ECLI:NL:RBZWB:2020:923

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
19/6570
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen geheimhouding door de raad van de gemeente Tholen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker, die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van de raad van de gemeente Tholen. Het verzoek richtte zich tegen de bekrachtiging van geheimhouding die was opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen. De verzoeker, die raadslid is, stelde dat de geheimhouding van meer dan 200 documenten zijn controlerende taak als raadslid ernstig belemmert. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen ernstig te twijfelen aan de rechtmatigheid van het bekrachtigingsbesluit en dat er geen zeer zwaarwegend spoedeisend belang aanwezig was om de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de geheimhouding niet onomkeerbaar was en dat de raad op 12 maart 2020 een besluit zou nemen over de opheffing van de geheimhouding. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat de verzoeker voldoende tijd had om zich voor te bereiden op de informatieve bijeenkomst over de renovatie van zwembad De Haestinge, die op 2 april 2020 zou plaatsvinden. De uitspraak werd gedaan door mr. G.M.J. Kok, in aanwezigheid van griffier mr. H.D. Sebel.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/6570 WOB VV

uitspraak van 21 februari 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,

en

de raad van de gemeente Tholen, verweerder,

gemachtigde: mr. E.C. Pietermaat.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 29 oktober 2019 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen (het college) inzake het opleggen van geheimhouding en het besluit van 7 november 2019 van de raad inzake de bekrachtiging van de opgelegde geheimhouding. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 11 februari 2020. Verzoeker is verschenen. De raad heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Op 10 oktober 2019 heeft verzoeker aan de burgemeester/het college verzocht om de volgende gegevens te verstrekken zonder geheimhouding:
  • alle overeenkomsten en eventuele addenda, in het bijzonder die met de aannemer, die gesloten zijn omwille van de renovatie van Zwembad de Spetter;
  • afschriften van onderliggende stukken (zoals, maar niet beperkt tot rapporten) en van correspondentie tussen de aannemer en B&W, dan wel de ambtelijke organisatie omtrent de renovatie en in het bijzonder betreffende de geconstateerde problemen/gebreken;
  • (gespreks)verslagen van gesprekken/overleggen die gevoerd zijn in het kader van de renovatie en in het bijzonder in het kader van geconstateerde problemen/gebreken, hetzij intern (enkel de ambtelijke organisatie), hetzij met externen (zoals met de aannemer);
  • afschriften van memo’s gezonden vanuit/namens, dan wel aan hetzij B&W, hetzij de ambtelijke organisatie, omtrent de renovatie en in het bijzonder omtrent de geconstateerde problemen/gebreken;
  • de tot op heden genomen (voorbereidings)besluiten en de tot op heden voorbereide verdedigingen, dan wel reeds gevoerde verdedigingen, in civiele procedures omtrent Zwembad de Spetter.
Op 29 oktober 2019 heeft het college aan de raad het voorstel gedaan om de opgelegde geheimhouding op de al verstrekte en nog te verstrekken stukken naar aanleiding van de informatieverzoeken van 10 en 11 oktober 2019 te bekrachtigen op grond van artikel 25, derde lid, van de Gemeentewet. Het college heeft op 29 oktober 2019 besloten onder oplegging van geheimhouding, op grond van artikel 25, tweede lid, van de Gemeentewet juncto artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, en tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), het rapport van de Arbo Unie ‘Veiligheidsrondgang installatieruimte Zwembad De Spetter’ en het rapport van C-Mark Consultants ‘Onderzoek bij De Spetter in verband met vertroebeling van het zwemwater’ aan de leden van de raad ter inzage te geven door plaatsing op het besloten gedeelte van Extranet. Voorts vermeldt het college in dit besluit dat wordt onderzocht of ook andere documenten onder oplegging van geheimhouding aan de raadsleden ter inzage kunnen worden gegeven door plaatsing op het besloten deel van Extranet. Het openbaar verstrekken van diverse documenten acht het college in strijd met het openbaar belang, zoals bedoeld in artikel 169, derde lid, van de Gemeentewet.
