ECLI:NL:RBZWB:2021:1270

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
17 maart 2021
Zaaknummer
AWB- 19_6724
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke invordering van dwangsom wegens geluidsoverschrijding door horeca-inrichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een horeca-inrichting, vertegenwoordigd door een gemachtigde, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De zaak betreft de invordering van een dwangsom van € 1.000,- die was verbeurd vanwege overschrijding van geluidsvoorschriften. Eiseres, de horeca-inrichting, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college om de dwangsom te innen, na een eerdere last onder dwangsom die was opgelegd wegens overtredingen van de geluidsnormen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geluidsmetingen, uitgevoerd door de Omgevingsdienst, aantonen dat de geluidsnormen op 10 juni 2018 zijn overschreden. Eiseres betwistte de juistheid van de metingen en voerde aan dat er geen rekening was gehouden met stoorgeluiden van andere inrichtingen. De rechtbank oordeelde dat het college zich op het meetverslag mocht baseren en dat de metingen correct waren uitgevoerd. De rechtbank concludeerde dat de dwangsom terecht was ingevorderd en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van handhaving van geluidsnormen en de rol van deskundige rapportages in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/6724 GEMWT

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2021 in de zaak tussen

[naam B.V.]., te [plaatsnaam], eiseres

gemachtigde: [gemachtigde],
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 6 juni 2019 (primaire besluit) heeft het college besloten tot het invorderen van de op 10 juni 2018 verbeurde dwangsom van € 1.000,- vanwege overschrijding van de geluidsvoorschriften in de horeca-inrichting ‘[naam B.V.]’ aan de [adres B.V.] te [plaatsnaam].
In het besluit van 27 november 2019 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 3 februari 2021.
Hierbij was de directeur van eiseres, [naam directeur], aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde. Namens het college waren aanwezig [aanwezige 1] en [aanwezige 2].

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres exploiteert [naam B.V.]. Op 16 november 2015 is zij door het college op de hoogte gebracht van het voornemen een last onder dwangsom op te leggen in verband met overschrijding van de geluidsnormen. Het college heeft eiseres medegedeeld dat de geconstateerde overtreding per direct diende te worden beëindigd en beëindigd diende te worden gehouden.
Tijdens een controle op 12 april 2016 zijn geluidsmetingen verricht tussen 00.15 en 00.45 uur, met als doel het bepalen van het geluidsniveau van het mechanisch versterkt muziekgeluid afkomstig van de [naam B.V.]. Omdat hier sprake is van overtreding van artikel 2.17, eerste lid, onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm), is het college bij besluit van 20 april 2016 overgegaan tot het opleggen van een last onder dwangsom (de last). Voor de eerste twee geconstateerde overtredingen verbeurt eiseres per overtreding € 1.000,-, met een maximaal te verbeuren bedrag van € 2.000,-. Voor de volgende drie geconstateerde overtredingen verbeurt eiseres € 5.000,- per overtreding met een maximaal te verbeuren bedrag van € 15.000,-.
Naar aanleiding van klachten over geluidhinder, heeft de Omgevingsdienst Midden- en West Brabant (Omgevingsdienst) in opdracht van het college op 10 juni 2018 tussen 02.15 en 02.45 uur metingen verricht om het geluidsniveau te bepalen van muziekgeluid afkomstig van [naam B.V.]. De geluidsmetingen zijn verricht ter plaatse van de gevel van de woning aan de [adres] te [plaatsnaam]. Geconcludeerd is dat op die plek sprake is van overschrijding van de grenswaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 14 dB(A).
In de brief van 22 juni 2018 heeft het college aan eiseres medegedeeld dat de geluidsvoorschriften uit artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder a, van het Abm werden overschreden. Dit betekent dat eiseres zich niet aan de last heeft gehouden. Hiermee verbeurt zij een dwangsom van € 1.000,- (de dwangsom).
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de verbeurte van de dwangsom. Omdat er tegen de brief van 22 juni 2018 geen bezwaar kon worden ingediend, is het bezwaar van eiseres opgevat als een zienswijze op het voornemen om tot invordering van de dwangsom over te gaan.
