ECLI:NL:RBZWB:2021:1158

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
02/082096-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Vliegenberg
  • A. Dekker
  • J. van der Linden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging door het stelselmatig versturen van brieven en mails naar het slachtoffer en zijn omgeving

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 maart 2021 uitspraak gedaan in een zaak tegen verdachte [verdachte], die beschuldigd werd van belaging van [slachtoffer]. De belaging vond plaats in de periode van 18 oktober 2016 tot en met 15 januari 2018, waarbij verdachte herhaaldelijk brieven en e-mails heeft gestuurd naar [slachtoffer] en personen in zijn directe leef- en werkomgeving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn verweer dat hij enkel als gemachtigde van zijn zus handelde, opzettelijk en stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer]. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van verdachte, waaronder het versturen van brieven en het plaatsen van foto's op Facebook, een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] vormden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan belaging en hem een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, alsook een taakstraf van 180 uur. Daarnaast is er een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, die inhoudt dat verdachte zich gedurende vijf jaar moet onthouden van contact met [slachtoffer] en zijn omgeving. De rechtbank heeft rekening gehouden met de recidive van verdachte en de impact van zijn gedragingen op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/082096-18
vonnis van de meervoudige kamer van 12 maart 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1956 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]

1.Onderzoek van de zaak

Overeenkomstig artikel 369 van het wetboek van strafvordering heeft de politierechter de zaak op 29 april 2019 naar deze kamer verwezen. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 juni 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Kint, en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter gelegenheid van deze zitting heeft verdachte tijdens het laatste woord de rechtbank gewraakt, welk wraking is behandeld ter zitting van 23 juni 2020. Op 26 februari 2021 is het onderzoek ter terechtzitting hervat, waarbij de officier van justitie, mr. Vroombout, en verdachte hun standpunten met betrekking tot verzochte getuigen kenbaar hebben gemaakt en verdachte in de gelegenheid is gesteld zijn laatste woord naar voren te brengen.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] gedurende een periode van 15 maanden heeft gestalkt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] (verder: [slachtoffer] ) gedurende een periode van 15 maanden heeft belaagd, door brieven en mails te sturen naar [slachtoffer] en personen in zijn directe leef- en werkomgeving en door berichten en foto’s op Facebook te plaatsen. Zij gaat daarbij telkens uit van meerdere brieven en mails en niet van de exacte aantallen zoals genoemd in de tenlastelegging.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte bepleit vrijspraak vanwege het ontbreken van de wederrechtelijkheid, omdat hij enkel op inkomende brieven, mails en gesprekken van of namens [slachtoffer] heeft gereageerd en daarop ook heeft moeten reageren. Hij heeft enkel als gemachtigde van zijn zus haar belangen behartigd. Daarnaast hadden zijn brieven ongeopend retour gestuurd kunnen worden. Verdachte voert aan dat de tenlastelegging zich tot Nederland beperkt en dat de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] zich beperkt tot België omdat hij daar woonachtig is, waardoor de brieven die hij vanuit Nederland naar België heeft verstuurd – gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad – geen belaging kunnen opleveren. De Belgische wetgeving zou daarop van toepassing zijn. Ook het plaatsen van foto’s waarop de helikopter en de woning van [slachtoffer] te zien zijn op Facebook levert geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer op. Verdachte voert aan dat niet hij, maar [slachtoffer] de agressor is en dat [slachtoffer] juist degene is die hem heeft belaagd. Het dossier is eenzijdig opgesteld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is sprake wanneer iemand opzettelijk een ander herhaaldelijk lastig valt waardoor een inbreuk wordt gemaakt op diens persoonlijke levenssfeer. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging, zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Brieven en mails
Verdachte heeft erkend dat hij in de periode van 18 oktober 2016 tot en met 15 januari 2018 de brieven en mails in kwestie heeft verzonden. Het betreffen brieven en/of mails aan [slachtoffer] rechtstreeks en ook aan [naam 1] (de advocaat van [slachtoffer] ), [naam 2] (de accountant van [slachtoffer]), [naam 3] (notaris van [slachtoffer] ), de zoons van [slachtoffer] , de redactie van het [krant 1] , de redactie van het [krant 2] , de rechtbank Oost-Brabant, de rechtbank Zeeland-West-Brabant, het arrondissementsparket, de Raad van Discipline, de Orde van advocaten en het College van Procureurs-Generaal.
