5.3De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b van 10 juli 2020. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Zijn standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit hoofdzakelijk voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
Enkel in de functie Graafmachinebestuurder komen zowel de bol- en cilindergreep als kenmerkende belasting voor. In de functies Chauffeur personenbusje en Productie-medewerker industrie gaat het alleen om de cilindergreep als kenmerkende belasting. Uit de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b volgt dat eiser met zijn beperkingen alle in rechtsoverweging 5.1 genoemde functies kan uitvoeren. Zo wijst de arbeidsdeskundige b&b erop dat bij de functies Graafmachinebestuurder en Productiemedewerker industrie zo nodig de rechter, niet-beperkte, hand gebruikt kan worden ter compensatie van de linkerhand. In de functie Chauffeur personenbusje is de beperking van de linkerhand volgens de arbeidsdeskundige b&b geen belemmering voor het autorijden. Het dragen van een koffer is een incidentele belasting van korte duur, welke bovendien met de rechterhand uitgevoerd kan worden. Deze toelichting is begrijpelijk en voldoende onderbouwd.
Verder heeft eiser aangevoerd dat zijn belastbaarheid in de functies Graafmachinebestuurder en Chauffeur personenbusje wordt overschreden, omdat hij de linker elleboog op de harde deursteun moet laten rusten en daarmee zijn belastbaarheid overschrijdt. De rechtbank volgt eiser hierin niet en verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b van 10 juli 2020. Daarin is aangegeven dat in de functies Graafmachinebestuurder en Chauffeur personenbusje het steunen op de elleboog niet voorkomt en dat eiser de linker elleboog tijdens het werk kan laten rusten op de schoot. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om gebruik te maken van een zogenaamde gepolsterde armsteun, die verkrijgbaar is voor in de deur en de middenconsole van een auto. De stelling van eiser, dat een dergelijke armsteun hem geen soelaas biedt, passeert de rechtbank. Niet alleen is deze stelling niet onderbouwd, bovendien valt het steunen op de ellebogen in de geduide functies niet onder de (kenmerkende) belasting. Overigens kan uit de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b worden afgeleid dat de gepolsterde armsteunen als optioneel zijn bedoeld. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de arbeidsdeskundige b&b tevens gemotiveerd heeft dat het steunen op de elleboog niet voorkomt in de functie Productiemedewerker industrie, omdat de werkzaamheden aan een werktafel worden verricht, waarbij er met de onderarmen op de werktafel wordt gesteund.
Het voorgaande betekent dat de hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 37,10%. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid. Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 16 juli 2019 heeft vastgesteld op 37,10%.
Aangezien met ingang van 16 juli 2019 de duur van de met ingang van 5 juli 2017 toegekende loongerelateerde WGA-uitkering is verstreken en eiser niet tenminste de helft van zijn resterende restverdiencapaciteit feitelijk te gelde maakt, komt eiser met ingang van 16 juli 2019 in aanmerking voor de toegekende WGA-vervolguitkering. Op basis van de mate van arbeidsongeschiktheid van 37,10% is eiser terecht ingedeeld in arbeidsongeschiktheidsklasse 35% - 45%. Eiser heeft recht op een uitkering ter hoogte van 28% van het wettelijk minimumloon.
7.
Conclusie
Ter zitting heeft eiser zijn beroep op het vertrouwensbeginsel ingetrokken, zodat deze beroepsgrond geen bespreking meer behoeft.
Gelet op het voorgaande, zal het beroep tegen bestreden besluit II ongegrond worden verklaard.
8.
Proceskosten en griffierecht
Nu het UWV in beroep de oorspronkelijk bestreden beslissing heeft ingetrokken en vervangen door een herziene beslissing op bezwaar met deels nieuwe functies zal de rechtbank het UWV veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,‑ en wegingsfactor 1). Daarnaast komt het griffierecht van € 48,- voor vergoeding in aanmerking.