In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres, die een WIA-uitkering ontving, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV waarin haar uitkering voor vier maanden met 25% werd verlaagd. Dit besluit was genomen omdat eiseres niet had meegewerkt aan haar re-integratie. Eiseres stelde dat zij door gezondheidsklachten niet in staat was om te re-integreren en verzocht de rechtbank om het UWV te veroordelen tot schadevergoeding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in het verleden arbeidsongeschikt was en dat zij op 12 november 2015 arbeidsongeschikt was gemeld. De rechtbank heeft de processtukken en de argumenten van beide partijen zorgvuldig bekeken. Eiseres had geen medewerking verleend aan het opstellen van een re-integratieplan en had geweigerd deel te nemen aan een re-integratietraject. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had geconcludeerd dat eiseres arbeidsmogelijkheden had en dat de maatregel om de uitkering te verlagen terecht was opgelegd. Eiseres had geen medische gegevens overgelegd die haar stelling onderbouwden dat zij niet in staat was om mee te werken aan haar re-integratie.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.