ECLI:NL:RBZWB:2021:1146

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
AWB- 20_754
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van tegemoetkoming scholieren en terugwerkende kracht bij DUO

In deze zaak heeft eiser, geboren op 28 februari 2001, een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming scholieren bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) op 23 september 2019. Deze aanvraag volgde na een misverstand over de mogelijkheid om de tegemoetkoming aan te vragen, aangezien eiser niet in staat was om de juiste opleiding op de website van DUO te selecteren. DUO heeft in een primair besluit van 30 september 2019 de tegemoetkoming toegekend met ingang van augustus 2019, maar in het bestreden besluit van 17 december 2019 werd het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat DUO terecht de aanvraag van eiser niet met terugwerkende kracht tot 1 maart 2019 heeft goedgekeurd, omdat de aanvraag na het einde van het schooljaar 2018-2019 was ingediend. De rechtbank overweegt dat de wetgeving, zoals vastgelegd in artikel 4.10 van de Wtos, bepaalt dat tegemoetkomingen niet met terugwerkende kracht kunnen worden toegekend voor een periode die ligt vóór de datum van indiening van de aanvraag. Eiser heeft aangevoerd dat DUO fouten heeft gemaakt en dat hij recht heeft op de tegemoetkoming met terugwerkende kracht, maar de rechtbank oordeelt dat eiser zelf verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van de aanvraag.

De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat DUO van het beleid afwijkt. De beroepsgronden van eiser worden verworpen en het beroep wordt ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé op 11 maart 2021 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/754 WSFBSF

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 maart 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam 1] , eiser,

gemachtigden: [naam gemachtigde 1] en [naam gemachtigde 2] ,
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

namens deze de Dienst Uitvoering Onderwijs(DUO), verweerder.

