vakantieparken in Zeeuws-Vlaanderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap, eiseres, en een gedaagde die op Facebook berichten had geplaatst over de bouwkwaliteit van lodges op vakantieparken in Zeeuws-Vlaanderen. Eiseres vorderde dat gedaagde deze berichten zou verwijderen en zich zou onthouden van verdere onrechtmatige uitlatingen. Gedaagde verweerde zich door te stellen dat haar uitlatingen onder de vrijheid van meningsuiting vallen.

De rechtbank oordeelde dat de uitlatingen van gedaagde niet onrechtmatig waren. De berichten betroffen een publiek debat over de bouwkwaliteit en de vergunningverlening van de lodges, wat van belang is voor de gemeenschap. De voorzieningenrechter stelde vast dat de gemiddelde lezer de berichten niet als concrete beschuldigingen van strafbare feiten zou interpreteren, maar als standpunten over de bouwpraktijken van eiseres. Bovendien was er geen bewijs dat de uitlatingen van gedaagde onjuist waren, aangezien de vochtproblemen onder de lodges feitelijk waren vastgesteld.

De rechtbank concludeerde dat eiseres de kritiek van gedaagde op haar bedrijfsvoering diende te dulden, en wees de vorderingen in conventie af. In reconventie had gedaagde ook een rectificatie gevorderd van een uitlating van een gemeentewoordvoerder, maar ook deze vordering werd afgewezen. Eiseres werd veroordeeld in de kosten van het geding in conventie, terwijl gedaagde in de kosten van het geding in reconventie werd veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/382152 / KG ZA 21-65
Vonnis in kort geding van 26 maart 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser].,
gevestigd te Goes,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. T.J. van Vugt te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Gent,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. D.I.N. Levinson-Arps te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie;
  • de van de zijde van [eiser] aan de voorzieningenrechter toegezonden productie 6;
  • de van de zijde van [gedaagde] aan de voorzieningenrechter toegezonden producties 17 en 18;
  • de mondelinge behandeling en de ter gelegenheid daarvan door partijen overgelegde pleitaantekeningen.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] exploiteert door middel van haar dochtermaatschappijen vakantieparken. Daaronder bevinden zich twee vakantieparken in het kustgebied van Zeeuws-Vlaanderen in de gemeente Sluis, te weten [eiser] [vakantiepark I] bij Breskens en [eiser] [vakantiepark II] bij Nieuwvliet. Op het eerstgenoemde park staan onder meer 210 ‘lodges’ die eigendom zijn van particulieren en die door [eiser] in opdracht van de eigenaren aan derden worden verhuurd. Deze lodges zijn vanaf 2015 op het park gebouwd en geleverd. De lodges zijn geplaatst op een stalen constructie.
2.2.
In 2020 is gebleken dat zich onder lodges op [eiser] [vakantiepark I] vochtproblemen voordoen, als gevolg waarvan houten delen van de constructie onder de lodges zijn aangetast of dreigen te worden aangetast. In verband daarmee laat [eiser] herstelwerkzaamheden uitvoeren door een aannemer. Deze bestaan onder meer uit het afgraven van de grond rondom de lodges, het verwijderen van het worteldoek aan de onderzijde van de lodges, het vervangen van de cementgebonden kantplanken en het plaatsen van een koekoek op elke hoek van de kopse kant van de lodge waardoor de onderkant van de lodges beter wordt geventileerd.
2.3.
[gedaagde] heeft een recreatiewoning in de buurt van [eiser] [vakantiepark II]. Dit park bevindt zich in de nabijheid van een gebied dat wordt aangeduid als de ‘Verdronken Zwarte Polder’.
2.4.
[gedaagde] heeft verschillende bestuursrechtelijke procedures gevoerd tegen de gemeente Sluis betreffende – kort gezegd – de inrichting van het kustgebied van Zeeuws-Vlaanderen. Deze procedures gaan ook over de vraag of [eiser] campingplaatsen mag gebruiken voor het plaatsen van de genoemde lodges.
2.5.
Tussen [gedaagde] enerzijds en de gemeente Sluis en Waterschap Scheldestromen anderzijds is thans een bestuursrechtelijke procedure aanhangig bij de Raad van State over – kort gezegd – het beleid van de gemeente en het waterschap ten aanzien van de aanleg van de vakantieparken en de gevolgen daarvan voor onder meer de verkeersveiligheid en de waterhuishouding in het kustgebied. Op 1 maart 2021 heeft in het kader van de procedure bij de Raad van State een mondelinge behandeling plaatsgehad.
2.6.