Vaststaat dat niet alle brieven naar [slachtoffer] zelf zijn gestuurd maar ook naar derden. Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging is niet van belang dat niet alle brieven en/of mails naar [slachtoffer] zelf zijn gestuurd. Dit betekent dat ook het sturen van brieven en/of mails aan derden belaging van [slachtoffer] kan opleveren, zeker als die derden personen betreffen uit de (directe) leef- of werkomgeving van [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat de rechtbank Oost-Brabant, de rechtbank Zeeland-West-Brabant, het arrondissementsparket, de Raad van Discipline, de Orde van advocaten en het College van Procureurs-Generaal geen instanties zijn die onderdeel uitmaken van de (directe) leef- of werkomgeving van [slachtoffer] . Ook overigens is niet gebleken dat met het sturen van brieven en/of mails aan deze derden inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de tenlastegelegde belaging voor zover dit ziet op het sturen van brieven en/of mails naar bovengenoemde instanties.
Dit is anders ten aanzien van [naam 1] (de advocaat van [slachtoffer] ), [naam 2] (de accountant van [slachtoffer] ), [naam 3] (notaris van [slachtoffer] ), de zoons van [slachtoffer] , de redactie van [krant 1] en de redactie van [krant 2] . Deze personen en instanties betreffen vanwege de familieband, de (vertrouwelijke) onderlinge relatie met [slachtoffer] dan wel de aard van deze instellingen als rechtstreekse brenger van nieuws, derden die behoren tot de (directe) leef- of werkomgeving van [slachtoffer] . In dat verband neemt de rechtbank in aanmerking dat [slachtoffer] deze stukken bij het doen van aangifte heeft overgelegd en derhalve ook op enig moment kennis heeft genomen van alle in het dossier aanwezige brieven en mails gericht aan deze derden. En daarnaast heeft zijn advocaat de door hem ontvangen brieven van verdachte aan [slachtoffer] doorgestuurd.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het in de tenlastegelegde periode om in totaal door verdachte 20 verzonden brieven en 29 verstuurde mails gaat.
De rechtbank gaat voorbij aan het door verdachte gevoerde verweer dat de brieven ook ongeopend retour hadden kunnen worden gestuurd, zodat geen sprake is van een inbreuk. Het enkele feit dat dit tot de mogelijkheden van [slachtoffer] behoort, doet niets af aan het feit dat de brieven daadwerkelijk zijn ontvangen door hem en hij dit heeft moeten dulden. De rechtbank passeert ook het verweer dat de brieven die verdachte naar het adres van [slachtoffer] in België heeft verstuurd niet binnen het bereik van de tenlastelegging zouden vallen. Voor de beoordeling van de tenlastegelegde belaging wordt uitgegaan van de plaats waar de gedragingen, zijn verricht en gebleken is dat de brieven vanuit Nederland zijn verstuurd. Ook de stelling van verdachte dat hij met het sturen van de brieven en/of mails enkel heeft gereageerd, en ook gedwongen werd te reageren, op inkomende brieven, mails en gesprekken, waardoor de wederrechtelijkheid van zijn handelen zou ontbreken, volgt de rechtbank niet. Uit het dossier in algemene zin en uit de inhoud van de door verdachte verstuurde correspondentie in het bijzonder, is hiervan immers op geen enkele wijze gebleken. In tegendeel, het komt de rechtbank voor dat verdachte veelal niet reageert op schrijven van de genoemde personen en organisaties of anderszins communiceert in een lopende kwestie, maar dat hij bij herhaling oudere zaken aan de orde wil stellen om, in verdachtes beleving, gerechtigheid te krijgen voor zijn zus. Evenmin blijkt – in de tenlastegelegde periode – van gestelde acties van [slachtoffer] tegen verdachte, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat [slachtoffer] de agressor zou zijn en verdachte slechts daarop zou hebben gereageerd door middel van verstuurde correspondentie.
Dat hij dit alles zou hebben gedaan in zijn hoedanigheid als gemachtigde van zijn zus met het doel om eerherstel voor zijn zus en een andere en daarmee betere afwikkeling (van de gevolgen) van de echtscheiding tussen zijn zus en [slachtoffer] te bewerkstelligen, leidt er niet toe dat hij zich niet schuldig kan hebben gemaakt aan belaging. Immers het sturen van brieven en/of mails namens een derde kan onder omstandigheden eveneens een wederrechtelijke stelselmatige inbreuk vormen op de persoonlijke levenssfeer van een ander.
