ECLI:NL:RBZWB:2021:1277

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
17 maart 2021
Zaaknummer
02/001018-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het afsteken van een mortierbom in een woonwijk met letsel en schade tot gevolg

Op 19 maart 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op oudjaarsavond 2018 in Breda een zware mortierbom heeft afgestoken in een dichtbevolkte woonwijk. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren voor het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk een ontploffing heeft veroorzaakt, waarbij levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omstanders te duchten was. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 9 dagen en een taakstraf van 240 uren geëist, maar de rechtbank besloot tot een werkstraf van maximale duur. De verdachte had spijt van zijn handelen en had de schade aan de slachtoffers vergoed. De rechtbank hield rekening met de positieve houding van de verdachte en zijn schuldbewustzijn. De benadeelde partijen vorderden schadevergoeding, die door de rechtbank werd toegewezen. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet op de economische delicten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-001018-19
vonnis van de meervoudige kamer van 19 maart 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsvrouw mr. R.M. van Breemen, advocaat te Raamsdonksveer

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 maart 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Gaillard, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een ontploffing teweeg heeft gebracht door zwaar professioneel vuurwerk af te steken met letsel en schade tot gevolg en dat hij professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem tenlastegelegde heeft gepleegd en baseert zich daarbij met name op de bekennende verklaring van verdachte, de verklaringen van aangevers, de bevindingen van de politie en een explosievenonderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van feit 1, omdat daarvoor dubbel opzet is vereist: het opzet van verdachte moet gericht zijn geweest op de ontploffing en tevens op het teweegbrengen van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en gevaar voor goederen. Omdat verdachte geen opzet heeft gehad op het toebrengen van enig lichamelijk letsel noch op het vernielen van goederen moet hij worden vrijgesproken.
Feit 2 kan naar de opvatting van de verdediging wel wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
De rechtbank is op grond van de hierna in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een shell/mortierbom aan te steken.
Betoogd is dat het opzet van verdachte niet gericht was op de gevolgen van de ontploffing. Het opzet in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) behoeft echter slechts gericht te zijn op het teweegbrengen van een ontploffing. De omstandigheid dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of gemeen gevaar voor goederen te duchten is door de ontploffing, is onttrokken aan het opzetvereiste. Het is niet van belang dat de dader zelf dat gevaar wellicht niet heeft voorzien. Voldoende is dat het bedoelde gevaar naar objectieve maatstaven aanwezig is en in het algemeen voorzienbaar is op het moment dat de gedraging wordt verricht. Verdachte heeft in dit geval opzettelijk een shell/mortierbom midden op straat in een woonwijk aangestoken. Zowel op straat als in meerdere aan die straat gelegen woningen waren personen aanwezig. Er stonden ook diverse voertuigen geparkeerd in de directe nabijheid van de plaats waar de mortierbom door verdachte tot ontploffing is gebracht. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wist dat een mortierbom gevaarlijk en - voor particuliere gebruikers - illegaal vuurwerk was. Door dergelijk zwaar vuurwerk te ontsteken midden in een woonwijk in de directe nabijheid van personen en goederen was genoemd gevaar naar algemene ervaringsregels te voorzien, zodat feit 1 wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden.
