In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 maart 2021, werd het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar WIA-uitkering door het UWV ongegrond verklaard. Eiseres had op 19 juni 2019 een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, die door het UWV op 27 juni 2019 werd afgewezen. Het UWV stelde dat eiseres per 24 augustus 2011 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dat de eerdere afwijzing van haar WIA-aanvraag meer dan vijf jaar geleden was, waardoor een nieuwe aanvraag niet mogelijk was. Eiseres voerde aan dat haar gezondheid was verslechterd en dat zij recht had op een WIA-uitkering op basis van redelijkheid en billijkheid.
De rechtbank oordeelde dat de termijn van vijf jaar, zoals vastgelegd in artikel 55 van de Wet WIA, een harde termijn is en dat er geen nieuwe termijn van vijf jaar was gaan lopen na de eerdere beoordeling in 2014. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres was toegenomen binnen de relevante periode. De rechtbank erkende de lastige situatie van eiseres, maar benadrukte dat een beroep op redelijkheid en billijkheid niet kan leiden tot een uitkering in strijd met de wet. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.