ECLI:NL:RBZWB:2021:130

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 januari 2021
Publicatiedatum
13 januari 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7013
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring bezwaar WIA door UWV

Op 12 januari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I.E. Mussche, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 7 mei 2020, waarin haar bezwaar tegen de wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiseres voerde aan dat zij door uitzonderlijke omstandigheden, veroorzaakt door de coronamaatregelen, niet in staat was om tijdig een bezwaarschrift in te dienen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de zaak onderzocht, waaronder de impact van de coronamaatregelen op eiseres en haar gezin.

De rechtbank concludeerde dat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift was overschreden en dat deze overschrijding niet verschoonbaar was. Eiseres had niet voldoende aangetoond dat zij gedurende de gehele bezwaartermijn niet in staat was om een bezwaarschrift in te dienen. De rechtbank oordeelde dat het UWV het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 12 januari 2021, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7013 WIA

uitspraak van 12 januari 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. I.E. Mussche,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 15 juni 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van 7 mei 2020 (bestreden besluit) van het UWV over de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eiseres tegen de wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 17 december 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger verweerder] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres ontvangt een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Bij besluit van 10 maart 2020 (primair besluit) heeft het UWV eiseres medegedeeld dat zij vanaf 14 oktober 2019 minder arbeidsgeschikt is dan voorheen en dat daarom de uitkering van eiseres wordt aangepast vanaf 1 januari 2020.
Eiseres heeft op 22 april 2020 digitaal bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Het UWV heeft het bezwaarschrift op 22 april 2020 ontvangen.
Bij bestreden besluit van 7 mei 2020 heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard vanwege een - onverschoonbare - overschrijding van de termijn.
2. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij vanwege uitzonderlijke omstandigheden door de coronamaatregelen geen hulp kon krijgen bij het tijdig indienen van het bezwaarschrift. Eiseres is bekend met meerdere diagnosen waardoor zij bij veel dagelijkse dingen hulp nodig heeft. Vanwege de sluiting van de scholen kwamen haar drie kinderen vanaf 16 maart 2020 thuis te zitten. De kinderen zijn eveneens bekend met een diagnose en hebben veel aandacht en begeleiding nodig. Met het thuisonderwijs kwam er nog meer druk op eiseres te liggen. Dit was erg zwaar. De begeleiding die eiseres normaal gesproken krijgt bij onder andere het doen van administratie, kon vanwege de intelligente lockdown in het kader van COVID-19 niet bij eiseres thuis komen. Zij was op dat moment voor alles op zichzelf aangewezen. Het heeft eiseres veel inspanning en moeite gekost om alsnog een bezwaarschrift in te dienen.
3. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft, ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift, niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.1
De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit is gedateerd op 10 maart 2020. Eiseres heeft niet betwist dat zij dit primaire besluit heeft ontvangen. Daarmee is gegeven dat de bezwaartermijn is aangevangen op 11 maart 2020 en geëindigd op 21 april 2020. Niet in geschil is dat het bezwaarschrift op 22 april 2020 is ontvangen bij het UWV en daarmee buiten de bezwaartermijn ingediend.
4.2
De bewaartermijn is een fatale wettelijke termijn waarvan niet kan worden afgeweken. Alleen als de termijnoverschrijding verschoonbaar is in verband met zeer bijzondere omstandigheden waardoor de termijnoverschrijding gerechtvaardigd wordt, kan niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijven.
4.3
De rechtbank ziet in de door eiseres aangevoerde redenen geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank acht het invoelbaar dat eiseres de benoemde omstandigheden heeft moeten doormaken en belemmeringen ondervindt als gevolg van medische en psychische problematiek. Eiseres heeft echter niet voldoende aangetoond, bijvoorbeeld door medische stukken te overleggen, dat zij gedurende de gehele bezwaartermijn niet in staat is geweest om tijdig een, eventueel voorlopig, bezwaarschrift in te dienen. Gelet op het feit dat eiseres kennelijk wel in staat is geweest om op 22 april 2020 zelfstandig een bezwaarschrift in te dienen, valt niet in te zien waarom eiseres dit niet uiterlijk een dag eerder - en nog tijdig - had kunnen doen. Dat eiseres niet tijdig bewaar heeft gemaakt dient dan ook voor eigen rekening en risico van eiseres te blijven.
Er is dan ook geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb die in de weg zou staan aan niet-ontvankelijkverklaring.
5. De rechtbank is van oordeel dat het UWV het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
6. Nu het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van
B.C. van Sprundel-Thelosen, griffier op 12 januari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
De rechter is niet in de gelegenheid
om deze uitspraak mee te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.