ECLI:NL:RBZWB:2021:1435

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2021
Publicatiedatum
25 maart 2021
Zaaknummer
C/02/379917 / FA RK 20-6496
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van meerderjarigheid en gezag voor minderjarige moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 maart 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van een minderjarige moeder, geboren op 30 januari 2005, om met ingang van haar meerderjarigheid te worden belast met het gezag over haar kind, geboren op 3 januari 2021. De moeder, die op 16-jarige leeftijd beviel, verzocht de rechtbank om haar meerderjarig te verklaren, zodat zij de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en verzorging van haar kind zelfstandig kon dragen. De grootvader, die eerder als voogd was benoemd, stemde in met de beëindiging van zijn voogdij. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde positief over het verzoek, waarbij werd benadrukt dat de moeder, samen met de vader en de grootouders, adequaat zorgde voor het kind. De kinderrechter oordeelde dat er geen gegronde vrees bestond voor de belangen van het kind en dat het in het belang van zowel de moeder als het kind wenselijk was dat de moeder meerderjarig werd verklaard en met het gezag werd belast. De kinderrechter wees het verzoek toe, waarmee de voogdij van de grootvader eindigde. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking op 25 maart 2021.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/379917 / FA RK 20-6496
datum uitspraak: 11 maart 2021

beschikking betreffende meerderjarigverklaring en gezag

in de zaak van

[minderjarige moeder] , hierna te noemen de minderjarige moeder,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. C.G.M. Baas te Bergen op Zoom.
Als belanghebbenden in onderhavige zaak worden aangemerkt:
- [grootvader] , wonende te [woonplaats] , hierna te noemen de grootvader moederszijde;
- [grootmoeder] , wonende te [woonplaats] , hierna te noemen de grootmoeder moederszijde;
- [minderjarige vader] , wonende te [woonplaats] hierna te noemen de minderjarige vader.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

Het verdere procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het navolgende stuk:
- de beschikking van 7 januari 2021 en de daarin vermelde stukken;
- het op 8 maart 2021 ingekomen nader advies van de Raad d.d. 8 maart 2021.
Op 11 maart 2021 heeft de kinderrechter de zaak nader mondeling en met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige moeder, bijgestaan door mr. Baas,
- de minderjarige vader,
- de grootouders moederszijde,
- een vertegenwoordiger van de Raad.

De feiten

De minderjarige moeder is geboren op 30 januari 2005 te [geboorteplaats] .
De minderjarige moeder is op 3 januari 2021 bevallen van [minderjarige] .
Bij beschikking van 7 januari 2021 is de heer [grootvader] , grootvader moederzijde, benoemd tot voogd over de minderjarige [minderjarige] .

Het verzoek

De moeder verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- primair haar meerderjarig te verklaren met ingang van het tijdstip dat zij moeder is geworden van het kind waarvan zij thans zwanger is en subsidiair vanaf het moment dat zij de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt;
- subsidiair de heer [grootvader] , de vader van de minderjarige moeder, als voogd te benoemen van het thans nog ongeboren kind voor de tijd dat het gezag aan de minderjarige moeder nog niet is toegewezen.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Baas het aanvankelijke verzoek - met instemming van de aanwezige belanghebbenden - mondeling aangevuld, in die zin dat de verzoeken van de moeder niet als een primair en subsidiair verzoek moeten worden gezien, maar als twee losstaande verzoeken en voorts dat bij toewijzing van het verzoek om de moeder meerderjarig te verklaren eveneens verzocht wordt de moeder te belasten met het gezag over de minderjarige [minderjarige] .

De standpunten

De moeder heeft met behulp van de biologische vader van [minderjarige] en de grootouders van beide zijden de opvoeding en de verzorging van [minderjarige] snel op de rit gekregen. [minderjarige] doet het erg goed en slaapt inmiddels zelfs al door. De moeder heeft een goede band met zowel haar eigen ouders als met de ouders van de vader van [minderjarige] . Mocht er iets voordoen kan zij altijd bij één van hen terecht. Gedurende haar zwangerschap heeft de moeder voorgewerkt aan haar schoolwerk, waardoor zij met alle vertrouwen haar HAVO-eindexamen ingaat. Daarna wil zij verder gaan studeren aan de PABO. Het netwerk zal de moeder hierbij ondersteunen door [minderjarige] op te vangen. De moeder acht zich goed in staat om de verantwoordelijkheid over [minderjarige] zelfstandig te dragen. Het is in het belang van haar en [minderjarige] dat zij meerderjarig wordt verklaard en met het gezag over [minderjarige] wordt belast.
De Raad heeft in zijn onderzoek gezien dat [minderjarige] , hoewel ongepland, opgroeit bij twee jonge ouders die, van de eerste schrik bekomen, de volledige verantwoordelijkheid voor hem op zich nemen. Zij schromen daarbij niet hulp en steun van de wederzijdse grootouders te accepteren. De Raad is er ten volle van overtuigd dat het belang van [minderjarige] het meest gediend is met toewijzing van het aangehouden verzoek tot meerderjarigverklaring van de moeder. Het is in het belang van [minderjarige] dat zij belast wordt met het gezag over hem.
De minderjarige vader is erg trots op de moeder. Ze pakt de verzorging van [minderjarige] goed op. Tussen hem en de moeder gaat het goed en ze proberen de zorg voor [minderjarige] samen op te pakken en te verdelen. Belangrijke beslissingen worden in goed overleg met de wederzijdse grootouders genomen.
De grootvader moederszijde is trots op zijn dochter en de wijze waarop zij haar rol als moeder oppakt. Hij heeft alle vertrouwen in de toekomst. Hij kan er prima mee leven als zijn voogdij over [minderjarige] wordt beëindigd en de zeggenschap over [minderjarige] naar zijn dochter gaat.
Ook de grootmoeder moederszijde heeft er alle vertrouwen in. Haar dochter en haar partner doen het goed en laten echt zien dat zij de ouders van [minderjarige] zijn. Haar dochter verdient het om de zeggenschap over [minderjarige] te hebben.