Feit 2
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en het proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat verdachte (na de ontploffing) over nog acht shells/mortierbommen beschikte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in totaal negen shells/mortierbommen voorhanden heeft gehad.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 31 december 2018 te Breda op de openbare weg te weten Arenberglaan, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door opzettelijk een zogenaamde shell/mortierbom (categorie 3) in een lanceerbuis met statief in te brengen en vervolgens de lont van die shell/mortierbom aan te steken, waarna deze shell/mortierbom in of buiten die lanceerbuis tot ontploffing is gekomen,
terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te weten zich in de (directe) nabijheid bevindende- (buurt/straat)bewoners en/of andere omstanders te duchten was en dit feit
- lichamelijk letsel, te weten een gekneusde lever en een gekneusde bovenbuik met bloeduitstorting voor [naam 1] en verbrandingsletsel in de hals van [naam 2] ten gevolge heeft gehad en
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen ontstond en/of te duchten was, te weten voor zich in de (directe) nabijheid bevindende woningen en voertuigen (onder andere)
- de woning (aan de Arenberglaan [huisnummer] ) en een personenauto (merk Peugeot met kenteken [kenteken 1] ) van [naam 3] en
- een personenauto (merk BMW kenteken [kenteken 2] ) van [naam 4] en
- de woning (aan de Arenberglaan [huisnummer] ) van [naam 5] en
- een personenauto (merk Vw type Polo met kenteken [kenteken 3] ) van [naam 6] ;
feit 2
op 31 december 2018 te Breda, opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten 9 stuks Shells/Mortierbommen voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 9 dagen, met aftrek van het voorarrest en een taakstraf van 240 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de strafmaat is aangevoerd dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit. Verder is gesteld dat verdachte veel spijt heeft van zijn handelen. Hij heeft contact gehad met de personen die schade hebben ondervonden van zijn handelen en de schade is door verdachte ook nagenoeg geheel vergoed. Verzocht is te volstaan met een taakstraf van 120 uur, ook indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring zou komen van feit 1 omdat dan sprake is van de meest lichte opzetvariant.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Wat een gezellige oudjaarsavond 2018 had moeten worden is uitgemond in een avond van schrik, angst, lichamelijk letsel bij twee jonge kinderen en veel schade. Eén van de twee kinderen moest vanwege ernstige verwondingen worden opgenomen en behandeld in het ziekenhuis. Meerdere auto’s hebben (forse) schade opgelopen en diverse ruiten van woningen zijn gesneuveld.
Midden in een woonwijk heeft verdachte een zware mortierbom afgestoken met (onbedoeld) een enorme explosie als gevolg. In de auto van een vriend had verdachte nog acht mortierbommen liggen. Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) blijkt dat voor het afsteken van dergelijk professioneel vuurwerk specialistische kennis is vereist. Schokkend om te lezen vindt de rechtbank de conclusie van het NFI dat de veiligheidsafstand tot het publiek minimaal 265 meter moet bedragen wanneer dit soort mortierbommen bij een evenement worden afgestoken. Verdachte heeft een dergelijke mortierbom afgestoken midden op straat in een dichtbevolkte woonwijk met diverse personen en auto’s in de directe nabijheid. Het had dan ook vele malen erger kunnen aflopen. Verdachte wist dat hij zwaar, illegaal vuurwerk afstak en was zich bewust van de daaraan verbonden risico’s. Desalniettemin heeft hij een mortierbom in de geschetste omstandigheden tot ontploffing gebracht. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Bij de bepaling van de soort en de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de volgende omstandigheden.
Over verdachte is een reclasseringsrapport uitgebracht. De reclassering adviseert om verdachte bij een veroordeling een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Interventies en toezicht zijn niet nodig. Uit het rapport blijkt verder dat verdachte zich erg geschrokken en ontdaan toonde door het voorval. Ook de rechtbank is ter zitting gebleken dat verdachte schuldbewust is. Meteen na de explosie heeft hij zich bekommerd om de slachtoffers en de door hem veroorzaakte schade heeft hij vergoed, voor zover deze bij hem bekend was. De rechtbank vindt het positief dat verdachte zelf de publiciteit heeft opgezocht en heeft meegewerkt aan een interview voor de krant om te waarschuwen voor de vreselijke gevolgen die (illegaal) vuurwerk kan hebben. De rechtbank stelt vast dat verdachte volledig de verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. De rechtbank heeft de indruk dat er bij verdachte sprake is van oprecht berouw.