[gedaagde] heeft op Facebook een openbare ‘community’ aangemaakt onder de naam “De zwarte polder is opnieuw verdronken”. Op 19 januari, 30 januari en 5 februari 2021 heeft zij in deze ‘community’ respectievelijk de volgende berichten (‘posts’) geplaatst:
“Help, mijn schoenendoos lekt! De [X] in Breskens zijn zo lek als een mandje. Amper 2 jaar (gebouwd in 2018!) na de plaatsing is de investering[bedoeld is de fundering, toevoeging voorzieningenrechter]
verrot. is het omdat ze toen in een waterplas zijn opgebouwd? (De bewoners vroegen zich toen al af of het woonboten waren?) Is het omdat een lodge eigenlijk ‘hut’ betekent? Is het omdat er geen drainage was aangelegd? Is het omdat ze persé een campingplaats willen aankleden zonder fundament om omvorming campings mogelijk te maken? Is het vanwege ontduiking van het woord ‘huis’ en toch cashen voor [eiser] en Gemeente? In ieder geval is de ondergrond nat, het hout verrot, de terrassen stinken. Er wordt een laagje weggegraven een nieuw ‘plastiekje’ aangebracht en we kunnen weer enkele jaren verder. Dit zijn verkochte lodges aan privé-eigenaren, die flink de dupe zijn van de excellente bouwkunsten! Dit is geen pech, maar onkunde waar weer veel mensen de dupe van zijn! Zo houdt het niet op! Het is in ieder geval een kwaliteitsslag, zo wordt het toch gekwalificeerd door de Gemeente. Een caravan houdt het 15 jaar vol, dit fenomeen slechts enkele jaren.”
“HELP, MIJN SCHOENENDOOS LEKT DEEL 2. Zowat 80 huisjes in [eiser] Breskens worden op het moment ondergraven om rotte houtdelen weg te halen. Hier bouwde men eerst zonder fundering! Het onbewerkt rot hout, vanwege plaatsing op losse betonplaatjes op een nat terrein, wordt nu pas voorzien van een soort fundering achteraf. Of dat afdoende is valt maar te bezien. Bij caravans is het normaal dat je bovengronds bouwt. Om aan de vergunningsplicht van ‘bouwwerken’ te ontsnappen, zet men wooncontainers gewoon tegen de grond en geeft er een eigen rare naam aan. (lodge/chalet/cottage/beachhouse enz) Dit is juridisch onjuist, dit is een staanplaats en daar kan men enkel mobiele zaken neerzetten. De verdwijntruc voor caravans was dus: we kunnen ook zonder fundering bouwen. Dit is nu wel definitief bewezen dat dit een kat in de zak is en slecht vakmanschap. Niet enkel de klant wordt bedonderd, maar ook [eiser] en de aannemer delen nu zelf in de ellende. Zal het Amerikaans Investeringsfonds fijn vinden: het mag wel weer in de etalage hoor. De waarheid is de beste marketing. Deze foto’s bewijzen klinkklare bouwfraude!”
“Hoe stevig is het [eiser] fundament? Op de foto zie je links de 8 betonplaatjes, die de zogenaamde fundering uitmaken. Rechts is er een buitje gevallen op hetzelfde bouwstrookje. Dit is de manier van werken bij 80 huizen in Zeebad Breskens. We weten enkel dat er een nieuw dampzeil onder getrokken is en het rot hout verwijderd. Wat er verder gefundeerd werd is onduidelijk!Waarom moet er eigenlijk een fundering onder elk gebouw? De fundering of het fundament is het deel van een gebouw of constructie dat ervoor zorgt dat het eigen gewicht ervan en de daarop uitgeoefende krachten, zoals nuttige belasting, sneeuw, winddruk, enzovoorts, worden overgedragen aan de draagkrachtige ondergrond. Dit wordt dus toekomstig een prentkaart van de toren van Pisa, of van Windkracht tien! Hoeveel gezinnen zijn hier elk jaar de dupe op een of andere manier?”
Bij de twee eerste berichten heeft [gedaagde] foto’s geplaatst van de lodges waaraan de herstelwerkzaamheden plaatsvinden en een foto van het verrotte hout. Bij het bericht van 5 februari 2021 heeft zij twee foto’s geplaatst waarop betonblokken in een kuil met water te zien zijn en een waterplas. Daarnaast zijn er tekeningen van funderingen bij die post geplaatst.
Daarnaast heeft zij de volgende opmerkingen bij de berichten geplaatst:
“De vorige post werd bekeken door 12385 mensen en 56 keer gedeeld. Graag opnieuw delen en ook graag reactie van de getroffen eigenaars. Op de foto’s zie je dat het water wordt afgepompt, maar niet of er drainage wordt aangelegd.”