De beoordeling

Bij beschikking van 7 januari 2021 heeft de kinderrechter zich onvoldoende geïnformeerd geacht om te beslissen op het verzoek van de moeder inzake haar meerderjarigheidverklaring. De Raad is derhalve verzocht een kort onderzoek te verrichten naar de vraag of de meerderjarigverklaring van de moeder in het belang van [minderjarige] moet worden geacht dan wel dat een andere voorziening in het gezag over hem noodzakelijk is.
Nu de moeder van [minderjarige] minderjarig was bij zijn geboorte kon zij niet worden belast met het gezag over hem en was sprake van een gezagsvacuüm. De kinderrechter heeft daarom bij voornoemde beschikking de grootvader moederszijde benoemd tot voogd over [minderjarige] en het verzoek om de minderjarige moeder meerderjarig te verklaren aangehouden.
Ingevolge artikel 1:253ha, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de minderjarige vrouw die als degene die het gezag heeft, haar kind wenst te verzorgen en op te voeden, indien zij de leeftijd van 16 jaren heeft bereikt, de kinderrechter verzoeken haar meerderjarig te verklaren.
Ingevolge artikel 1:253ha, vierde lid BW willigt de kinderrechter het verzoek tot meerderjarigverklaring slechts in, indien zij dit in het belang van de moeder en haar kind wenselijk oordeelt. Tevens volgt uit dit artikel dat indien een ander is belast met het gezag over het kind van de minderjarige - in dit geval de grootvader moederszijde - bij toewijzing van het verzoek de minderjarige met het gezag wordt belast. Bij de beoordeling dient dan ook het in artikel 1:253b lid 5 BW gestelde te worden betrokken, te weten dat geen gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging van het verzoek de belangen van het betreffende kind worden verwaarloosd.
De kinderrechter stelt vast dat aan het eerste vereiste van voorgaand artikel wordt voldaan, nu de moeder inmiddels de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt. Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is besproken stelt de kinderrechter voorts vast dat de minderjarige moeder samen met de vader van [minderjarige] en met behulp van de wederzijdse grootouders haar verantwoordelijkheid neemt ten aanzien van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Met de vader van [minderjarige] heeft de moeder goede afspraken gemaakt, waarbij zij zoveel mogelijk samen de verzorging van [minderjarige] op zich nemen en waarbij de moeder naast haar zorgtaken haar opleiding kan voortzetten. De moeder heeft een goede band met de wederzijdse grootouders, die haar met raad en daad bijstaan. De moeder heeft de wens om [minderjarige] te verzorgen en op te voeden als een ouder met gezag, waardoor zij de mogelijkheid krijgt om zelfstandig de noodzakelijke beslissingen over haar zoontje te kunnen nemen. Volgens de Raad pakt de moeder haar rol als ouder van [minderjarige] serieus op en geeft zij hier op positieve wijze invulling aan. De kinderrechter overweegt dat voldoende vast is komen te staan dat de verzorging van [minderjarige] adequaat en verantwoord verloopt. De kinderrechter is met de Raad van oordeel dat er geen gegronde vrees bestaat dat de belangen van [minderjarige] bij toewijzing van de verzoeken van de moeder zullen worden verwaarloosd en dat het in het belang van de moeder en [minderjarige] wenselijk is dat de moeder meerderjarig wordt verklaard, nu zowel aan het criterium van artikel 1:253b lid 5 BW als aan het criterium van artikel 1:253ha lid 4 BW is voldaan. Het verzoek wordt derhalve toegewezen, hetgeen betekent dat de moeder meerderjarig wordt verklaard en zij wordt belast met het gezag over [minderjarige] . Ingevolge artikel 1:281 lid 1 sub b jo lid 2 BW is de voogdij van de grootvader over [minderjarige] daarmee dan beëindigd.
De kinderrechter wenst voorts te benadrukken dat het bewonderenswaardig is hoe de moeder, de vader en de wederzijdse grootouders de ongeplande zwangerschap en de komst van [minderjarige] hebben opgepakt. Het jonge moederschap en de verantwoordelijkheid die hieruit voortvloeit zal veel van de moeder vergen. De verwachting is dat zij dit aan kan. Daarbij moet echter niet vergeten worden dat de moeder zelf ook nog erg jong is en nog verder moet groeien richting volwassenheid. De kinderrechter gunt het haar dat zij, naast alle verantwoordelijkheid die zij nu draagt, ook de ruimte en gelegenheid krijgt om zichzelf verder te ontplooien en leuke dingen te ondernemen die passen bij haar (jonge) leeftijd.

De beslissing

De kinderrechter
verklaart [minderjarige moeder] , geboren op 30 januari 2005 te [geboorteplaats] , met ingang van heden meerderjarig;
belast [minderjarige moeder] met het gezag over de minderjarige [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op 3 januari 2021;
verklaart voor recht dat de voogdij van de heer [grootvader] over [minderjarige] vanwege de toekenning van het gezag over [minderjarige] aan N [minderjarige moeder] , is geëindigd;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2021 door mr. A.R. van Triest, kinderrechter, in tegenwoordigheid van W. Bakker-Maljers, griffier.
(wb)
De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 25 maart 2021.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.