Gelet op de positieve houding van verdachte, die zijn leven op orde heeft, is de rechtbank van oordeel dat een gedeeltelijk voorwaardelijke straf en/of reclasseringstoezicht niet nodig is
Hoewel de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zouden kunnen rechtvaardigen, acht de rechtbank – alles afwegend - het opleggen van een werkstraf van maximale duur passend en geboden.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [naam 6] vordert een materiële schadevergoeding van
€ 892,03 en de benadeelde partij [naam 4] vordert een materiële schadevergoeding van € 1.397,55, beiden voor feit 1.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partijen en dat hij verplicht is hun schade te vergoeden.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is door beide benadeelde partijen voldoende aannemelijk gemaakt en verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de schade wil vergoeden. De rechtbank zal daarom beide vorderingen toewijzen. De rechtbank zal de wettelijke rente over het gedeelte van de materiële schade van benadeelde partij [naam 6] dat ziet op de herstelkosten van de auto toewijzen vanaf 31 december 2018, omdat de schade op die datum is ontstaan. De wettelijke rente over de taxatiekosten zal worden toegewezen vanaf 25 april 2019, omdat uit de onderbouwende stukken blijkt dat op die datum dat bedrag is voldaan. Omdat door benadeelde partij [naam 4] niet is onderbouwd vanaf welke datum de schade is ontstaan, zal de rechtbank de wettelijke rente over het bedrag van € 1.397,55 toewijzen vanaf de datum van indiening van de vordering, te weten 3 mei 2019.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen van de benadeelde partijen zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 2:overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 6] van € 892,03 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend over een bedrag van € 817,03 vanaf 31 december 2018 en over een bedrag van € 75,- vanaf 25 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 4] van € 1.397,55 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 3 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen;
- bepaalt dat bij niet betaling het daarbij vermelde aantal dagen gijzeling kan worden toegepast:
- benadeelde partij [naam 6] (feit 1), € 892,03, 17 dagen gijzeling,
te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend over een bedrag van € 817,03 vanaf 31 december 2018 en over een bedrag van € 75,- vanaf 25 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- benadeelde partij [naam 4] (feit 1), € 1.397,55, 23 dagen gijzeling,
te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 3 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening,
met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. S.W.M. Speekenbrink en mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van F.W.P.M. van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 maart 2021.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
Feit 1
hij op of omstreeks 31 december 2018 te Breda op of aan de openbare weg te weten Arenberglaan, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door opzettelijk een
zogenaamde shell/mortierbom (categorie 3) in een lanceerbuis met statief in elk geval (illegaal) (zeer zwaar) professioneel vuurwerk (verkeerd om/op de kop/ondersteboven/op onjuiste wijze) (deels) in die lanceerbuis in te brengen, dan wel (deels) in die lanceerbuis te laten zakken en/of (aan) te duwen en/of vervolgens de lont van die shell/mortierbom in elk geval dat (illegale) (zeer zware) vuurwerk aan te steken, waarna deze shell/mortierbom in
elk geval dat illegale (zeer zware) vuurwerk in en/of buiten die lanceerbuis tot ontploffing is/zijn gekomen,
terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer anderen, te weten één of meer -zich in de (directe) nabijheid bevindende- (buurt/straat)bewoners en/of (een) (andere) omstander(s) te duchten was en dit feit
- zwaar lichamelijk letsel, te weten een gekneusde lever en/of een gekneusde bovenbuik met bloeduitstorting voor [naam 1] en/of verbrandingsletsel in de hals van [naam 2] ten gevolge heeft gehad en/of
terwijl daarvan gemeen gevaar voor (een) goed(eren) ontstond en/of te duchten was, te weten voor (onder meer) een of meer zich in de (directe) nabijheid bevindende woning(en) en/of voertuigen (onder andere)
- de woning (aan de Arenberglaan [huisnummer] ) en/of een (personen)auto (merk Peugeot met kenteken [kenteken 1] ) van [naam 3] ; en/of
- een (personen)auto (merk BMW kenteken [kenteken 2] ) van [naam 4] ; en/of
- de woning (aan de Arenberglaan [huisnummer] ) van [naam 5] ; en/of
- een (pers onen)auto (merk Vw type Polo met kenteken [kenteken 3] ) van [naam 6] ;
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
Feit 2
hij op of omstreeks 31 december 2018 te Breda, al dan niet opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten 9 stuks, althans een hoeveelheid, Shells/Mortierbommen, heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad en/of tot ontbranding heeft gebracht.
(art. 9.2.2.2.1. Wet Milieubeheer)
(art 1.2.2. lid 1/3 Vuurwerkbesluit)
(art 3.1.1 lid 1 Vuurwerkbesluit)

11.Bijlage II

De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2019003193 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 142.