De rechtbank is van oordeel dat hoewel de inhoud van het merendeel van de brieven en/of mails aangemerkt kan worden als “zakelijk”, de inhoud toch ook ziet op de persoon van [slachtoffer] . De zakelijke kwesties waarover verdachte schrijft hebben namelijk betrekking hebben op de (financiële) afwikkeling van (de gevolgen van) de echtscheiding tussen de zus van verdachte en [slachtoffer] , waarmee verdachte een persoonlijke kwestie van [slachtoffer] raakt die bovendien al geruime tijd is afgewikkeld. Dat verdachte het niet eens is met de wijze waarop een en ander is afgewikkeld maakt dat niet anders. De rechtbank is van oordeel dat thans niet blijkt van enige zakelijke relatie tussen [slachtoffer] en verdachte die het sturen van de brieven en/of mails rechtvaardigt.
Facebook
Naast het sturen van brieven en mails heeft verdachte ook erkend dat hij een foto van de helikopter met registratienummer “ [nummer] ” op de Facebookpagina van zijn bedrijf [bedrijf 1] heeft geplaatst en ook dat de woning van [slachtoffer] daarop zichtbaar was. Door het plaatsen van een foto van de woning en de helikopter zou [slachtoffer] volgens verdachte veel publiciteit krijgen, zodat hij zou moeten uitleggen hoe hij vier miljoen winst heeft gemaakt door de echtscheiding. Ook blijkt uit het dossier dat verdachte in 2016 en 2017 berichten heeft geplaatst op de Facebookpagina waarin (indirect) werd verwezen naar [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft dit ervaren als pijnlijk en naar en voelde zich hierdoor belaagd.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zowel de door hem geschreven brieven en mails als het plaatsen van foto’s en berichten op Facebook het opzet had om [slachtoffer] te dwingen iets te doen – namelijk hem te bewegen een en ander op een in de ogen van verdachte goede wijze af te handen – en het contact te dulden.
Voorts is gebleken dat de gedragingen van verdachte het persoonlijke leven van [slachtoffer] hebben beïnvloed en dat hij (psychisch) last hiervan heeft ondervonden. [slachtoffer] heeft in zijn aangifte aangegeven dat hij de wanhoop nabij is.
Gelet op de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven van [slachtoffer] is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een stelselmatige inbreuk en dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van [slachtoffer] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 18 oktober 2016 tot en met 15 januari 2018 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen en te dulden, immers heeft hij, verdachte onder meer:
- gedurende het jaar 2017 in een periode van vier maanden, meerdere brieven en emails gestuurd naar die [slachtoffer] , (onder meer) betrekking hebbende op -zakelijk weergegeven- de vermeende zaakswaarneming van mevrouw [naam 4] * door verdachte en/of de financiële compensatie door [slachtoffer] ten aanzien van mevrouw [naam 4] en/of de echtscheidingsconvenant tussen [slachtoffer] en mevrouw [naam 4] .