Bij brief van 9 december 2019 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen dit geheimhoudings-besluit van het college.
Met het besluit van 7 november 2019 heeft de raad, gelezen het voorstel van het college van 7 november 2019, de opgelegde geheimhouding op de al verstrekte en nog te verstrekken stukken naar aanleiding van de informatieverzoeken van 10 en 11 oktober 2019 bekrachtigd op basis van artikel 25, derde lid, van de Gemeentewet.
Verzoeker heeft bij brief van 18 december 2019 bezwaar gemaakt tegen dit bekrachtigings-besluit van de raad.
Op 23 januari 2020 heeft de raad besloten de geheimhouding op te heffen van verschillende documenten, waaronder de rapportages van de Arbo Unie en C-Mark Consultants, en deze geanonimiseerd openbaar te maken. De raad geeft voorts aan dat de komende periode zal worden beoordeeld in hoeverre de geheimhouding van de overige documenten (meer dan 200), gelet op de belangen genoemd in de Wob en de Algemene verordening gegevens-bescherming (AVG), kan worden opgeheven. In de eerstvolgende raadsvergadering op 12 maart 2020 zal hierover besluitvorming plaatsvinden.
2.
Standpunt van verzoeker
Verzoeker heeft, samengevat, aangevoerd dat hij door de geheimhouding zijn controletaak als raadslid niet voldoende kan uitoefenen en dat externen daardoor niet volledig geïnformeerd kunnen worden. Zo kan verzoeker de gevraagde documenten niet voorleggen aan een deskundige ter controle op de herstelwerkzaamheden van zwembad De Spetter. Parallel aan de herstelwerkzaamheden van zwembad De Spetter wordt de renovatie van zwembad De Haestinge ingezet, vergelijkbaar aan die van De Spetter. Door de geheimhouding kan de raad het college niet confronteren met eerder gemaakte fouten, de hieruit te trekken lessen niet doorvertalen en kan de haalbaarheid van de renovatie van De Haestinge niet worden getoetst. Omdat het college al een startnotitie over het renovatietraject van De Haestinge heeft vastgesteld en de raad al het eerste krediet heeft toegekend, kan de bezwaarprocedure niet worden afgewacht. Verzoeker betwijfelt of er rechtmatig geheimhouding kan opgelegd op stukken die reeds openbaar overlegd zijn, dan wel openbaar toegankelijk zijn en of er rechtmatig op voorhand geheimhouding van nog niet overgelegde documenten kan worden bekrachtigd. De inhoud van voormelde twee rapportages is op 26 september 2019 integraal behandeld op een informatieve bijeenkomst, waar expliciet is aangegeven dat de informatie vrijelijk gedeeld kon worden. Daarna is geheimhouding opgelegd. Naast de twee rapportages heeft het college na de bekrachtiging door de raad op 7 november 2019 de dag erna meer dan 200 documenten verstrekt door plaatsing van deze documenten op het besloten gedeelte van Extranet. Verzoeker stelt dat er ten aanzien van deze documenten geen (deugdelijk) geheimhoudingsbesluit is genomen. Volgens verzoeker leent de Gemeentewet zich niet voor bekrachtiging op voorhand. Dit impliceert namelijk een ‘blanco cheque’ om alle documenten onder geheimhouding te verstrekken, terwijl de raad de afweging van het college dient te toetsen. Door de carte blanche met bekrachtiging bij voorbaat is de door de wetgever beoogde afweging in primo door het college en toets van deze afweging door de raad doorkruist en deze handelwijze gaat in tegen de systematiek van de Wob, waarin openbaarheid uitgangspunt is, tenzij na beoordeling blijkt van een weigeringsgrond. Daarnaast zijn de genoemde gronden waarop de geheimhouding is gebaseerd, te summier, te algemeen en gebrekkig.
3.
Toetsingskader
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4.
Wettelijk kader
Artikel 25 van de Gemeentewet bepaalt:
1. De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.
2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van de stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.
3. De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.
4. De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van de raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan de raad is voorgelegd, totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.
5.
Oordeel van de voorzieningenrechter
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is de voorzieningenrechter gebleken dat het verzoek om voorlopige voorziening alleen is gericht tegen het bekrachtigingsbesluit van de raad. Ter beoordeling ligt aan de voorzieningenrechter voor of de verwachting bestaat dat dat besluit in bezwaar standhoudt. Indien die vraag ontkennend wordt beantwoord, kan er aanleiding bestaan voor het treffen van een voorlopige voorziening als ‘onverwijlde spoed’ dat vereist.