Het proces-verbaal van bevindingen, bladzijde 10, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Op maandag 31 december 2018 omstreeks 21.00 uur hoorde ik dat wij als eenheid de melding kregen om te gaan naar de Arenberglaan [huisnummer] te Breda. Aldaar zou een meisje bloed spugen. Dit zou komen doordat zij geraakt zou zijn door een vuurpijl. Ik zag dat het meisje schaafwonden op haar buik had. Ik zag dat het buikje rondom de schaafwond blauw was. Ik hoorde dat het meisje bloed had gespuugd.
Terwijl ik met het meisje bezig was zag ik dat collega [verbalisant 1] zich bekommerde om een jongen van ongeveer 10 jaar oud. Ik zag dat deze jongen licht gewond was aan zijn hals.
Ik zag in de voortuin van nummer [huisnummer] een dikke pvc-pijp liggen, met hieromheen een houten stellage. Ik zag aan de overzijde van de weg een witte auto staan. Ik zag dat deze flink beschadigd was. Ik zag dat de auto ingedeukt was en dat de rechter voorruit eruit lag.
Het proces-verbaal van bevindingen, bladzijde 12 en 13, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag ik dat er een man op de weg stond. De man vertelde dat hij de melder was, genaamd [naam 4] . Ik hoorde dat de man zei dat zijn personenauto (BMW) beschadigd was door de vuurwerkbom. Ik zag dat het ging om een witte BMW met het kenteken [kenteken 2] . Ik zag dat de BMW deuken aan de rechterzijde had. Ik zag dat de ruiten aan rechterzijde van de BMW kapot waren. Ik zag dat er glas op de grond naast de auto lag. Ik zag dat de BMW in een parkeervak aan de overkant van de straat stond tegenover pand [huisnummer] .
Ik liep vervolgens naar de woning met huisnummer [huisnummer] . Ik hoorde dat een man in de woning zei dat hij het vuurwerk afgestoken had. De man legitimeerde zich als [verdachte] . Ik hoorde dat de man zei dat er nog meer Shells in de auto lagen.
Ik zag dat het bovenraam aan de voorzijde van pandnummer [huisnummer] stuk was.
Het proces-verbaal van bevindingen, bladzijde 14, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Ik zag ter plaatse dat er buiten op straat veel mensen stonden en dat er diverse voertuigen tegenover pand [huisnummer] beschadigd waren. Ik hoorde de hoofdbewoner van pand Arenberglaan [huisnummer] , genaamd [naam 7] , zeggen dat twee gewonde kinderen buiten voor de deuropening stonden.
Hierop heb ik [naam 7] gevraagd wie van zijn bezoekers buiten stonden tijdens het vuurwerkincident. Hij vertelde mij dat dit buiten hemzelf [naam 8] en [naam 9] en [naam 10] waren. [naam 7] verklaarde mij voorts dat er nog 8 Shells in zijn personenauto lagen. Hij verklaarde mij dat deze Shells eigendom waren van [verdachte] en dat hij deze daar in die auto had gelegd.
Het proces-verbaal van verhoor van [naam 3] , bladzijde 60 en 61, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Ik wens aangifte te doen van vernieling aan mijn auto en mijn woning aan de Arenberglaan [huisnummer] in Breda. Op 31 december 2018 stond onze personenauto, een Peugeot 206+ met kenteken [kenteken 1] , voor onze eigen woning in het parkeervak geparkeerd. Tussen 20:45 en 21:15 uur schrokken we op van een enorme knal. We voelden in onze woning echt de kracht van een explosie.
Ik zag iets uitsteken aan de voorzijde van mijn personenauto. Toen ik ging kijken zag ik een heel gat in de gril aan de voorzijde zitten. Ook zag ik dat onze kentekenplaat naast de auto bij de boom lag. De bevestigingsplaat van de kentekenplaat was ook kapot. Toen we vervolgens weer terug in onze woning kwamen zag ik dat in de keuken de vensterbank kapot was. We hadden twee ijzeren rekjes voor het raam in de keuken staan. Deze zijn beide door de harde klap naar beneden gevallen waardoor de vensterbank is gebroken.
