ECLI:NL:RBZWB:2021:1163

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
AWB- 19_6565
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering en de toepassing van de termijn van vijf jaar

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 maart 2021, werd het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar WIA-uitkering door het UWV ongegrond verklaard. Eiseres had op 19 juni 2019 een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, die door het UWV op 27 juni 2019 werd afgewezen. Het UWV stelde dat eiseres per 24 augustus 2011 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dat de eerdere afwijzing van haar WIA-aanvraag meer dan vijf jaar geleden was, waardoor een nieuwe aanvraag niet mogelijk was. Eiseres voerde aan dat haar gezondheid was verslechterd en dat zij recht had op een WIA-uitkering op basis van redelijkheid en billijkheid.

De rechtbank oordeelde dat de termijn van vijf jaar, zoals vastgelegd in artikel 55 van de Wet WIA, een harde termijn is en dat er geen nieuwe termijn van vijf jaar was gaan lopen na de eerdere beoordeling in 2014. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres was toegenomen binnen de relevante periode. De rechtbank erkende de lastige situatie van eiseres, maar benadrukte dat een beroep op redelijkheid en billijkheid niet kan leiden tot een uitkering in strijd met de wet. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/6565 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 maart 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaatsnaam], eiseres,

en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het UWV),verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 27 juni 2019 (primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres van 19 juni 2019 om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
In het besluit van 14 november 2019 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 25 januari 2021. Hierbij was eiseres niet aanwezig. Namens het UWV was mr. M.B.A. van Grinsven aanwezig.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met drie weken verlengd.

Overwegingen

1. Feiten

Eiseres is in het verleden werkzaam geweest als secretaresse voor 20 uur per week. Op 26 augustus 2009 heeft eiseres zich voor dit werk ziek gemeld.
Na het doorlopen van de wachttijd van 104 weken heeft het UWV de aanvraag voor een WIA-uitkering van eiseres afgewezen, omdat zij per 24 augustus 2011 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt werd beschouwd. In bezwaar en beroep hield deze beoordeling stand.
In 2014 heeft eiseres een herbeoordeling gevraagd. De belastbaarheid werd toen ongewijzigd vastgesteld ten opzichte van de beoordeling in 2011, en eiseres werd opnieuw voor minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht. Tegen deze beoordeling is geen bezwaar gemaakt.
Bij brief van 17 juni 2019 heeft het eiseres aan het UWV gemeld dat haar gezondheid is verslechterd. Zij verzoekt een beoordeling met empathie.
Met het primaire besluit heeft het UWV deze aanvraag afgewezen. De reden daarvoor is dat de eerdere WIA-aanvraag van eiseres langer dan 5 jaar geleden is afgewezen.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Eiseres heeft in bezwaar aangevoerd dat haar medische beperkingen binnen 5 jaar na de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid in 2014 zijn toegenomen.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Daartoe heeft het UWV overwogen dat eiseres in de periode van 26 augustus 2009 tot 24 augustus 2011 de wachttijd van de WIA heeft doorlopen en minder 35 % arbeidsongeschikt is geacht. Eiseres heeft gemeld dat haar beperkingen in 2019 zijn toegenomen, maar dit is meer dan 5 jaar nadat zij de wachttijd voor de WIA heeft doorlopen. De mate van arbeidsongeschiktheid is in 2014 onderzocht, maar daarmee is geen nieuwe termijn van 5 jaar gaan lopen. Voor eiseres loopt de termijn van 5 jaar tot 24 augustus 2016. Deze termijn is verstreken.
2.
Standpunt eiseres
Eiseres voert aan dat zij zich, met alle respect voor de regels en wetten, toch wil beroepen op de redelijkheid en billijkheid in deze. Eiseres heeft drie keer de diagnose ME/CVS gekregen, waarvan zij bewijzen heeft meegestuurd. Hierdoor heeft eiseres een depressie, zeker als haar klachten van extreme vermoeidheid en uitputting, zoals nu het geval is, toenemen.
Eiseres stelt dat de prognoses van het UWV in 2011 en 2014 niet haalbaar zijn gebleken. Helaas heeft zij geen bezwaar gemaakt tegen de beoordeling in 2014. Eiseres verwijst voor de medische onderbouwing van haar standpunt naar brieven en rapportages van psychiater Van Nuffel. Eiseres heeft ondanks haar beperkingen geprobeerd om te voldoen aan haar verplichtingen op grond van de Participatiewet, waar zij nu onder valt. Dit heeft eiseres in november 2018 totaal doen instorten. Eiseres geeft aan dat zij er niet meer uitkomt. Zij verwijst naar de brief van haar psycholoog, Karin Vlieg. Ten slotte stelt eiseres dat de informatie op de website van het UWV misleidend is voor een leek. Deze informatie heeft haar op het verkeerde been gezet. Eiseres wil erkenning voor hetgeen haar zo ernstig beperkt.
Met de brief van 13 januari 2020 heeft eiseres aanvullende medische stukken ingediend.
3.
Standpunt UWV
In het verweerschrift stelt het UWV dat niet gesteld of gebleken is dat in de periode van 22 juli 2014 (het laatste WIA-beoordelingsmoment) tot 24 augustus 2016 (het einde van de periode van vijf jaar) sprake was van toegenomen arbeidsongeschiktheid. De periode van vijf jaar als genoemd in artikel 55 van de Wet WIA is absoluut te achten in die zin dat de toename van de arbeidsongeschiktheid binnen de periode van vijf jaar moet zijn gelegen. Het UWV stelt dat zij niet kan ingaan op het beroep van eiseres op redelijkheid en billijkheid, hoezeer zij zich de lastige situatie waarin eiseres zich bevindt ook kan voorstellen.
Zorgvuldigheidshalve heeft het UWV de medische stukken van eiseres voorgelegd aan verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) Declercq. Deze komt in zijn rapport van 21 januari 2020 tot de conclusie dat de medische informatie geen aanknopingspunten of bewijzen biedt om te kunnen spreken van toegenomen arbeidsbeperkingen in de periode in geding (22 juli 2014 tot 24 augustus 2016). Er is wel informatie die er op wijst dat eiseres een terugval had, maar die informatie ziet op een periode ná 24 augustus 2016.
4.
Wettelijk kader
De relevante wetgeving is, ten behoeve van de leesbaarheid, opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5.
Oordeel rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b voldoende heeft gemotiveerd dat uit de beschikbare medische informatie niet volgt dat sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid uit dezelfde ziekteoorzaak
binnen vijf jaarna weigering van de WIA-uitkering per 24 augustus 2011.
De termijn van vijf jaar in artikel 55 van de Wet WIA is een harde termijn. De wetgever heeft uit het oogpunt van rechtszekerheid een termijn gekozen en die is vastgesteld op vijf jaar. Deze grens is een politieke keuze waar de rechter niet in kan treden. Overigens was eiseres op de hoogte van deze termijn, zo blijkt uit haar verzoek uit 2014. In dat verzoek stelde zij “Op grond van het slechter worden van mijn gezondheid door dezelfde oorzaak, wil ik opnieuw WIA aanvragen. Mijn uitkering is tussen nu en vijf jaar geleden afgewezen.”
De beoordeling per 22 juli 2014 staat in rechte vast, omdat daartegen geen rechtsmiddelen zijn aangewend. Met die beoordeling is geen nieuwe termijn van vijf jaar gaan lopen. Het is immers geen einde wachttijd beoordeling geweest. Van toegenomen arbeidsongeschiktheid zou dan ook gebleken moeten zijn in de periode tussen 22 juli 2014 en 24 augustus 2016. Daarvan is niet gebleken. Dit volgt ook uit de rapportage van de verzekeringsarts b&b, die de door eiseres in beroep verstrekte medische informatie heeft bekeken en tot voornoemd oordeel kwam. Daarbij acht de rechtbank ook van belang dat eiseres in haar verzoek en haar beroepschrift heeft benadrukt dat zij in november 2018 volledig is ingestort. Dit is echter ná 24 augustus 2016 geweest. Deze terugval kan dus niet worden betrokken in de beoordeling van de vraag of eiseres toegenomen arbeidsongeschikt is geworden vóór 24 augustus 2016.
Eisers beroept zich op de redelijkheid en billijkheid. Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiseres zich in een lastige situatie bevindt, kan een beroep op de redelijkheid en billijkheid er niet toe kan leiden dat er in strijd met de wet een WIA-uitkering wordt toegekend (legaliteitsbeginsel).
6.
Conclusie
Nu de beroepsgronden van eiseres niet slagen, zal het beroep ongegrond worden verklaard.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J. Tolner, griffier, op 12 maart 2021 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

