ECLI:NL:RBZWB:2021:1365

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
ABW- 20_6524
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering na medische beoordeling en bezwaar

Op 19 maart 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Akça-Altun, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 22 april 2020, waarin haar Ziektewet-uitkering werd beëindigd per 21 februari 2020. Eiseres was eerder werkzaam als orderpicker/productiemedewerker en was sinds 1 februari 2019 uitgevallen door psychische klachten. Het UWV had haar na een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling hersteld verklaard, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering.

Tijdens de zitting op 4 maart 2021 in Breda, waar eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, werd het medisch oordeel van het UWV besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de UWV-arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig onderzoek hebben gedaan en tot de conclusie zijn gekomen dat eiseres voldoende belastbaar was om haar werkzaamheden te hervatten. Eiseres had in beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd die haar standpunt onderbouwde, en de rechtbank oordeelde dat het UWV op goede gronden de uitkering had beëindigd.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek van eiseres om een onafhankelijke deskundige in te schakelen af, omdat er geen twijfel bestond over de juistheid van de medische beoordelingen door het UWV. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6524 ZW

uitspraak van 19 maart 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , wonende te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. M. Akça-Altun, advocaat te Breda,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 22 april 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake haar aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 4 maart 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens is tolk in de Turkse taal [naam tolk] verschenen. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als orderpicker/productiemedewerker via [naam B.V.] B.V. voor 40 uur per week. Voor dat werk is zij op 1 februari 2019 uitgevallen vanwege psychische klachten. Vervolgens is eiseres op 29 april 2019 ziek uit dienst gegaan.
Bij besluit van 16 mei 2019 heeft het UWV met ingang van 29 april 2019 aan eiseres een ZW-uitkering toegekend.
Na een zogeheten Eerstejaars Ziektewetbeoordeling heeft het UWV bij besluit van
17 februari 2020 (primair besluit) eiseres hersteld verklaard voor haar eigen werk en de
|ZW-uitkering beëindigd met ingang van 21 februari 2020.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres heeft
beëindigd per 21 februari 2020.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
4.
Arbeidsmaatstaf
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak het eigen werk als orderpicker/productiemedewerker als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapportages van een UWV-arts, gecontrasigneerd door een verzekeringsarts, en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1.
UWV-arts [naam arts] heeft eiseres in het kader van een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling gezien op het spreekuur op 8 november 2019, waarbij lichamelijk en psychisch onderzoek is verricht, en heeft het dossier bestudeerd. De UWV-arts rapporteert op 8 november 2019 het volgende. Eiseres ging ziek uit dienst vanwege het opspelen van al vele jaren bestaande psychische klachten. Na een zeer moeizaam huwelijk, waarin er sprake was van mishandeling van eiseres en middelengebruik door haar ex-partner, is eiseres weggezakt in depressieve klachten, PTSS en waarschijnlijk cultureel bepaald gedrag van zich terugtrekken, niet meer naar buiten gaan/geen contact met derden meer zoeken en stemmen horen. Op het spreekuur is eiseres erg bozig, theatraal en niet bereid mee te werken. Wel heeft zij hulp gezocht en is zij zeer recent gestart bij [naam bedrijf] . In het verleden zijn er meerdere langdurige behandelingen geweest bij de GGZ zonder resultaat. Ondanks de klachten heeft eiseres wel bijna een jaar kunnen werken in de maatgevende arbeid. Vanwege onduidelijkheid over de exacte aard en ernst van de klachten zal medische informatie worden opgevraagd bij [naam bedrijf] .
Na ontvangst van de bij [naam verpleegkundige ] , verpleegkundig specialist GGZ bij [naam bedrijf] , opgevraagde medische informatie rapporteert de UWV-arts op 14 februari 2020 het volgende. Er is sprake van een stabiele situatie. Behandelaar geeft aan dat de psychische problemen al jaren bestaan en dat eiseres onvoldoende kan/wil meewerken aan aanpak van onderliggende persoonlijkheidsproblematiek. Werk heeft in het verleden een positieve invloed gehad op eiseres. Er wordt geen aanzienlijke verandering van de medische situatie, belastbaarheid en mogelijkheden verwacht binnen drie maanden. Eiseres is voldoende belastbaar om weer de maatgevende arbeid te hervatten.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts] heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts b&b rapporteert op 21 april 2020 het volgende. Door eiseres zijn geen nadere medische gegevens overgelegd waaruit zou moeten blijken dat er sprake is van ernstigere beperkingen dan waarvan bij het primaire besluit is uitgegaan. De lichamelijke klachten zijn niet te herleiden tot een objectiveerbare medische stoornis. De psychische klachten bestaan al jaren.
[naam bedrijf] gaf al aan dat werken juist goed is voor eiseres. Dit geeft structuur in haar leven, ze moet op tijd uit bed, het geeft sociale contacten. De behandeling bij depressieve klachten is activeren. Er is geen reden om af te wijken van het oordeel van de UWV-arts.
5.2.
Eiseres heeft in beroep tegen het medisch oordeel van het UWV haar bezwaargronden herhaald. Eiseres stelt dat zij volledig arbeidsongeschikt is wegens lichamelijke en psychische klachten en dat zij door dagelijks medicijngebruik suf en slaperig is, waardoor zij geen arbeid kan verrichten. Verder stelt eiseres dat er ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen. In beroep heeft eiseres tevens de rechtbank verzocht een onafhankelijke deskundige in te schakelen om haar lichamelijke en psychische klachten te onderzoeken op kosten van het UWV, omdat zij daarvoor geen financiële middelen heeft.
5.3.
Eiseres heeft haar beroepsgronden niet nader onderbouwd met nieuwe medische informatie, maar heeft zich met name beroepen op de al in het dossier aanwezige medische informatie. De rechtbank overweegt dat deze medische informatie in bezwaar al bij het UWV bekend was en door de UWV-arts en de verzekeringsarts b&b in hun conclusies is betrokken. Het gaat bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling om de beperkingen die een medisch en objectiveerbaar gevolg zijn van ziekte. Het UWV heeft zorgvuldig gemotiveerd welke klachten en beperkingen objectiveerbaar zijn. De bevindingen van de verzekeringsartsen zijn onderbouwd en berusten op voldoende zorgvuldig onderzoek. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat de verzekeringsartsen geen juist of een onvolledig beeld hebben gehad van de medische situatie van eiseres op 21 februari 2020.
Uit de informatie van de behandelend sector volgt een duidelijk beeld van de klachten, de gestelde diagnoses en de bevindingen bij onderzoek door de behandelaren. De standpunten van de UWV-arts en de verzekeringsarts b&b enerzijds en de behandelaren anderzijds staan niet lijnrecht tegenover elkaar.
Eiseres is de mogelijkheid geboden medische informatie in te brengen, van welke mogelijkheid zij in de procedure ook gebruik heeft gemaakt. Niet is gebleken dat eiseres belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar medisch standpunt.
Nu er geen twijfel is aan de juistheid van de conclusies van de UWV-arts en de verzekeringsarts b&b, is er geen aanleiding een deskundige te benoemen. Het verzoek daartoe wordt afgewezen.
6. De beroepsgronden van eiseres slagen niet. Het UWV heeft op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres beëindigd per 21 februari 2020. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. Er is geen reden een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid vanmr. A.M. Pasmans, griffier, op 19 maart 2021en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.