“Indien er bewoners zijn, die hiervan de dupe zijn, hadden we graag een persoonlijke reactie! Graag verdere info dus. Bent u geïnteresseerd om het verhaal verder te brengen? Dan kunt u reageren op deze pagina of ook bij de PZC die dit verhaal graag wil vertellen. Mail naar s.vandorsselaer@pzc.nl. We moeten iets ondernemen. Er zijn bijna 9000 mensen die hierop gereageerd hebben, thx voor het vele delen!”
2.7.
Bij brief van 5 februari 2021 heeft [eiser] [gedaagde] gesommeerd de posts te verwijderen en zich in de toekomst te onthouden van onrechtmatige beschuldigingen aan het adres van [eiser].
2.8.
Naar aanleiding van de hiervoor genoemde mondelinge behandeling bij de Raad van State, heeft de Provinciale Zeeuwse Courant (PZC) op 1 maart 2021 een artikel gepubliceerd, waarin onder meer het volgende staat:
“(…)Recreatiewoningeigenaar [voornaam] [gedaagde] stapte naar de Raad omdat zij de toezeggingen van de gemeente Sluis, het waterschap en [eiser] Projects BV niet gelooft, ‘het is een grote leugen dat alles hersteld wordt zoals het was.’
Tijdens de rechtszaak in Den Haag bleek de kloof tussen [gedaagde] enerzijds en gemeente en [eiser] anderzijds bijkans onoverbrugbaar. De gemeentewoordvoerder van Sluis was niet blij om door [gedaagde] bij de Raad van State als leugenaar te worden weggezet. Hij was op zijn beurt ook niet mals in zijn woorden: “[gedaagde] heeft een Facebook-pagina waarop ze feiten verdraaid of verkeerd weergeeft en aan opruiing doet. Daar moet eens een keer een eind aan komen.” Hij vroeg aan de Raad om net als de rechtbank eerder, [gedaagde] als niet belanghebbende, niet-ontvankelijk te verklaren.
(…)”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert
in conventie– samengevat – [gedaagde] te bevelen de hiervoor genoemde posts te verwijderen en haar te verbieden om berichten te verspreiden die inhouden dat [eiser] bij de uitvoering van de herstelwerkzaamheden bouwfraude pleegt en/of die herstelwerkzaamheden ondeugdelijk uitvoert, een en ander op straffe van het verbeuren van dwangsommen en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure. [eiser] grondt haar vorderingen op onrechtmatige daad. Zij stelt dat [gedaagde] haar met het plaatsen van de berichten op Facebook ten onrechte beschuldigt van strafbaar gedrag, te weten bouwfraude, en ten onrechte betoogt dat de herstelwerkzaamheden niet deugdelijk worden uitgevoerd, waardoor haar eer en goede naam worden aangetast.
3.2.
[gedaagde] betwist dat zij onrechtmatig handelt en beroept zich op de vrijheid van meningsuiting.
In reconventievordert zij – kort gezegd – [eiser] te veroordelen om een rectificatie openbaar te maken waarin zij afstand neemt van de mededeling van de gemeentewoordvoerder in de PZC dat [gedaagde] zich schuldig maakt aan opruiing. Zij baseert deze vordering op onrechtmatige daad in groepsverband.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
[gedaagde] woont in België zodat de voorzieningenrechter eerst zal beoordelen of hij bevoegd is van het geschil kennis te nemen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit het geval. Op grond van artikel 7 aanhef en lid 2 Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Verordening II) kan een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad worden opgeroepen in een andere lidstaat voor het gerecht waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen. De vordering in conventie is gegrond op onrechtmatige daad, terwijl de gestelde schade in Nederland optreedt. De Nederlandse rechter is daarom bevoegd om kennis te nemen van de vordering in conventie. Op grond van artikel 4 lid 1 van de Verordening geldt dit ook voor de vordering in reconventie.
4.2.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de kantonrechter bevoegd is om kennis te nemen van de vordering in conventie omdat sprake is van een vordering van onbepaalde waarde terwijl er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,-. Dit verweer wordt verworpen. Er bestaan geen duidelijke aanwijzingen dat de vordering van [eiser] geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,-. De zaak is dan ook terecht aangebracht bij de voorzieningenrechter. Afgezien hiervan, miskent [gedaagde] dat het aan [eiser] was om de zaak aan te brengen bij de voorzieningenrechter of de kantonrechter ingeval de kantonrechter tevens bevoegd zou zijn geweest.
voorts in conventie
4.3.