BIJLAGE

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA)
Artikel 54 Ontstaan van het recht op een WGA-uitkering
1. Recht op een WGA-uitkering ontstaat voor de verzekerde die ziek wordt indien:
a. hij de wachttijd heeft doorlopen;
b. hij gedeeltelijk arbeidsgeschikt is; en
c. er op hem geen uitsluitingsgrond van toepassing is.
2. Het recht op een WGA-uitkering ontstaat niet eerder dan op de eerste dag na afloop van de wachttijd of indien op die dag de uitsluitingsgrond, bedoeld in artikel 43, onderdeel b, van toepassing is, op de dag dat zich die uitsluitingsgrond niet meer voordoet.
(..)
Artikel 55 Later ontstaan van het recht op een WGA-uitkering
1. Indien op de dag, bedoeld in artikel 54, tweede lid, geen recht op een WGA-uitkering is ontstaan, ontstaat het recht op een WGA uitkering op de dag dat de verzekerde gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, indien hij op de dag daaraan voorafgaand:
a. recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering;
b. minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid intreedt binnen vijf jaar na:
1°. de in artikel 54, tweede lid, bedoelde dag en voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid; of
2°. de in artikel 49 bedoelde dag en voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij eerder recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering; of
c. minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid intreedt binnen vier weken na:
1°. de in artikel 54, tweede lid, bedoelde dag en voortkomt uit een andere oorzaak dan op grond waarvan hij gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid; of
2°. de in artikel 49 bedoelde dag en voortkomt uit een andere oorzaak dan op grond waarvan hij eerder recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering.
2. Het recht op een WGA-uitkering ontstaat niet indien een uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°, d, e, f of i zich voordoet.
3. Het recht op een WGA-uitkering ontstaat alsnog op de dag dat geen van de uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°, d, e, f of i zich meer voordoet binnen vijf jaar na de in artikel 54, tweede lid, of artikel 49 bedoelde dag, mits de verzekerde op die dag gedeeltelijk arbeidsgeschikt is.