Procesverloop

Op 23 september 2019 heeft eiser een ‘aanvraag tegemoetkoming scholieren’ voor scholieren van 18 jaar of ouder in het voortgezet onderwijs gedaan bij DUO.
In het besluit van 30 september 2019 (primair besluit) heeft DUO eiser met ingang van augustus 2019 de tegemoetkoming toegekend in de vorm van een basistoelage inwonend.
In het besluit van 17 december 2019 (bestreden besluit) heeft DUO het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
DUO heeft een verweerschrift ingediend.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven en heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser, geboren op 28 februari 2001, volgde in het schooljaar 2018-2019 VWO-onderwijs aan het [naam school] , locatie [adres] , in [plaatsnaam 2] . In verband met het bereiken van de 18-jarige leeftijd heeft hij begin 2019 een aanvraag willen doen voor een tegemoetkoming scholieren. Eiser heeft geprobeerd deze tegemoetkoming aan te vragen op de website van DUO, maar nadat het niet mogelijk bleek om voor de locatie [adres] de opleiding VWO te selecteren, heeft eiser geconcludeerd dat het aanvragen van de tegemoetkoming kennelijk niet mogelijk was. Nadat hem ter ore kwam dat die conclusie op een misverstand berustte, heeft eiser alsnog op 23 september 2019 schriftelijk een aanvraag ingediend bij DUO.
Die aanvraag heeft geleid tot het primaire besluit waarin DUO de beoogde toelage met ingang van 1 augustus 2019 heeft toegekend.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum en wil de toelage alsnog met terugwerkende kracht toegekend krijgen vanaf zijn 18e verjaardag danwel per 1 maart 2019.
2. Bij het bestreden besluit heeft DUO het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Daarbij heeft DUO gemotiveerd dat een schooljaar begint op 1 augustus en eindigt op 31 juli en dat het niet mogelijk is na het einde van het schooljaar nog een tegemoetkoming voor dat schooljaar toe te kennen. Omdat eiser zijn aanvraag heeft gedaan op 23 september 2019 (en dus ná 31 juli 2019) is toekenning voor het schooljaar 2018-2019 niet meer mogelijk. Dat is de reden waarom DUO de tegemoetkoming met ingang van het begin van het schooljaar 2019-2020, zijnde 1 augustus 2019, heeft toegekend.
DUO stelt verder dat eiser op 3 september 2019 met de klantenservice van DUO contact heeft opgenomen en daardoor de informatie heeft gekregen hoe hij de aanvraag alsnog kon indienen. Dat eiser dit niet eerder, te weten vóór het einde van het schooljaar 2018-2019, heeft gedaan, komt voor rekening en risico van eiser.
3.
Standpunt eiser
Eiser voert aan dat DUO fouten heeft gemaakt en het daarom niet redelijk te vinden dat hij niet alsnog de gevraagde tegemoetkoming met terugwerkende kracht vanaf 1 maart 2019 krijgt. Als de website van DUO niet ten onrechte had gemeld dat eiser er geen recht op had, had hij de tegemoetkoming begin 2019, in ieder geval ruim vóór het einde van het schooljaar 2018-2019, aangevraagd. Omdat pas tijdens een ouderavond in het nieuwe schooljaar bleek dat eiser er wel recht op zou moeten hebben, is een klacht over de website ingediend bij DUO, met vooral ook de bedoeling alsnog de tegemoetkoming over het schooljaar 2018-2019 toegekend te krijgen.
In de nadere gronden van 28 april 2020 heeft eiser met een ‘printscreen’ van de website laten zien dat de onjuiste informatie op de website van DUO tot op dat moment nog niet is gecorrigeerd. Bij de locatie [adres] van het [naam school] kan nog steeds de opleiding VWO niet worden geselecteerd. Dit betekent dat afgaande op de website van DUO eiser nog altijd ten onrechte de informatie krijgt geen recht te hebben op een tegemoetkoming scholieren.
4.
Standpunt DUO
DUO voert aan dat, naast hetgeen in het bestreden besluit is vermeld, het een feit van algemene bekendheid is dat er financieringsvormen van DUO zijn voor mensen die op school zitten en de leeftijd van 18 jaren bereiken. Op de website is al jaren voldoende informatie te vinden en dat gaat over meer dan studiefinanciering. Van een wezenlijke fout van DUO op de website is volgens DUO geen sprake.
5.
Geschil
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of DUO terecht aan de toekenning van de tegemoetkoming voor scholieren van 18 jaar of ouder in het voortgezet onderwijs geen terugwerkende kracht tot 1 maart 2019 heeft gegeven, maar slechts tot 1 augustus 2019.
6.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 4.10, tweede lid, van de Wtos wordt tegemoetkoming niet toegekend voor een periode die is gelegen voor de datum van indiening van de aanvraag.
Op grond van artikel 11.4, eerste lid, van de Wtos kan DUO voor bepaalde gevallen de wet buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat deze wet beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
7.
Beoordeling
De rechtbank overweegt dat de wetgever in artikel 4.10, tweede lid, van de Wtos heeft bepaald dat de tegemoetkoming scholieren niet met terugwerkende kracht kan worden toegekend. Wel is in de Wtos een hardheidsclausule opgenomen, zodat in gevallen waarin toepassing van artikel 4.10, tweede lid, van de Wtos tot een onbillijkheid van overwegende aard leidt, deze bepaling buiten toepassing kan worden gelaten. DUO voert bij de toepassing van de hardheidsclausule het beleid dat, als de aanvraag hangende het lopend schooljaar wordt gedaan, de tegemoetkoming toch, in afwijking van artikel 4.10, tweede lid, van de Wtos, met ingang van dat schooljaar wordt toegekend. De rechtbank overweegt dat gesteld noch gebleken is dat dit beleid kennelijk onredelijk is.
Zoals in het bestreden besluit is overwogen, begint het schooljaar op 1 augustus en eindigt het op 31 juli. Nu eiser de aanvraag na afloop van het schooljaar 2018-2019 heeft ingediend, komt deze op grond van het beleid dus niet voor inwilliging met terugwerkende kracht tot verder dan 1 augustus 2019 in aanmerking.
Eiser stelt dat toch verdere terugwerkende kracht moet worden toegekend, omdat de fout bij DUO ligt. Tijdens het invullen van de aanvraag op de website van DUO leek het alsof hij niet in aanmerking zou komen voor de tegemoetkoming scholieren, terwijl hij uit andere informatiebronnen had begrepen dat hij daar wel recht op had. DUO heeft, naar het oordeel van de rechtbank terecht, gesteld dat het - zeker in kringen van ouders van schoolgaande kinderen - algemeen bekend is dat bij het bereiken van meerderjarigheid recht op financiële steun vanuit DUO voor studerenden en schoolgaanden mogelijk is. De rechtbank overweegt dat eiser zich onder deze omstandigheden - zoals hij kort na ommekomst van het studiejaar 2018-2019 wel heeft gedaan - DUO hierover om opheldering had kunnen vragen. Nu eiser echter op geen enkele wijze actie heeft ondernomen toen hij ongelukkigerwijze tot een onjuiste conclusie kwam, terwijl op zijn minst twijfel op zijn plaats was geweest, dient naar het oordeel van de rechtbank het niet verder informeren voor zijn rekening en risico te blijven. De rechtbank is het met eiser eens dat het zeer slordig is van DUO dat op de website (zelfs geruime tijd nadat de fout is ontdekt) niet het juiste opleidingstype voor de locatie [adres] kan worden geselecteerd, maar deze onvolledigheid is niet van dien aard dat dit de door eiser gewenste gevolgen heeft. Het is een feit van algemene bekendheid dat wetgeving prevaleert boven informatie op een website en dat van een burger verlangd mag worden dat hij nader informeert bij het bestuursorgaan als iets niet duidelijk is.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat ook overigens niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan DUO in redelijkheid had moeten afwijken van het beleid, of die anderszins toepassing van de hardheidsclausule zouden rechtvaardigen.
Gelet op het vorenstaande kunnen de beroepsgronden van eiser niet slagen.
8.
Conclusie
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard en voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 11 maart 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.