[eiser] heeft gesteld dat er onrust is ontstaan naar aanleiding van de beschuldigingen op Facebook en dat het haar veel werk kost om een en ander in goede banen te leiden. Zij stelt dat haar reputatie als gevolg van de beschuldigingen wordt aangetast en dat er mensen zijn die nu geen lodge van haar kopen. De voorzieningenrechter oordeelt dat daarin een voldoende spoedeisend belang is gelegen. Het verweer van [gedaagde] dat dit spoedeisend belang ontbreekt, wordt verworpen.
4.4.
Het gestelde belang van [eiser] bij haar vordering is – kort gezegd – het voorkomen van schade als gevolg van de gestelde beschuldigingen. Daarmee is sprake van een voldoende belang als bedoeld in artikel 3:303 BW. Het verweer van [gedaagde] dat dergelijk belang ontbreekt, wordt eveneens verworpen.
4.5.
Bij de beoordeling van de vorderingen in conventie geldt dat toewijzing hiervan een beperking zou inhouden van het recht van [gedaagde] op vrijheid van meningsuiting als gewaarborgd door artikel 7 Grondwet en artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). Dit recht kan slechts worden beperkt als dit bij wet is voorzien en de beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving, onder meer ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen.
4.6.
Onder de goede naam en de rechten van anderen dient ook de reputatie van een bedrijf als [eiser] te worden begrepen, ook al zou juist zijn dat, zoals [gedaagde] betoogt, [eiser] geen rechten kan ontlenen aan de bescherming van haar persoonlijke levenssfeer als genoemd in artikel 8 EVRM (Frisk and Jensen v. Denmark, ECHR 5 december 2017, Appl. No. 19657/12). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake ingeval de uitlatingen van [gedaagde] op Facebook onrechtmatig zijn jegens [eiser]. Bij het antwoord op de vraag of de uitlatingen onrechtmatig zijn en een beperking op de vrijheid van meningsuiting noodzakelijk is, moeten de belangen van partijen tegen elkaar worden afgewogen waarbij alle omstandigheden van het geval moeten worden betrokken.
4.7.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat, naar [eiser] niet heeft weersproken, de community op Facebook door [gedaagde] wordt gebruikt om bewustzijn te creëren van de manier waarop er door de overheid en [eiser] bouwactiviteiten worden ontplooid en de, in de optiek van [gedaagde], onaanvaardbaarheid daarvan in een kwetsbaar gebied als het kustgebied van Zeeuws-Vlaanderen. De voorzieningenrechter oordeelt het debat over de inrichting van de kust van publiek belang.
4.8.
Naar ook blijkt uit overgelegde reacties, zal de gemiddelde lezer van de door [gedaagde] op Facebook geplaatste berichten en foto’s, de strekking daarvan aldus begrijpen dat [eiser] uit (slechts) commerciële overwegingen lodges zonder fundament heeft geplaatst op campingplaatsen, waardoor zij de vergunningplicht voor ‘bouwwerken’ heeft omzeild, terwijl deze bouwconstructie, naar blijkt uit de thans ontstane vochtproblemen, niet duurzaam is. Tevens wordt in de berichten gesuggereerd dat de funderingen van de lodges nu weliswaar worden hersteld, maar dat daarmee nog steeds geen duurzame oplossing wordt bereikt. De aldus begrepen uitlatingen betreffen de inrichting van de kust en mitsdien, zoals de voorzieningenrechter hiervoor heeft overwogen, het publiek belang.
4.9.
Anders dan [eiser] kennelijk in de berichten leest, valt daaruit niet op te maken dat [gedaagde] haar beschuldigt van bouwfraude bij de uitvoering van de herstelwerkzaamheden. Het woord ‘bouwfraude’ ziet gelet op de context op het bouwen van lodges zonder fundament, hetgeen volgens [gedaagde] rechtens niet juist is omdat daarmee in feite de vergunningplicht voor bouwwerken wordt omzeild. Het is geen concrete beschuldiging van een concreet strafbaar feit, maar een standpunt omtrent het omzeilen van de regels door [eiser], zoals [gedaagde] dat ook in een van de bestuursrechtelijke procedures naar voren heeft gebracht.
4.10.