Het geschil
2.1
De rechtbank moet beoordelen of het college op goede gronden een bedrag van
€ 1.000,- van eiseres heeft ingevorderd in verband met een verbeurde dwangsom.
2.2
Het wettelijk kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Standpunten partijen
3.1
Volgens eiseres had niet tot invordering van de dwangsom over mogen worden gegaan. Zij wijst erop dat er diverse gebreken en onjuistheden kleven aan het onderzoek naar de overtreding. Er is niet gemeten volgens de voorschriften, waardoor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau onjuist en te hoog is bepaald. Er is geen stoorgeluid van andere naburige inrichtingen gemeten en daarvoor is niet gecorrigeerd, zoals voorgeschreven in de Handleiding meten en rekenen industrielawaai. Er is ook geen rekening gehouden met de bedrijfsduurcorrectie voor installatiegeluid. De metingen zijn uitgevoerd ter hoogte van het gedeelte van [naam B.V.] genaamd ‘[locatie]’, waar ten tijde van de metingen geen hoorbaar muziekgeluid ten gehore werd gebracht.
Eiseres betwist het standpunt van het college dat de muziek die is waargenomen op het waarneempunt, afkomstig is geweest van [naam B.V.]. Zij wijst erop dat aan de voorzijde van [naam B.V.] door de geluidsisolatie van de voorgevel geen hoorbare muziek doorklinkt. Het omgevingsgeluid aan de voorzijde is bovendien zeer hoog door muziek en terrasgeluid andere bedrijven. Er is bovendien een forse afstand tussen de locatie aan de voorzijde van de [naam B.V.] en het waarneempunt.
Ten tijde van het onderzoek werd bij de naastgelegen horeca-inrichting [horecazaak] harde technomuziek ten gehore gebracht. Muziekgeluid van de achterzaal kan aan de voorzijde van [naam B.V.] niet worden waargenomen doordat daartussen de voorzaal van [naam B.V.] ligt. Het waargenomen muziekgeluid is daarom aantoonbaar niet afkomstig geweest van de [naam B.V.]. Het geluid is waarschijnlijk van [horecazaak] afkomstig geweest.
De meetwaarde c.q. overschrijding van de norm is verder onjuist en te hoog vastgesteld, aangezien er geen rekening is gehouden met overgangsrecht.
3.2
Volgens het college voldoen de metingen van 10 juni 2018 die zijn neergelegd in het meetverslag ‘Geluidimmissie [naam B.V.], [adres B.V.] te [plaatsnaam]’ van de Omgevingsdienst van 13 juni 2018 (het meetverslag) (het meetverslag). Er mag van dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte rapport worden uitgegaan. Het college heeft erop gewezen dat tijdens de metingen geen stoorgeluiden zijn waargenomen. Volgens het meetverslag is aangegeven dat voor en na afloop van de metingen een luisterronde is gemaakt. Daarbij is vastgesteld dat geluid afkomstig was van [naam B.V.] en niet van andere inrichtingen. Er is dan ook geen aanleiding meetresultaten te corrigeren voor stoorgeluiden vanwege andere inrichtingen die op meetlocatie niet hoorbaar waren. De geluidsmetingen zijn uitgevoerd conform methode II.1 uit de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (de Handleiding).
Voor zover al sprake zou zijn geweest van stoorgeluiden, dan zou volgens de Handleiding maximaal 3 dB(A) correctie op totale geluidsniveau toegepast moeten worden. De totale overschrijding van het toelaatbare geluidsniveau was 14 dB(A), dus eventueel aanwezig stoorgeluid zou niet van doorslaggevende betekenis zijn geweest.
Het college wijst erop dat het onwaarschijnlijk is dat geen activiteiten plaatsvonden in ‘[locatie]’, aangezien op de Facebookpagina van eiseres een evenement op de locatie ‘[locatie]’ stond vermeld voor de nacht van 9 op 10 juni 2018.
