Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.Beslag
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, stond de verdachte terecht voor het bezit van kinderporno. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 11 maart 2021, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De verdachte werd beschuldigd van het in bezit hebben van kinderporno-afbeeldingen en -video's op zijn computer, die op 6 januari 2020 in beslag was genomen na een aangifte van de moeder van een 8-jarig jongetje. De rechtbank moest beoordelen of de verdachte welbewust deze bestanden in zijn bezit had.
De verdediging voerde aan dat de verdachte niet verantwoordelijk was voor de aanwezigheid van de bestanden, omdat deze afkomstig zouden zijn van een back-up van een oude computer, die door zijn stiefvader op de nieuwe computer was gezet. De rechtbank constateerde dat er geen bewijs was dat de verdachte de bestanden had gedownload of opzettelijk had opgeslagen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden bewezen dat hij bewust kinderporno in zijn bezit had. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.
Daarnaast werd er een beslissing genomen over de in beslag genomen laptop. De rechtbank oordeelde dat de laptop, die 80 bestanden met kinderporno bevatte, onttrokken moest worden aan het verkeer, maar dat de overige bestanden, waaronder persoonlijke foto's van de verdachte, aan hem teruggegeven moesten worden. De rechtbank gaf het openbaar ministerie richtlijnen voor de teruggave van de niet-strafbare bestanden.