ECLI:NL:RBZWB:2021:1289

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
18 maart 2021
Zaaknummer
AWB- 20_787
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen handhaving geluidsnormen door gemeente Geertruidenberg in verband met scheepswerfactiviteiten

Op 17 maart 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen Offshore Ruijtenberg B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg. Eiseres, Offshore Ruijtenberg B.V., heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, dat op 13 december 2019 was genomen, waarin een last onder dwangsom werd opgelegd vanwege overtredingen van geluidsnormen uit de omgevingsvergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoende maatregelen had getroffen om verdere overtredingen te voorkomen, ondanks eerdere waarschuwingen en een opgelegde dwangsom van € 5.000 per dag voor elke nieuwe overtreding, tot een maximum van € 15.000.

Tijdens de zitting op 11 februari 2021 heeft eiseres aangevoerd dat de zienswijzetermijn te kort was en dat de onbemande geluidmetingen door de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) niet betrouwbaar waren. De rechtbank oordeelde echter dat de zienswijzetermijn voldoende was en dat de onbemande metingen, die volgens de geldende richtlijnen waren uitgevoerd, valide waren. De rechtbank concludeerde dat de overschrijdingen van de geluidsnormen aan eiseres konden worden toegerekend en dat verweerder bevoegd was om handhavend op te treden.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 17 maart 2021 en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/787 GEMWT

uitspraak van 17 maart 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

Offshore Ruijtenberg B.V. , te Raamsdonksveer , eiseres,

gemachtigde: mr. P.M.D. Weijers
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg, verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen [naam belanghebbende ] ,

gemachtigde: mr. E.T. Stevens.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 13 december 2019 (bestreden besluit) over de last onder dwangsom tot het treffen van afdoende maatregelen om verdere overtredingen van de geluidsnormen uit voorschrift 3.1.3 van de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu van 29 augustus 1995 te voorkomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 11 februari 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [naam directeur] (directeur). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door gemachtigden [vertegenwoordiger vwr1] , ing. G.F.C. van Grunsven en [naam vertegenwoordiger2] . Derde partij is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote en door zijn gemachtigden mr. W. Graafland en [naam gemachtigde belanghebbende] .