Het proces-verbaal van verhoor van [naam 4] , bladzijde 50 en 51, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Gisterenavond, 31 december 2018. Ik had mijn personenauto, een BMW 318 Touring, wit van kleur, met kenteken [kenteken 2] in een parkeervak aan de Arenberglaan geparkeerd. Omstreeks 21:00 uur schrokken we op van een ontzettend harde knal. De knal veroorzaakte ook een soort van dreun die je even heel kort voelde. Ik zag de enorme schade aan de bijrijderskant. Ik zag dat er een stuk hout gewoon in het staal van mijn auto was geslagen. Ook zat er nog een gat in het staal. Verder was de ruit van het portier gesneuveld, mijn rechterbuitenspiegel was afgebroken en ik heb een hoop glas en hout in mijn auto aangetroffen. De gehele rechterzijde zat vol deuken.
Het proces-verbaal van verhoor van [naam 5] , bladzijde 65, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte namens het slachtoffer (rechtspersoon: [bedrijf] ). Ik ben woonachtig op het adres Arenberglaan [huisnummer] te Breda. Dit betreft een huurwoning die eigendom is van [bedrijf] . Op maandag 31 december 2018 ben ik omstreeks 12.00 uur thuis vertrokken. Toen ik op dinsdag 1 januari 2019 omstreeks 16.00 uur thuiskwam, ontdekte ik dat het badkamerraam was gesneuveld. Het badkamerraam was intact op het moment dat ik mijn woning verliet. De badkamer bevindt zich aan de voorzijde van mijn woning. Ik zag dat er een groot gat in het raam zat. Toen ik net thuis was, kwam mijn buurman van huisnummer [huisnummer] naar mij toe. Hij vertelde mij dat het badkamerraam was gesneuveld naar aanleiding van een ongeval met vuurwerk op maandag 31 december 2018.
Het proces-verbaal van verhoor van [naam 6] , bladzijde 68, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Ik ben de eigenaar van de personenauto, merk Volkswagen en voorzien van het kenteken [kenteken 3] . Op maandagochtend 31 december 2018, omstreeks 10.00 uur heb ik mijn auto geparkeerd op de Arenberglaan te Breda ter hoogte van [huisnummer] . Ik zag later dat mijn auto aan de rechter achterzijde beschadigd was. Bij deze doe ik aangifte van vernieling van mijn auto. Ik heb hem toen onbeschadigd weggezet en nu op 2 januari 2019 zit er schade aan.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 5 maart 2021, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 31 december 2018 in Breda een shell heb afgestoken. Ik heb de lont aangestoken. De andere 8 shells die in de auto lagen wilde ik ook nog afsteken. Ik had dit vuurwerk gekocht. Het zoontje van mijn zus en een dochtertje van vrienden stonden ook buiten, voor de woning. Het klopt dat je de druk voelde. Ik heb de shell of mortier in de buis gedaan.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, bladzijde 77, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Wij waren vuurwerk aan het afsteken en ik had die shells. Ik plaatste het statief en de shell gaat erin en ik stak de shell aan. En hij ontplofte in die buis. Wij stonden met zijn allen aan de kant, maar die shell ging niet omhoog. Dus de grote ontploffing was op de grond in het statief. Dus alles klapte uit elkaar. De buis, het statief, alles klapte uit elkaar. En toen waren er auto's beschadigd. En mijn neefje en dochter van een vriendin van ons die raakten gewond.
Ik weet dat het vuurwerk gevaarlijk is. Deze is groter dan het formaat van Nederlands vuurwerk. Ik had 9 “6 inch” shells.
Ik weet dat het levensgevaarlijk vuurwerk is en dodelijk kan zijn.
