Op 19 maart 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Akça-Altun, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 22 april 2020, waarin haar Ziektewet-uitkering werd beëindigd per 21 februari 2020. Eiseres was eerder werkzaam als orderpicker/productiemedewerker en was sinds 1 februari 2019 uitgevallen door psychische klachten. Het UWV had haar na een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling hersteld verklaard, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering.
Tijdens de zitting op 4 maart 2021 in Breda, waar eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, werd het medisch oordeel van het UWV besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de UWV-arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig onderzoek hebben gedaan en tot de conclusie zijn gekomen dat eiseres voldoende belastbaar was om haar werkzaamheden te hervatten. Eiseres had in beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd die haar standpunt onderbouwde, en de rechtbank oordeelde dat het UWV op goede gronden de uitkering had beëindigd.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek van eiseres om een onafhankelijke deskundige in te schakelen af, omdat er geen twijfel bestond over de juistheid van de medische beoordelingen door het UWV. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.