Beoordelingskader
4. Aan een invorderingsbesluit dient volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) (bijvoorbeeld 3 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1179) een deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden ten grondslag te liggen. Dit brengt met zich dat de vaststelling of waarneming van feiten en omstandigheden die leiden tot verbeurte van een dwangsom dient te worden gedaan door een ter zake deskundige medewerker van het bevoegd gezag, door een ter zake deskundige persoon in opdracht van het bevoegd gezag of door een ter zake deskundige persoon wiens bevindingen het bevoegd gezag voor zijn rekening heeft genomen. De vastgestelde of waargenomen feiten en omstandigheden dienen op een duidelijke wijze te worden vastgelegd. Dat kan geschieden in een schriftelijke rapportage, maar in bepaalde gevallen ook met foto’s of ander bewijsmateriaal. Duidelijk moet zijn waar, wanneer en door wie de feiten en omstandigheden zijn vastgesteld of waargenomen en welke werkwijze daarbij is gehanteerd. Voor zover de vastgestelde feiten en omstandigheden in een geschrift zijn vastgelegd, dient een inzichtelijke beschrijving te worden gegeven van hetgeen is vastgesteld of waargenomen. Een schriftelijke rapportage dient voorts in beginsel te zijn voorzien van een ondertekening door de opsteller en een dagtekening. Aan het ontbreken van een ondertekening en een dagtekening kan worden voorbijgegaan, indien op andere wijze kan worden vastgesteld dat de opsteller van de rapportage degene is die de daarin vermelde feiten en omstandigheden heeft vastgesteld of waargenomen en wanneer die vaststelling of waarneming heeft plaatsgevonden.
Beoordeling
Verbeurte van de dwangsom
5.1
Eiseres heeft betoogd er geen dwangsom is verbeurd, zodat ook niet tot invordering hiervan kan worden overgegaan.
5.2
De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is gebaseerd op het meetverslag. Het college mag, hoewel het niet aan een dergelijk meetverslag is gebonden, aan dit meetverslag in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Het volgen van dat meetverslag behoeft in de regel geen nadere toelichting, tenzij een belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie. Dit is anders, indien het meetverslag naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, dat het college dit niet, of niet zonder meer, aan de besluitvorming ten grondslag had mogen leggen.
5.3
Eiseres heeft geen advies of berekening van een geluidsdeskundige overgelegd, op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat er geen dwangsommen zijn verbeurd. Eiseres heeft wel aangevoerd dat het meetverslag naar inhoud en wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, dat het college dit niet aan het besluit ten grondslag had mogen leggen.
5.4
De rechtbank stelt vast dat in het meetverslag is aangegeven dat de metingen zijn verricht volgens methode II.1 Immissiemetingen van de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (uitgave 1999). Aangegeven is van welke apparatuur bij de metingen gebruik is gemaakt. Voorafgaand en na beëindiging van de metingen is het meetsysteem gekalibreerd. Daarbij zijn volgens het meetverslag geen significante afwijkingen gevonden. In het meetverslag is verder aangegeven onder welke meteorologische omstandigheden de metingen hebben plaatsgevonden. Tijdens de metingen is geen sprake geweest van stoorgeluiden, de metingen zijn niet gepauzeerd. Het muziekgeluid is volgens het meetverslag afkomstig van [naam B.V.], is op het meetpunt duidelijk hoorbaar en wordt ten tijdje van de meting niet beïnvloedt door andere inrichtingen of geluiden van andere bronnen. De berekeningen zijn bij het verslag gevoegd. De metingen zijn beoordeeld en er is geconcludeerd dat ter plaatse van de woning aan de [adres] te [plaatsnaam] sprake is van overschrijding van de grenswaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van 14 dB(A). In het meetverslag wordt voorts geconcludeerd dat [naam B.V.] op 10 juni 2018 tussen 02.15 uur en 02.45 uur niet heeft voldaan aan de geluidsgrenswaarden op grond van het Abm. Het meetverslag is opgesteld en ondertekend door de controleur. Een specialist geluid heeft het meetverslag goedgekeurd.
Naar het oordeel van de rechtbank is in het meetverslag voldoende aangegeven waar, wanneer en door wie de waargenomen feiten zijn vastgesteld en hoe de geluidsmetingen hebben plaatsgevonden. Het meetverslag vertoont naar het oordeel van de rechtbank niet zodanige gebreken dat het college dit niet aan de besluitvorming ten grondslag mocht leggen.