en
- gedurende de maanden oktober tot en met december van het jaar 2016, meerdere, brieven en emails gestuurd naar diverse personen en/of organisaties en/of instellingen, (onder meer) betrekking hebbend op -zakelijk weergegeven)- de financiële compensatie door [slachtoffer] ten aanzien van mevrouw [naam 4] en/of de echtscheidingsconvenant tussen [slachtoffer] en mevrouw [naam 4] en/of de aangifte welke [slachtoffer] heeft gedaan en/of de tuchtklacht welke verdachte ten aanzien van [naam 1] heeft gedaan
en
- gedurende het jaar 2017, zesendertig, althans meerdere, brieven en emails gestuurd naar diverse personen en/of organisaties en/of instellingen, (onder meer) betrekking hebbend op -zakelijk weergegeven- de financiële compensatie door [slachtoffer] ten aanzien van mevrouw [naam 4] en/of de echtscheidingsconvenant tussen [slachtoffer] en mevrouw [naam 4] en/of de aangifte welke [slachtoffer] heeft gedaan en/of de tuchtklacht welke verdachte ten aanzien van [naam 1] heeft gedaan
en
- gedurende de maand januari van het jaar 2018, meerdere, brieven en emails gestuurd naar diverse personen en/of organisaties en/of instellingen, (onder meer) betrekking hebbend op -zakelijk weergegeven- de financiële compensatie door [slachtoffer] ten aanzien van mevrouw [naam 4] en/of de echtscheidingsconvenant tussen [slachtoffer] en mevrouw [naam 4] en/of de aangifte welke [slachtoffer] heeft gedaan en/of de tuchtklacht welke verdachte ten aanzien van [naam 1] heeft gedaan
en
- gedurende de jaren 2016 en 2017 meerdere berichten en foto’s op Facebook geplaatst waarbij de helikopter en de woning van [slachtoffer] zichtbaar waren en waarbij indirect verwezen werd naar [slachtoffer] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van wat zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 360 dagen. Daarnaast vordert zij als vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr een contactverbod voor de periode van vijf jaar op te leggen en te bepalen dat voor elke overtreding drie dagen vervangende hechtenis wordt toegepast. De officier van justitie vordert daarbij de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte bepleit dat hij dient te worden vrijgesproken en voert geen strafmaatverweer.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het feitVerdachte heeft zich gedurende een periode van 15 maanden schuldig gemaakt aan belaging van [slachtoffer] , de ex-partner van zijn zus door brieven en mails te sturen naar zowel [slachtoffer] als personen in zijn (directe) leef- en werkomgeving. Daarnaast plaatste hij foto’s van bezittingen van [slachtoffer] , zijn woning en een helikopter, op de Facebookpagina van zijn bedrijf alsmede berichten die (indirect) naar [slachtoffer] verwezen. Verdachte deed dit omdat hij niet kan berusten in de manier waarop de echtscheiding tussen zijn zus en [slachtoffer] jaren geleden is afgewikkeld.
Het ontvangen van de brieven en mails en het plaatsen van foto’s en berichten op een Facebookpagina was voor [slachtoffer] bijzonder onaangenaam en hinderlijk. Door zo te handelen werd [slachtoffer] voortdurend ongewild met verdachte geconfronteerd, waardoor zijn persoonlijke levenssfeer ernstig werd aangetast. Dat de stalking een grote stempel op het dagelijks leven van [slachtoffer] heeft gedrukt, blijkt onder andere uit het contactverbod in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel waarom hij heeft verzocht. Daarnaast heeft [slachtoffer] het plaatsen van de foto’s en berichten op Facebook als pijnlijk en naar ervaren. Door de handelingen van verdachte ervaarde [slachtoffer] angst, stress en andere vervelende gevoelens. Ook heeft dit ertoe geleid dat [slachtoffer] soms zelfs niet in staat was om te werken. Verdachte heeft geen enkel oog gehad voor de impact die zijn gedragingen hadden op het leven van [slachtoffer] .
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in 2012 door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch is veroordeeld voor belaging en bedreiging van [slachtoffer] . Dit arrest is in juni 2014 door de Hoge Raad bevestigd. Uit het arrest van het gerechtshof blijkt dat sprake was van belaging op dezelfde wijze als in deze zaak. De voorwaardelijke gevangenisstraf die door het gerechtshof was opgelegd, is tenuitvoergelegd omdat verdachte in september 2016 het opgelegde contactverbod heeft overtreden. De periode van onderhavig feit betreft 18 oktober 2016 tot en met 15 januari 2018 en sluit dus direct aan op de overtreding van het contactverbod. Ook blijkt uit het strafblad van verdachte dat hij op 17 maart 2016 door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch is veroordeeld voor belaging van twee andere personen. Er is dan ook sprake van recidive.
Redelijke termijn
De rechtbank constateert dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Verdachte is op 8 maart 2018 verhoord. Op dat moment is de redelijke termijn gaan lopen. De redelijke termijn is dus met bijna één jaar overschreden. De rechtbank zal hiermee rekening houden bij de op te leggen straf.