Het proces-verbaal van verhoor van [naam 11] , bladzijde 52 en 53, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Wij, mijn vriend [naam 10] en mijn dochter [naam 1] , waren bij vrienden [naam 12] en [naam 7] aan de Arenberglaan [huisnummer] in Breda om oud en nieuw te vieren. [verdachte] had vuurwerk bij en is met de kinderen terug naar buiten gegaan. De kinderen, [naam 1] en [naam 2] , stonden voor dat raam in de voortuin. [verdachte] heeft dat vuurwerk afgestoken op straat. Opeens hoorde ik een enorme harde klap. Op datzelfde moment zag ik [naam 1] en [naam 2] richting het raam vliegen. Ze werden echt met kracht achterovergeslagen, ze vielen op de grond.
Het geschrift, inhoudende een geneeskundige verklaring, bladzijde 111, inhoudende:
Betreft: [naam 1] , geb. [geboortedag] . 2011
uitwendig waargenomen letsel: bloeduitstorting bovenbuik
kneuzing lever en bovenbuik
geschatte duur van de genezing: 6 tot 8 weken.
Het geschrift, inhoudende een geneeskundige verklaring, bladzijde 114, inhoudende:
Betreft: [naam 2] , geb. [geboortedag] 2009
uitwendig waargenomen letsel: in hals verbrandingsletsel van 2 x 1 cm
Geschatte duur van de genezing: 2 weken.
Het geschrift, inhoudende een kennisgeving van inbeslagneming, bladzijde 56 en 57, inhoudende:
Registratienummer PL2000-2018308359
Op 31 december 2018 heb ik aan de Arenberglaan te Breda ter hoogte van nummer [huisnummer] 1 doos met 8 shells in beslag genomen.
Het proces-verbaal onderzoek vuurwerk, bladzijde 131, inhoudende:
BVH Registratienummer PL2000 BVH 2018308359
Op 21 januari 2019 heb ik, [verbalisant 3] , het inbeslaggenomen vuurwerk onderzocht.
Shell 6 “, lijst III.
Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, gedateerd 11 juli 2019, inhoudende:
Conclusie van het explosievenonderzoek
Op grond van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat:
De inbeslaggenomen 'mortierbommen' betreffen alle 6 inch shells voorzien van onder andere een CE-markering en een categorie indeling F4. Dergelijke shells zijn uitsluitend aan te merken als professioneel vuurwerk. Volgens de etikettering van de shells bedroeg de netto explosieve massa variërend van 523,0 tot 1310,0 gram.
Shells mogen alleen door personen met gespecialiseerde kennis tot ontbranding worden gebracht. Dergelijke shells dienen vanuit een zogenaamde mortier te worden verschoten. De diameter van de mortier dient bij het te verschieten kaliber te passen.
Er dient een voldoende grote veiligheidsafstand in acht te worden, zodat ook bij het niet goed functioneren, er geen of minimaal gevaar is voor het publiek/omstanders. Wanneer 6 inch shells zoals de inbeslaggenomen shells in een vuurwerkshow of evenement worden toegepast, dient de veiligheidsafstand tot het publiek/omstanders minimaal 265 meter te bedragen. De afsteeklocatie dient op de veiligheidsafstanden ook afgezet (met lint oid) te worden om te voorkomen dat omstanders zich binnen een dergelijke veiligheidszone kunnen begeven.
De locatie waar het incident heeft plaatsgevonden (midden in een woonwijk) was uitermate ongeschikt om op een veilige wijze zonder gevaar voor personen, gebouwen en goederen, 6 inch bolvormige shells tot ontbranding te brengen. Door op de bewuste locatie dergelijke shells tot ontbranding te brengen zijn er dus enorme risico's genomen.
Op basis van de foto's en een reconstructie van het schadebeeld vlak na de explosie, zijn er aanwijzingen verkregen dat de shell in de mortier is geëxplodeerd.
Gesteld kan worden dat de betreffende locatie (midden in een woonwijk) volledig ongeschikt is voor het afsteken van dergelijke shells. Hierdoor ontstaat per definitie een zeer risicovolle situatie in de wijk. Er ontstaat dan voor personen in de omgeving van de afsteeklocatie (afhankelijk van de afstanden) gevaar voor lichamelijk letsel tot dodelijk letsel. Tevens ontstaat er gevaar voor schade in verschillende gradaties aan goederen en gebouwen in de directe omgeving.