5.5
Voor zover eiseres heeft betoogd dat het vastgestelde geluid niet afkomstig was uit haar horeca-inrichting, overweegt de rechtbank het volgende.
5.5.1
In het meetverslag is aangegeven dat bij aankomst in de omgeving van [naam B.V.] op zondag 10 juni 2018 omstreeks 02.15 uur muziekgeluid uit [naam B.V.] in de ruime omgeving goed hoorbaar was, met name de bastonen. [naam B.V.] ligt in het centrum van [plaatsnaam] waar diverse horeca aanwezig is en waar ook veel versterkte muziek ten gehore wordt gebracht. In de geluidsoverlast was volgens het meetverslag een zeer herkenbaar ritme van het basgeluid waarneembaar. Dit ritmische basgeluid was enkel waarneembaar ter plaatse van [naam B.V.]. Bij aankomst in de omgeving van [naam B.V.] is volgens het meetverslag een luisterronde gemaakt, waarbij is geconstateerd dat het muziekgeluid dat afkomstig was van de overige horecabedrijven niet hoorbaar was in de nabijheid van de gevel van de woning aan de [adres] (de meetlocatie). Bij vertrek van de meetlocatie op 10 juni 2018 omstreeks 02.45 uur was in de omgeving nog steeds muziekgeluid hoorbaar dat afkomstig was uit [naam B.V.].
De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de in het meetverslag neergelegde bevindingen. Anders dan eiseres betoogt, bestond voor het college ook geen aanleiding de muziekresultaten te corrigeren in verband met stoorgeluiden, nu uit het meetverslag afdoende blijkt dat het muziekgeluid afkomstig was uit [naam B.V.] en het muziekgeluid dat afkomstig was van de overige horecabedrijven niet hoorbaar was op de meetlocatie.
5.5.2
Voor zover eiseres stelt dat het waargenomen geluid niet van [naam B.V.] afkomstig kan zijn, omdat in het achterste gedeelte van [naam B.V.] genaamd ‘[locatie]’ de bewuste nacht geen activiteiten plaatsvonden, overweegt de rechtbank het volgende. Het college heeft gewezen op het feit dat op de Facebookpagina van eiseres aankondigingen waren geplaatst voor een evenement op die betreffende locatie op 9 juni 2018 van 21.00 tot 04.00 uur. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat er geen evenement was in ‘[locatie]’ en dus gaat de rechtbank ervan uit dat in de nacht van 9 op 10 juni 2018 in ‘Aan [locatie]’ een evenement heeft plaatsgevonden.
5.5.3
Eiseres heeft verder betoogd dat het gemeten muziekgeluid aanwezig is geweest van de naastgelegen horeca-inrichting [horecazaak]. Deze [horecazaak] ligt niet afgeschermd ten opzichte van het waarneempunt, hetgeen wel bij [naam B.V.] het geval is.
Onder verwijzing naar het meetverslag kon het college zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt stellen dat genoegzaam is komen vast te staan dat het muziekgeluid afkomstig was van [naam B.V.]. In het meetverslag staat immers expliciet aangegeven dat sprake was van een basgeluid dat enkel in de omgeving van [naam B.V.] waarneembaar was. Voor en na de metingen is een luisterronde gemaakt om na te gaan of er sprake was van beïnvloeding door andere inrichtingen of geluiden, waarbij is geconstateerd dat het muziekgeluid dat afkomstig was van de overige horecabedrijven niet hoorbaar was in de nabijheid de meetlocatie. Bij vertrek van de meetlocatie op 10 juni 2018 omstreeks 02.45 uur was in de omgeving nog steeds muziekgeluid hoorbaar dat afkomstig was uit de inrichting [naam B.V.]. Dat de horeca-inrichting [horecazaak] niet afgeschermd zou liggen ten opzichte van de meetlocatie doet hieraan niet af.
