ECLI:NL:RBZWB:2021:1139

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2021
Publicatiedatum
11 maart 2021
Zaaknummer
AWB- 20_10393 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure

Op 11 maart 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om proceskostenveroordeling. Verzoekster, een inwoner van [plaatsnaam], had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle, dat haar had gelast om een overtreding te beëindigen. Dit betrof het vestigen van een autobedrijf en de verkoop van auto’s op haar perceel aan [adres]. Verzoekster vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, maar het college trok op 2 februari 2021 het bestreden besluit in. Hierop trok verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening in, maar vroeg wel om een proceskostenveroordeling.

De voorzieningenrechter heeft, op basis van de Algemene wet bestuursrecht, overwogen dat het college niet in de proceskosten kan worden veroordeeld, omdat het intrekken van het bestreden besluit niet betekent dat het college geheel of gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan het bezwaar van verzoekster. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om het college te veroordelen tot vergoeding van het griffierecht, aangezien er geen sprake was van een situatie waarin het college aan verzoekster tegemoet is gekomen. De uitspraak concludeert dat het verzoek om proceskostenveroordeling wordt afgewezen.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W.J.C. Goorden, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10393 GEMWT VV
uitspraak van 11 maart 2021 van de voorzieningenrechter op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. D. van de Weerdt,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle, verweerder.

Als derde partij hebben aan het geding deelgenomen:
[naam A derde partij],
[naam B derde partij] ,
[naam C derde partij],
[naam D derde partij] ,
allen te [woonplaats] .

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college, verzonden op
8 december 2020 (bestreden besluit), waarbij het college verzoekster heeft gelast om de overtreding, bestaande uit het vestigen van een autobedrijf en de verkoop van auto’s en de opslag van materialen op het achterterrein op het perceel aan [adres] te beëindigen en beëindigd te houden, op straffe van een dwangsom. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 2 februari 2021 heeft het college het bestreden besluit ingetrokken.
Vervolgens heeft verzoekster het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, met het verzoek het college te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De voorzieningenrechter heeft, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang bezien met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Uit het besluit van 2 februari 2021 volgt dat het intrekken van het bestreden besluit het gevolg is van het feit dat verzoekster, nadat aan haar de last onder dwangsom is opgelegd, een aanvraag heeft gedaan voor een omgevingsvergunning om de situatie te legaliseren. Het college heeft deze omgevingsvergunning vervolgens op 2 februari 2021 verleend. Daarnaast ligt aan de intrekking van de last onder dwangsom ten grondslag dat bij een nieuwe controle niet langer van overtredingen is gebleken.
Gelet hierop is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van een situatie waarin het college geheel of gedeeltelijk is tegemoetkomen aan verzoeksters bezwaar en verzoek om voorlopige voorziening. Hieruit volgt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor vergoeding van gemaakte proceskosten. Het verzoek daartoe zal dan ook worden afgewezen.
3. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter evenmin aanleiding om het college te veroordelen tot vergoeding van het door verzoekster betaalde griffierecht.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W.J.C. Goorden, griffier, op 11 maart 2021 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.