Straf
Hoewel de aard, ernst, duur en frequentie van het bewezenverklaarde feit in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt en de eis van de officier van justitie alleszins is te begrijpen, komt de rechtbank tot een andere strafmodaliteit. Uit het oogpunt van speciale preventie dient de bescherming van [slachtoffer] voorop te staan bij de strafoplegging. De rechtbank acht het belang van het voorkomen van herhaling groter dan het belang van vergelding en daarmee detentie. Zij zal daarom geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Wel is zij van oordeel dat een forse voorwaardelijke straf noodzakelijk is gezien de ernst van het feit en om verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen. Teneinde de ernst van het feit te benadrukken zal de rechtbank ook een taakstraf aan verdachte opleggen.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 180 uur passend en geboden is.
Maatregel
Daarnaast zal de rechtbank ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten en ter bescherming van [slachtoffer] een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v Sr aan verdachte opleggen. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Ter terechtzitting heeft verdachte niet aangegeven te zullen stoppen met het sturen van brieven en/of mails, maar heeft hij zelfs aangegeven dat hij de pers zal opzoeken. Daarnaast hebben eerder opgelegde straffen verdachte er niet van weerhouden opnieuw contact te zoeken. De maatregel behelst dat verdachte zich dient te onthouden van direct en indirect contact met [slachtoffer] in welke vorm dan ook. Daaronder valt ook het contact met de familie, advocaat, accountant en notaris van [slachtoffer] . Deze maatregel geldt voor de duur van vijf jaar. Voor het geval verdachte zich niet aan de maatregel houdt, zal vervangende hechtenis van de hierna bepaalde duur worden opgelegd. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer] , zal de rechtbank de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op het feit dat verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij in hoger beroep zal gaan indien hij niet wordt vrijgesproken.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22b, 38v, 38w, 285b, van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
belaging;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen;
Maatregel
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van
5 jaar op geen enkele wijze – direct of indirect (ook niet via derden zoals bijvoorbeeld de familie, advocaat, accountant en notaris van [slachtoffer] ) - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] ;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
3 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan,met een maximum duur van 6 maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
- beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon.
Dit vonnis is gewezen door mr. Vliegenberg, voorzitter, mr. Dekker en mr. Van der Linden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Krevel, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 maart 2021.
Mr. Van der Linden is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij in de periode van 18 oktober 2016 tot en met 15 januari 2018 te Breda/Rosmalen, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] , in elk geval die ander, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte onder meer:
- gedurende het jaar 2017 in een periode van vier maanden, vijf, althans meerdere brieven en/of faxen en/of emails gestuurd naar die [slachtoffer] , (onder meer) betrekking hebbende op —zakelijk weergegeven- de vermeende zaakswaarneming van mevrouw [naam 4] * door verdachte en/of de financiële compensatie door [slachtoffer] ten aanzien van
mevrouw [naam 4] en/of de echtscheidingsconvenant tussen [slachtoffer] en mevrouw [naam 4] .
en/of
- gedurende de maanden oktober tot en met december van het jaar 2016, twaalf, althans meerdere, brieven en/of faxen en/of emails gestuurd naar diverse personen en/of organisaties en/of instellingen, (onder meer) betrekking hebbend op — zakelijk weergegeven)- de financiële compensatie door [slachtoffer] ten aanzien van
mevrouw [naam 4] en/of de echtscheidingsconvenant tussen [slachtoffer] en mevrouw [naam 4] en/of de aangifte welke [slachtoffer] heeft gedaan
en/of de tuchtklacht welke verdachte ten aanzien van [naam 1] heeft gedaan
en/of
- gedurende het jaar 2017, zesendertig, althans meerdere, brieven en/of faxen en/of emails gestuurd naar diverse personen en/of organisaties en/of instellingen, (onder meer) betrekking hebbend op — zakelijk weergegeven- de financiële compensatie door [slachtoffer] ten aanzien van mevrouw [naam 4] en/of de echtscheidingsconvenant tussen [slachtoffer] en mevrouw [naam 4] en/of de aangifte welke [slachtoffer] heeft gedaan en/of de tuchtklacht welke verdachte ten aanzien van [naam 1] heeft gedaan
en/of
- gedurende de maand januari van het jaar 2018, negen, althans meerdere, brieven en/of faxen en/of emails gestuurd naar diverse personen en/of organisaties en/of instellingen, (onder meer) betrekking hebbend op — zakelijk weergegeven- de financiële compensatie door [slachtoffer] ten aanzien van mevrouw [naam 4] en/of de echtscheidingsconvenant tussen [slachtoffer] en mevrouw [naam 4]
en/of de aangifte welke [slachtoffer] heeft gedaan en/of de tuchtklacht welke verdachte ten aanzien van [naam 1] heeft gedaan
en/of
- gedurende de jaren 2016 en 2017 meerdere berichten en/of foto’s op facebook geplaatst waarbij de helikopter en/of de woning van [slachtoffer] zichtbaar waren en/of waarbij indirect verwezen werd naar [slachtoffer]
*De zus van verdachte
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Bijlage II: De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2017310719 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 29 met daarachter de bijlagen bij de aangifte. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 27 december 2017 (pg. 12), voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Ik doe aangifte van Stalking door mijn ex zwager [verdachte] .
