In deze zaak heeft eiser, geboren op 28 februari 2001, een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming scholieren bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) op 23 september 2019. Deze aanvraag volgde na een misverstand over de mogelijkheid om de tegemoetkoming aan te vragen, aangezien eiser niet in staat was om de juiste opleiding op de website van DUO te selecteren. DUO heeft in een primair besluit van 30 september 2019 de tegemoetkoming toegekend met ingang van augustus 2019, maar in het bestreden besluit van 17 december 2019 werd het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat DUO terecht de aanvraag van eiser niet met terugwerkende kracht tot 1 maart 2019 heeft goedgekeurd, omdat de aanvraag na het einde van het schooljaar 2018-2019 was ingediend. De rechtbank overweegt dat de wetgeving, zoals vastgelegd in artikel 4.10 van de Wtos, bepaalt dat tegemoetkomingen niet met terugwerkende kracht kunnen worden toegekend voor een periode die ligt vóór de datum van indiening van de aanvraag. Eiser heeft aangevoerd dat DUO fouten heeft gemaakt en dat hij recht heeft op de tegemoetkoming met terugwerkende kracht, maar de rechtbank oordeelt dat eiser zelf verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van de aanvraag.
De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat DUO van het beleid afwijkt. De beroepsgronden van eiser worden verworpen en het beroep wordt ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé op 11 maart 2021 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.