5.6.1
Eiseres heeft aangegeven dat de locatie van [naam B.V.] al voor 1 december 1992 in gebruik is voor horeca-exploitatie en dat deze inrichting daarom onder het overgangsrecht uit het Abm valt. Als gevolg hiervan zou zij recht hebben op een 5 dB(A) hogere geluidsnorm dan opgenomen in artikel 2.17 van het Abm.
5.6.2
De rechtbank overweegt dat eiseres haar standpunt dat er voor haar een hogere geluidsnorm zou gelden, aan had moeten voeren in de procedure gericht tegen de oplegging van de last onder dwangsom van 20 april 2016. Zij kan dit niet eerst aanvoeren in de procedure bij de invordering van de verbeurde dwangsom.
5.6.3
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat indien het beroep op het overgangsrecht zou slagen en er voor eiseres een 5 db(A) hogere geluidsnorm zou gelden, dit niet betekent dat zij artikel 2.17 van het Abm niet zou hebben overtreden. Immers, volgens het meetverslag is de grenswaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau met 14 dB(A) overschreden. Ook indien er voor eiseres een hogere geluidsnorm zou gelden, dan nog zou de grenswaarde zijn overschreven.
5.7
Gelet op het voorgaande mocht het college uitgaan van de bevindingen zoals opgenomen in het meetverslag. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat aan het primaire (invorderings)besluit geen deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden ten grondslag ligt.
Het college heeft met het meetverslag voldoende aannemelijk gemaakt dat artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder a, van het Abm is overtreden. Anders dan eiseres stelt, gelden er geen hogere geluidsnormen op grond van het overgangsrecht. Dat betekent dat de dwangsom is verbeurd en dat deze kan worden ingevorderd.
Invordering
6. Aan het belang van de invordering van een verbeurde dwangsom wordt een zwaarwegend gewicht worden toegekend. Het toekennen van minder gewicht aan het belang van invordering zou het gezag dat van een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom moet uitgaan ook minder maken. De rechtbank wijst daarbij op de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 5:37, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 3, blz. 115). Daarin staat dat een adequate handhaving vraagt dat opgelegde sancties ook worden uitgevoerd en dus dat verbeurde dwangsommen worden ingevorderd. Dat betekent dat alleen in bijzondere omstandigheden geheel of gedeeltelijk van invordering kan worden afgezien.
Er zijn geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan het college had moeten afzien van het invorderen van de dwangsom. Het invorderingsbesluit houdt in rechte stand.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 17 maart 2021 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 5:37
1.Alvorens aan te manen tot betaling van de dwangsom, beslist het bestuursorgaan bij beschikking omtrent de invordering van een dwangsom.
2.Het bestuursorgaan geeft voorts een beschikking omtrent de invordering van de dwangsom, indien een belanghebbende daarom verzoekt.
3.Het bestuursorgaan beslist binnen vier weken op het verzoek.

Activiteitenbesluit milieubeheer

Artikel 2.17

1. Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat:
a. de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden;
Tabel 2.17a
07:00–19:00 uur
19:00–23:00 uur
23:00–07:00 uur
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen
50 dB(A)
45 dB(A)
40 dB(A)
LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
35 dB(A)
30 dB(A)
25 dB(A)
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen
70 dB(A)
65 dB(A)
60 dB(A)
LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
55 dB(A)
50 dB(A)
45 dB(A)
Artikel 2.17a
De waarden op de gevel van gevoelige gebouwen en op de grens van gevoelige terreinen in tabel 2.17a onderscheidenlijk 2.17g worden met 5 dB(A) verhoogd indien tot het van toepassing worden van artikel 2.17 op een inrichting, op grond van een voorschrift als bedoeld in het derde lid hogere waarden golden.
Artikel 2.18
1. Bij het bepalen van de geluidsniveaus, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a dan wel 2.20, blijft buiten beschouwing:
a. het stemgeluid van personen op een onverwarmd en onoverdekt terrein, dat onderdeel is van de inrichting, tenzij dit terrein kan worden aangemerkt als een binnenterrein;
(…)
2.Bij het bepalen van de geluidsniveaus, bedoeld in artikel 2.17, 2.17a dan wel 2.20, wordt voor muziekgeluid geen bedrijfsduurcorrectie toegepast.