Ik word door hem alweer vanaf medio oktober 2016 regelmatig lastig gevallen. Het lastig vallen doet hij door het sturen van brieven naar mij, mijn advocaat, naar mijn accountant en naar mijn twee zonen. Ik heb inmiddels zo'n 30 a 40 brieven ontvangen. Ik ondervindt dus psychisch last van de heer [verdachte] . Ik heb geen enkele zakelijke relatie met deze man. Ik ben hem niets verschuldigd. Ik heb in het geheel niets met hem te maken. Hij zet verder berichten op zijn open Facebook account [bedrijf 1] . De berichten die hij op dat account zet hebben allemaal te maken met de alimentatie die nog loopt met mijn ex vrouw [naam 4] . Hij heeft mijn woning als foto linksboven de Facebook pagina staan. Ik hoop dat u begrijpt dat ik inmiddels de wanhoop nabij ben. Ik wil dat de heer [verdachte] eindelijk eens stopt met het schrijven van brieven naar mij en mijn kinderen, advocaat en accountant. Ik wil dat hij de foto van mijn huis van zijn Facebook account af haalt en dat hij niets meer over allerlei zaken mbt mij, mijn kinderen en mijn bedrijf plaatst op zijn Facebook account.
2. Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 22 januari 2018 (pg. 14), voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Op woensdag 27 december 2017 heb ik aangifte gedaan tegen mijn ex-zwager [verdachte] . Na deze aangifte is [verdachte] gewoon doorgegaan met het schrijven van
brieven. Hij stuurt continue brieven naar mijn advocaat. Mijn advocaat, [naam 1] , leest de brieven niet, maar stuurt ze naar mij door.
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 maart 2018 (pg. 21), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op 27 december 2017 heeft [slachtoffer] aangifte/klacht gedaan van stalking
tegen verdachte [verdachte] . Bij deze aangifte heeft [slachtoffer] bijlagen laten toevoegen.
De inhoud van de bijlagen is als volg:
- Brieven verstuurd door verdachte [verdachte] gericht aan administratiekantoor [bedrijf 2] , [naam 2] op:
18 oktober 2016
3 november 2016
4 november 2016
26 november 2016
- Mails gestuurd door verdachte [verdachte] aan [naam 2] van administratiekantoor [bedrijf 2] te weten op de volgende data:
31 oktober 2016
7 november 2016
8 november 2016
- Mail verstuurd op 19 november 2016 door verdachte [verdachte] aan de redactie van
het [krant 1]
- Brief verstuurd op 8 december 2017 door verdachte [verdachte] aan aangever
[slachtoffer] (huisadres)
- Mails verstuurd door verdachte Van Riemsdijk gericht aan advocaat [naam 1]
(advocaat van [slachtoffer] ) te weten op:
22 december 2017
27 december 2016
28 december 2016
8 januari 2017
23 januari 2017
24 januari 2017
29 januari 2017
2 februari 2017
2 februari 2017
18 juli 2017
19 juli 2017
11 augustus 2017
25 augustus 2017
29 augustus 2017
10 oktober 2017
28 november 2017
30 november 2017
- Brief verstuurd op 10 maart 2017 door verdachte [verdachte] aan advocaat [naam 1]
(advocaat [slachtoffer] )
- Mail verstuurd op 21 juli 2017 door verdachte [verdachte] aan de redactie van het
[krant 2]
- Brief verstuurd op 10 augustus 2017 door verdachte [verdachte] aan aangever [slachtoffer] (huisadres)
- Brief verstuurd op 11 september 2017 door verdachte [verdachte] aan aangever [slachtoffer] (huisadres)
- Brief verstuurd op 21 september 2017 door verdachte [verdachte] aan [naam 5] , zoon van aangever (adres bedrijf aangever)
- Brief verstuurd op 21 september 2017 door verdachte [verdachte] aan [naam 6] , zoon van aangever (adres bedrijf aangever)
- Brief verstuurd op 27 september 2017 door verdachte [verdachte] aan [naam 5] , zoon van aangever (adres bedrijf aangever)
- Brief verstuurd op 10 november 2017 door verdachte [verdachte] aan [naam 5] , zoon aangever (adres bedrijf aangever)
- Brief verstuurd op 10 november 2017 door verdachte [verdachte] aan [naam 6] , zoon aangever (adres bedrijf aangever)
- Brief verstuurd op 14 november 2017 door verdachte [verdachte] aan aangever
[slachtoffer] (huisadres)
- Printscreens van de facebook pagina van [verdachte] , [bedrijf 1] dossiers
Op maandag 22 januari 2018 heeft [slachtoffer] een aanvullende verklaring op de
eerder gedane aangifte/klacht van stalking tegen verdachte [verdachte] .