Verzoeker beoogt met zijn verzoek om voorlopige voorziening onmiddellijke openbaarmaking van meer dan 200 documenten ten behoeve van zijn (controlerende) taak als raadslid. De voorzieningenrechter erkent het belang van het beginsel dat de raad zijn controlerende taak zo veel mogelijk in het openbaar kan uitoefenen. Daar staat echter tegenover dat een verzoek om opheffing van geheimhouding van documenten door middel van een voorlopige voorziening een onomkeerbaar karakter heeft en feitelijk een beslissing van het geschil ten gronde inhoudt, die de uitkomst van de procedure in bezwaar en eventueel in (hoger) beroep illusoir zou maken. Daarom komt een dergelijk verzoek niet snel voor toewijzing in aanmerking. Gelet op het verstrekkende karakter van de gevraagde voorlopige voorziening is voor het treffen daarvan in beginsel dan ook slechts plaats indien
ernstig moet worden getwijfeld aan de rechtmatigheidvan het bekrachtigingsbesluit en een
zeer zwaarwegend spoedeisend belangdaartoe noopt.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is daarvan in dit geval geen sprake. Alhoewel de voorzieningenrechter het met verzoeker eens is dat bij de besluitvorming van de raad de nodige kanttekeningen geplaatst kunnen worden en betwijfeld kan worden of (de motivering van) het besluit van de raad van 7 november 2019 juridisch houdbaar is, is reparatie daarvan in bezwaar wellicht mogelijk. Bovendien, en dit is voor de voorzieningenrechter de belangrijkste reden om de gevraagde voorlopige voorziening niet toe te wijzen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat een zeer zwaarwegend spoedeisend belang op dit moment niet aanwezig is. Daarbij heeft de voorzieningenrechter in aanmerking dat verzoeker en de raad door geheimhouding weliswaar worden gehinderd in hun controlerende taak, maar dat deze door de geheimhouding van de ruim 200 documenten niet onmogelijk is. De voorzieningenrechter acht daarbij met name van belang dat de periode waarin de geheimhouding van deze stukken (in elk geval) geldt beperkt is. Op 12 maart aanstaande zal de raad een besluit nemen over de opheffing van de geheimhouding van de meer dan 200 documenten. De voorzieningenrechter begrijpt dat de belangrijkste reden voor geheimhouding van deze documenten nu is gelegen in de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en dat op dit moment wordt gewerkt aan het ‘Wob-proof en ‘AVG-proof’ maken van deze documenten. De voorzieningenrechter leidt uit de stukken en verhandelde ter zitting af dat het de intentie is de geheimhouding van zoveel mogelijk documenten op te heffen. Namens de raad is ter zitting meegedeeld dat de installatie van een nieuwe wethouder tijdens de vergadering van 12 maart de besluitvorming over opheffing van de geheimhouding niet zal doorkruisen en dat verder uitstel niet wordt verwacht. De voorzieningenrechter ziet geen reden om daar niet van uit te gaan.
Verzoeker heeft er ter zitting in dit verband verder op gewezen dat, doordat de meer dan 200 documenten niet openbaar zijn, zijn (controlerende en kaderstellende) taak en de taak van de raad ten aanzien van zwembad De Haestinge worden bemoeilijkt aangezien op 2 april aanstaande een informatieve bijeenkomst zal plaatsvinden en de geheimhouding vooroverleg met derden bemoeilijkt.
Dit maakt het oordeel van de voorzieningenrechter over het ontbreken van een zwaarwegend spoedeisend belang niet anders. Na 12 maart heeft verzoeker nog enige tijd voor overleg voordat op 2 april de informatieve bijeenkomst over De Haestinge met de raad zal plaatsvinden, waarin de raad zal worden voorgelicht over feitelijke gang van zaken. De geheimhouding staat er niet aan in de weg dat verzoeker en de overige leden van de raad zich in de tussentijd kunnen voorbereiden op eventueel vooroverleg en de informatieve bijeenkomst.
De voorzieningenrechter acht onder deze omstandigheden geen zwaarwegend spoedeisend belang aanwezig en ziet daarom voor het treffen van een voorlopige voorziening geen aanleiding. Dit betekent dat de voorzieningenrechter niet toekomt aan bespreking van de inhoudelijke (principiële) bezwaren tegen het besluit van 7 november 2019. Daarop kan in de bezwaar- (en eventueel beroeps)procedure worden beslist.
6.
Conclusie
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening dan ook af.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2020.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.