In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een maatschappelijk werker, die zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met een cliënte. De verdachte, geboren in 1959, heeft meermalen seksuele handelingen verricht met zijn cliënte, die lijdt aan meervoudige persoonlijkheidsproblematiek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn professionele grenzen niet heeft bewaakt en dat er sprake was van een afhankelijkheidsrelatie. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en moet een schadevergoeding van € 90,98 betalen aan het slachtoffer.
De zaak werd inhoudelijk behandeld op 11 maart 2021, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie beschouwde de handelingen als ontucht, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de handelingen vrijwillig waren en niet als ontucht gekwalificeerd konden worden. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte, waarbij hij zijn cliënte heeft laten strelen en pijpen, wel degelijk ontuchtig waren, gezien de professionele relatie en de kwetsbaarheid van het slachtoffer.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor een gevangenisstraf van 60 dagen en een taakstraf van 240 uren afgewezen, en in plaats daarvan een taakstraf van 120 uren opgelegd. De rechtbank heeft ook de schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen, die voortvloeit uit het onrechtmatig handelen van de verdachte. De uitspraak is gedaan in het kader van de bescherming van cliënten in de zorg tegen misbruik door hulpverleners.