In deze zaak heeft de kinderrechter op 1 maart 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige 1]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 18 maart 2020 en diende te worden verlengd vanwege de aanhoudende zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige. De gezagdragende ouder, de moeder, heeft in het verleden meerdere keren verhuisd, wat de situatie heeft gecompliceerd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI (gezinsvoogdij-instelling) een passend pleeggezin moet vinden in de buurt van de moeder, zodat er gewerkt kan worden aan een mogelijke thuisplaatsing van de minderjarige. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 18 maart 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 18 juni 2021, maar heeft de GI opgedragen om een aangepast plan van aanpak in te dienen, rekening houdend met de huidige woonomstandigheden van de moeder. De kinderrechter heeft benadrukt dat het niet aan de gemeenten is om te bepalen waar de minderjarige geplaatst moet worden en dat de GI moet kijken naar mogelijkheden voor plaatsing dichter bij de moeder. De zaak is complex door de betrokkenheid van meerdere gemeenten en de noodzaak om de belangen van de minderjarige voorop te stellen.