Overwegingen

Feiten

Eiseres exploiteert een scheepswerf aan de Maasdijk 3 te Raamsdonksveer . De werkzaamheden betreffen - samengevat - reparatie en nieuwbouw van alle voorkomende binnenvaartuigen en kleinere zeeschepen alsook het verlengen dan wel inkorten van diverse schepen, het schoonspuiten en conserveren van binnenvaart- en offshore vaartuigen en het vervaardigen van diverse lichte en zware constructiewerken.
Voor deze activiteiten is aan eiseres laatstelijk bij besluit van 29 augustus 1995 een milieuvergunning verleend. Aan deze vergunning is, voor zover hier van belang, in voorschrift 3.1.3 bepaald dat op de in bijlage “Geluid-immissiepunten” aangegeven immissiepunten de in de tabel opgenomen waarden van het piekgeluidniveau vanwege activiteiten als het vlambooggutsen, slijpen, hameren en stoten van staal op staal tijdens montage niet mogen worden overschreden. In de tabel is voor immissiepunt 3 voor de dagperiode de maximaal toegelaten piekbelasting op 75 dB(A) bepaald.
Naar aanleiding van klachten van omwonenden, waaronder derde partij als bewoner van het appartementencomplex aan de Jacq. Stalkade aan de overzijde van de Donge, zijn door de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) in de periode 29 maart 2019 t/m 25 april 2019 gedurende de dagperiode (van 07:00 uur tot 19:00 uur) onbemande geluidmetingen verricht ter plaatse van het appartementencomplex aan de Jacq. Stalkade (overeenkomend met immissiepunt 3). Daaruit is naar voren gekomen dat de maximaal toegelaten grenswaarde van 75 dB(A) tijdens werkzaamheden aan de afgemeerde schepen ter plaatse van immissiepunt 3 ruimschoots werden overtreden. De geluidmetingen toonden een piekbelasting van ten hoogste 93 dB(A) inclusief gevelreflectie (dan wel 90 dB(A) exclusief gevelbelasting).
Deze bevindingen hebben geleid tot het voornemen van verweerder van 21 juni 2019 om ter zake van deze overtredingen handhavend op te treden. Daarbij is eiseres een termijn van één week gegund om haar zienswijze op dit voornemen in te dienen.
Bij het primaire besluit van 2 juli 2019 heeft verweerder, onder weerlegging van de zienswijze, eiseres gelast om binnen zes weken afdoende maatregelen te treffen om verdere overtredingen van de geluidsnormen uit voorschrift 3.1.3 van de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu van 29 augustus 1995 te voorkomen. Daarbij is eiseres aangezegd dat zij een dwangsom verbeurt van € 5.000,-- per etmaal en per nieuw geconstateerde overtreding van de geluidnormen van voorschrift 3.1.3, tot een maximumbedrag van € 15.000,--.
Tegen dit besluit heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Standpunten van partijen
2.1
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat verweerder in het bestreden besluit niet op al haar bezwaren is ingegaan. Zij heeft daarbij met name gewezen op haar bezwaar dat de zienswijzetermijn te kort was en op haar verzoek om een langere begunstigingstermijn. Voorts heeft eiseres betoogd dat door de OMWB ten onrechte gebruik is gemaakt van onbemande geluidmetingen, omdat door directe waarneming van een toezichthouder nauwkeuriger kan worden vastgesteld of de overschrijding van de grenswaarde van piekgeluid wordt veroorzaakt door eiseres of door andere geluidsbronnen.
2.2
Verweerder heeft voor de motivering van het bestreden besluit verwezen naar het advies van de Bezwaarschriftencommissie.
Niet op alle bezwaren ingegaan
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres terecht opgemerkt dat in het advies van de Bezwaarschriftencommissie en evenmin in het bestreden besluit is ingegaan op haar bezwaar dat de zienswijzetermijn van een week en de begunstigingstermijn van zes weken te kort waren. Dit is een motiveringsgebrek. De rechtbank ziet evenwel aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te passeren. Daarbij is in aanmerking genomen dat eiseres door het motiveringsgebrek niet in haar belangen is geschaad. Zij heeft tijdig haar zienswijze kunnen indienen en de begunstigingstermijn van zes weken was lang genoeg om de overtreding te beëindigen. Vanwege het motiveringsgebrek en de toepassing van artikel 6:22 van de Awb zal de rechtbank verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten.
Onbemande geluidmetingen
4.1
Ter onderbouwing van haar stelling dat door de OMWB ten onrechte gebruik is gemaakt van onbemande geluidmetingen heeft eiseres gewezen op de notitie van Peutz van 21 maart 2018, met daarin een beschouwing van de maximale geluidniveaus in de woonomgeving. Concreet is zij van mening dat uit de metingen van Peutz blijkt dat de overschrijding van de grenswaarden ook door andere (omgevings)geluiden kon plaatsvinden en dat daarom niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de overschrijding van haar afkomstig is.
4.2
De rechtbank overweegt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) onder meer in haar uitspraak van 21 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2473, heeft geoordeeld dat onbemand meten in het algemeen is toegestaan. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om daar in dit geval anders over te oordelen. De OMWB heeft aangegeven dat de geluidsmetingen zijn verricht volgens de “Handleiding meten en rekenen industrielawaai” ICG-publicatie IL-HR-13-01. Voor en na de metingen is het gehele meetsysteem gekalibreerd en tijdens de metingen zijn geluidsopnames gemaakt die zijn gebruikt bij de analyse van de resultaten. Zoals ter zitting nader is toegelicht is door het terugluisteren van de opnames en door visuele en auditieve waarnemingen van de toezichthouder bij het plaatsen en ophalen van de meetapparatuur, vastgesteld dat de maximale geluidniveaus in de periode 29 maart 2019 t/m 25 april 2019 van de scheepswerf afkomstig waren en niet van andere activiteiten elders. De rechtbank ziet geen reden om hieraan te twijfelen. Dit betekent dat de overschrijdingen geheel kunnen worden toegerekend aan eiseres. Verweerder was dan ook bevoegd om daartegen handhavend op te treden.
Afzien van handhaving
5.1
De rechtbank is van oordeel dat legalisering van deze overtredingen niet in de rede ligt. Behoudens bijzondere omstandigheden is het onjuist noch onredelijk te achten dat een bestuursorgaan in een geval waarin is gehandeld in strijd met een wettelijk voorschrift en de betrokken handeling niet kan worden gelegaliseerd, in het belang van de handhaving van wettelijke voorschriften en het voorkomen van precedentwerking besluit tot het toepassen van bestuursdwang of tot het opleggen van een last onder dwangsom. Dit geldt te meer indien, zoals in dit geval, door een derde is verzocht om handhavend op te treden.
5.2
Eiseres heeft uitgebreid verslag gedaan van haar meer dan 100-jarige geschiedenis, maar naar het oordeel van de rechtbank kan dit niet gezien worden als een bijzondere omstandigheid die verweerder had moeten nopen om van handhaving af te zien.
Conclusie
6. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep van eiseres ongegrond verklaard dient te worden. Omdat, zoals hiervoor is geoordeeld, toepassing wordt gegeven aan artikel 6:22 van de Awb zal de rechtbank verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,‑ en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 17 maart 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De rechter is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
P.H.M. Verdonschot, griffier
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.