Bij deze aanvullende verklaring heeft [slachtoffer] bijlagen laten toevoegen.
De inhoud van de bijlagen is als volgt:
- Mails verstuurd door verdachte Van Riemsdijk gericht aan advocaat [naam 1]
(advocaat van [slachtoffer] ) te weten op:
22 december 2017
23 december 2017
29 december 2017
2 januari 2018
3 januari 2018
10 januari 2018
- Brief verstuurd op 28 december 2017 door verdachte [verdachte] aan aangever
[slachtoffer] (huisadres)
- Brief verstuurd op 2 januari 2018 door verdachte [verdachte] aan advocaat [naam 1]
- Brief verstuurd op 3 januari 2018 door verdachte [verdachte] aan
administratiekantoor [bedrijf 2] , [naam 2]
- Brief verstuurd op 6 januari 2018 door verdachte [verdachte] aan advocaat
[naam 1]
- Brief verstuurd op 10 januari 2018 [naam 1]
- Brief verstuurd op 12 januari 2018 door verdachte [verdachte] aan aangever
[slachtoffer] (huisadres)
- Mail verstuurd op 15 januari 2018 door verdachte [verdachte] aan notaris [naam 3]
(notaris van [slachtoffer] )
4. De geschriften, te weten de brieven en/of mails die door verdachte zijn verstuurd aan [slachtoffer] , [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 5] , [naam 6] , de redactie van het [krant 1] en de redactie van het [krant 2] en de printscreens van de [bedrijf 1] Facebookpagina, ongenummerd opgenomen na pagina 29.
5. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 januari 2018 (pg. 16), voor zover inhoudende als verklaring van [naam 2] :
Ik ben werkzaam bij administratiekantoor [bedrijf 2] te Hoogerheide. Dhr. [slachtoffer] is al heel lang een cliënt van mij. [slachtoffer] is getrouwd geweest met mevr [naam 4] . Ongeveer 15 jaar geleden heb ik op verzoek van hun scheidingsadvocaat een financiële berekening gemaakt en financiële informatie vestrekt aan hun advocaat. Dit had alles met de scheiding, het convenant en de alimentatie te maken. Sinds oktober 2016 ontvang ik weer met enige regelmaat brieven van dhr. [verdachte] . Ik heb ongeveer acht brieven en mails ontvangen sinds oktober 2016 van dhr. [verdachte] .
6. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2018 (pg. 18), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op woensdag 27 december 2017 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van stalking
tegen zijn ex-zwager [verdachte] .
Naar aanleiding van de gedane aangifte heb ik, verbalisant [verbalisant] , op vrijdag 19 januari 2018 telefonisch contact opgenomen met Mr. [naam 1] . Ik vroeg hem naar de door hem ontvangen brieven en mails van [verdachte] Ik hoorde [naam 1] zeggen dat hij inderdaad zeer frequent brieven en mails ontvangt van [verdachte] . De frequentie van de brieven en mails is meerdere malen per week/maand.
7. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 juni 2020, voor zover inhoudende:
Ik heb die brieven die in het dossier zitten wel gestuurd.
Die helikopter stond op de [bedrijf 1] pagina op Facebook. Ik was benieuwd wat er zou gebeuren als ik de helikopter op de Facebookpagina zou zetten.