Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2021 in de zaak tussen
[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres
Procesverloop
Overwegingen
Wettelijk kader
Beoordeling door de rechtbank
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO), welke door het UWV was afgewezen. Het primaire besluit van 11 december 2019, waarin de aanvraag werd afgewezen, werd door het UWV onderbouwd met de stelling dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor een WAZO-uitkering, omdat zij niet verzekerd was voor de Ziektewet (ZW). Eiseres had in 2019 gewerkt, maar het UWV stelde vast dat zij sinds 2 september 2019 geen verzekeringsplichtige arbeid meer had verricht en ook geen WW-uitkering ontving.
Tijdens de zitting op 10 februari 2021 is eiseres niet verschenen, terwijl het UWV zich liet vertegenwoordigen. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, die stelde dat zij wel in aanmerking kwam voor een WAZO-uitkering, niet gevolgd. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres niet verzekerd was voor de ZW en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een ander oordeel rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag voor de WAZO-uitkering terecht was afgewezen, omdat eiseres niet voldeed aan de vereisten van de wet.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.