Evenmin valt uit die berichten redelijkerwijs op te maken dat, zoals [eiser] stelt, de herstelmaatregelen op zichzelf ondeugdelijk zijn. Zoals de voorzieningenrechter hiervoor heeft overwogen, is de strekking van de berichten dat [eiser] nu weliswaar herstelmaatregelen treft, maar dat deze, gelet op het ontbreken van een fundering, op de lange termijn niet afdoende zullen blijken. In deze betekenis zal ook de zin ‘Er wordt een laagje weggegraven een nieuw ‘plastiekje’ aangebracht en we kunnen weer enkele jaren verder’, door de gemiddelde lezer worden begrepen. Ook dit betreft niet een concrete beschuldiging maar een standpunt van [gedaagde].
4.11.
Tussen partijen is voorts niet in geschil dat de lodges slechts enkele jaren geleden zijn geplaatst en dat er feitelijk vochtproblemen zijn ontstaan onder de lodges, als gevolg waarvan hout van de constructie onder de lodges is verrot en de hiervoor genoemde herstelwerkzaamheden worden uitgevoerd. Niet weersproken is voorts dat de geplaatste foto’s de toestand weergeven ten tijde van de bouw van de lodges en die ten tijde van de herstelwerkzaamheden. In zoverre zijn de berichten op Facebook niet onjuist.
4.12.
Zoals [eiser] zelf heeft aangevoerd, is zij de grootste aanbieder van vakantieparken in Nederland en zal zij een zekere kritiek op haar bedrijfsvoering hebben te dulden. De berichten die [gedaagde] op Facebook heeft geplaatst zijn niet onjuist voor zover deze de vochtproblemen aansnijden en betreffen overigens in overwegende mate standpunten van [gedaagde] en geen beschuldigingen van strafbare feiten aan het adres van [eiser]. Overdrijvingen (“zo lek als een mandje”, “klinkklare bouwfraude”, “een nieuw plastiekje”) zullen ook als zodanig door de gemiddelde lezer worden verstaan. Dat [eiser] schade lijdt als gevolg van de berichtgeving doordat potentiële kopers van de lodges zijn afgehaakt, is voorts niet aannemelijk gemaakt. Gelet voorts op het belang van het debat dat [gedaagde] met de publicaties wenst te voeren, oordeelt de voorzieningenrechter dat de door [gedaagde] op Facebook geuite kritiek door [eiser] dient te worden geduld en niet onrechtmatig is. De vorderingen in conventie zullen daarom worden afgewezen.
4.13.
[eiser] zal als de in conventie in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding worden veroordeeld, aan de zijde van [gedaagde] tot heden begroot op € 309,- aan griffierecht en € 1.016,- aan salaris advocaat, te vermeerderen met nakosten en rente als hierna is vermeld.
voorts in reconventie
4.14.
[gedaagde] stelt dat de woordvoerder van de gemeente zich ten overstaan van de rechter tijdens de mondelinge behandeling bij de Raad van State en in de PZC smadelijk en lasterlijk over haar heeft uitgelaten door haar van opruiing te betichten. Zij stelt dat [eiser] “gezamenlijk optrekt” met de gemeente en deze mededeling van de gemeenteambtenaar niet heeft tegengesproken of tegengehouden, waarmee zij deze tot de hare heeft gemaakt. Volgens haar had [eiser] ter zitting dan wel ter gelegenheid van de publicatie van het artikel in de PZC afstand moeten nemen van de mededeling.
4.15.
[eiser] betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld. Zij stelt dat zij niet verantwoordelijk is voor uitlatingen van een gemeenteambtenaar.
4.16.
De voorzieningenrechter gaat gelet op de aard van de vordering uit van een voldoende spoedeisend belang bij de vordering. [eiser] heeft dit ook niet weersproken.
4.17.
Artikel 6:166 lid 1 BW bepaalt dat indien één van tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend.
4.18.
Tussen partijen is niet in geschil dat de mededeling waarvan [gedaagde] rectificatie vordert door een gemeenteambtenaar en niet door of namens [eiser] is gedaan. [eiser] was geen procespartij in het geding bij de Raad van State. In het licht hiervan valt niet in te zien dat [eiser] en de gemeente tot een groep behoren en dat sprake is van gedragingen in groepsverband als bedoeld in artikel 6:166 lid 1 BW. [gedaagde] heeft dat niet aannemelijk gemaakt. De vordering in reconventie dient te worden afgewezen.
4.19.
[gedaagde] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding in reconventie te worden veroordeeld, aan de zijde van [eiser] tot heden begroot op € 1.016,- aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in conventie, aan de zijde van [gedaagde] tot heden begroot op € 309,- aan verschotten en op € 1.016,- aan salaris en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit vonnis dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
5.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.4.
wijst de vordering af;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding in reconventie, aan de zijde van [eiser] tot heden begroot op € 1.016,- voor salaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Louwerse en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2021.