ECLI:NL:RBZWB:2020:7124

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2020
Publicatiedatum
20 mei 2021
Zaaknummer
AWB- 20_801
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure omtrent omgevingsvergunning voor het kappen van bomen in Goirle

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle. Eiseres, die woont aan de [adres] in [plaatsnaam], heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college om een vergunning te verlenen voor het kappen van 103 bomen. Eiseres is van mening dat het college zich heeft laten leiden door economische belangen en dat de kap van de bomen niet noodzakelijk is, aangezien de bomen op de Groene Kaart staan en er geen acute situatie is die de kap rechtvaardigt. Het college heeft in zijn besluit verwezen naar een advies van BTL Bomendienst, waarin wordt gesteld dat de bomen te dicht op elkaar zijn geplant en dat ingrijpen noodzakelijk is om de gezondheid van de resterende bomen te waarborgen.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres en het college tegen elkaar afgewogen. De rechtbank oordeelt dat het college de vergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen, omdat het college voldoende onderzoek heeft gedaan naar de relevante feiten en belangen. De rechtbank concludeert dat de belangen van eiseres bij het behoud van de bomen zijn meegewogen in de belangenafweging van het college. De rechtbank is van oordeel dat de tijdelijke negatieve gevolgen van de kap voor de luchtkwaliteit en het woon- en leefklimaat op de lange termijn worden gecompenseerd door de uitgroei van de resterende bomen. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en ziet geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/801 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 november 2020 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. S.T. Bosch,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 11 juli 2019 (primaire besluit) heeft het college aan de gemeente Goirle een omgevingsvergunning verleend voor het vellen (kappen) van 103 houtopstanden (bomen).
In het besluit van 17 december 2019 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 oktober 2020. Hierbij waren aanwezig eiseres, haar gemachtigde en mr. L.W. Brands namens het college.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres woont aan de [adres] in [plaatsnaam] . Zij kan zich niet vinden in het besluit van het college tot het om en om kappen van de bomen in de [adres] . Het gaat om circa 50% van alle bomen in de laan.
2. In het bestreden besluit heeft het college onder meer verwezen naar een advies van BTL Bomendienst (BTL) van 21 november 2019. Daaruit volgt dat bij de bomen sprake is van concurrentiegroei. Er is geen sprake van een acute situatie, maar het college wil tijdig ingrijpen om de gezondheid en uitgroeikansen van de resterende bomen te waarborgen en overlast te voorkomen. Het college verkiest deze aanpak boven de kostbaardere en minder praktische aanpak van jaarlijkse controle en het eventueel verwijderen van individuele bomen. Door de uitgroei van de resterende bomen zijn gevolgen van de kap over tien jaar niet meer zichtbaar.
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het college zich heeft laten leiden door economische belangen, terwijl natuurbehoud moet voorgaan. Aan de criteria uit de Algemeen Plaatselijke Verordening Goirle 2016 (APV) is niet voldaan. De betreffende bomen staan op de Groene Kaart en er is niet aangetoond dat zij ziek zijn. Het besluit is onzorgvuldig voorbereid omdat het belang van eiseres bij een goede luchtkwaliteit is veronachtzaamd en omdat haar woon- en leefklimaat ernstig is aangetast. Ook meent zij dat het advies van BTL slechts een oriënterend karakter heeft waarmee de noodzaak van kap niet wordt aangetoond. De bomen zijn ook niet individueel beoordeeld. Verder ontbreekt een duidelijke beschrijving van het effect van de maatregelen. Niet of onvoldoende aannemelijk is dat de takken en wortels in elkaar zullen groeien of dat de bomen destijds te dicht op elkaar zijn geplant. Eiseres wijst ten slotte naar een rapport van deskundige Cobra van 24 februari 2020. Voor het maken van een beter onderbouwde keuze adviseert Cobra per boom de kwaliteit te beoordelen, een groeiplaatsonderzoek uit te voeren, een onderbouwde toelichting te geven van het nut en de noodzaak van het kappen alsmede een complete afweging van alternatieven. Eiseres concludeert dat sprake is van een motiveringsgebrek dat niet kan worden hersteld omdat sprake is van een uiterst onzorgvuldige voorbereiding.
4. Het college voert aan dat de bomen rond 1980, naar huidig inzicht en beleid, te dicht op elkaar zijn geplant. Nu is er te weinig ruimte en dat zal voor overlast zorgen. Bestreden wordt dat de kostenoverwegingen leidend zijn, behoud is het uitgangspunt. De kap is nodig om in de toekomst gezonde bomen te behouden. De instandhouding en verbetering van de laanstructuur draagt juist bij aan een prettig woon- en leefklimaat. Het advies van BTL is volgens het college niet onzorgvuldig of gebrekkig. De bomen zijn tot op zekere hoogte wel individueel bekeken, maar waar het om gaat is dat de bomen samen een structuur vormen die behouden blijft. Het tegenrapport gaat voorbij aan het groenstructuurplan en de gezonde laanstructuur. Er is geen sprake van waardevolle individuele bomen die met een rood sterretje op de Groene Kaart zijn aangegeven. Het college stelt dat wel degelijk naar het effect van de kap is gekeken.
Wettelijke bepalingen
5. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage en maken onderdeel uit van deze uitspraak.
Beoordelingswijze
6. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [1] moet een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het kappen van een houtopstand worden getoetst aan de lokaal van toepassing zijnde verordening. Die verordening is in dit geval de APV. Partijen zijn het eens dat de bomen beschermde houtopstanden zijn waarbij voor het kappen een omgevingsvergunning nodig is. Uit artikel 4:11, vierde lid, van de APV volgt dat het college de vergunning onder andere kan weigeren als sprake is van (een) weigeringsgrond(en). In dit geval gaat het niet om een weigering, maar is de vergunning verleend. Ook bij die beslissing moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden die voor en tegen het kappen van de bomen pleiten. Het college moet het belang van de noodzaak van de kap van de bomen afwegen tegen het behoud van de waarden van de bomen. Het college heeft bij die belangenafweging beleidsruimte. De rechtbank toetst het besluit van het college daarom terughoudend, waarbij de rechtbank de vraag moet beantwoorden of het of het college in redelijkheid de omgevingsvergunning voor het kappen van de bomen heeft kunnen verlenen.
7. Gelet op wat eiseres aanvoert, zal de rechtbank eerst bekijken of het college het bestreden besluit zorgvuldig heeft voorbereid. Als dat het geval is, bekijkt de rechtbank of de afweging door het college van de belangen voor en tegen het kappen van de bomen begrijpelijk is en goed gemotiveerd en of die belangenafweging leidt tot een evenredige uitkomst.
Beoordeling
8. In het advies van BTL is de functie, de groeiplaats en de toekomstverwachting van de bomen in aanmerking genomen. Verder zijn de voor- en nadelen van de voorgenomen kap en van alternatieven benoemd. Hiermee en in het licht van het doel om de laanstructuur als geheel te behouden, heeft het college in redelijkheid kunnen volstaan met een beoordeling van de laan als geheel en hoefde hij niet elke boom afzonderlijk te (laten) beoordelen. Met de beschrijving van de voor- en nadelen van de voorgenomen kap en van de alternatieven, is ook blijk gegeven van voldoende onderzoek naar de effecten. In zoverre is het bestreden besluit niet onzorgvuldig voorbereid. De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat het college de nodige kennis over de relevante feiten en de af te wegen belangen heeft vergaard. Het college heeft het zorgvuldigheidsbeginsel niet geschonden.
9. De vervolgvraag is of het college voldoende heeft aangetoond dat het noodzakelijk is de bomen te kappen. Uit het advies van BTL volgt dat indien niet wordt ingegrepen, de bomen voor licht moeten concurreren en daardoor sneller en vaker dood hout vormen. Hierdoor zal intensiever beheer moeten plaatsvinden, zal binnen enkele jaren de ondergrondse groeiruimte benut zijn en zal groeistagnatie optreden. Dit leidt tot een verminderde conditie en ook zal wegverharding worden opgedrukt. Het standpunt dat uit voorzorg, ter behoud en verbetering van de laanstructuur en ook (maar niet alleen) uit kostenoverwegingen, nu moet worden overgegaan tot het om en om kappen is naar het oordeel van de rechtbank niet onredelijk. Cobra heeft weliswaar geadviseerd om meer en uitgebreider onderzoek te doen, maar tegelijkertijd heeft Cobra gesteld dat het afhankelijk is van de visie op de laan of gekozen moet worden voor tegen elkaar opgroeiende kronen of voor vrij uitgroeiende kronen. Uit de dossierstukken komt voldoende naar voren dat het college voor dit laatste kiest. De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat het college de noodzaak voor het kappen van de bomen voldoende heeft aangetoond.
10. Vervolgens is het de vraag of het college redelijkerwijs de noodzaak van de kap zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het behoud van de waarden van de bomen. De rechtbank erkent dat bomen bijdragen aan het door eiseres genoemde belang van een goede luchtkwaliteit en ook om andere redenen kunnen bijdragen aan een goed woon- en leefklimaat. De rechtbank is met het college van oordeel dat deze belangen op de lange(re) termijn juist gewaarborgd zijn door het om en om kappen van de bomen. Het college heeft op basis van het advies van BTL in redelijkheid kunnen overwegen dat de tijdelijke, mogelijk negatieve gevolgen van de bomenkap voor de luchtkwaliteit en het woon- en leefklimaat binnen een afzienbare termijn worden gecompenseerd door de uitgroei van de resterende bomen. Hieruit volgt dat de belangen van (onder meer) eiseres bij het behoud van de waarden van de bomen voldoende zijn betrokken in de belangenafweging van het college. De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat het college in redelijkheid meer gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang van de kap dan aan het belang van behoud van de bomen.
11. De rechtbank is niet gebleken dat de omgevingsvergunning leidt tot onevenredige gevolgen. De rechtbank ziet ook geen aanknopingspunten voor de ter zitting door de gemachtigde van eiseres genuanceerde stelling dat sprake is van misbruik van bevoegdheid. De motivering van het college ten aanzien van de noodzaak van de kap en in het kader van de verrichte belangenafweging is naar het oordeel van de rechtbank navolgbaar en voldoende deugdelijk.
Conclusie
12. De rechtbank is van oordeel dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot verlening van de omgevingsvergunning voor het kappen van de bomen. Van schending van genoemde algemene beginselen van behoorlijk bestuur is geen sprake. Het beroep is ongegrond.
13. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.A. Vermunt, griffier, op 19 november 2020. De beslissing is openbaar gemaakt door middel geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

Wettelijk kader
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaat het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 3:4, tweede lid
De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Artikel 3:46:
Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g:
Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om houtopstand te vellen of te doen vellen geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Goirle 2016
Artikel 4:11, eerste lid:
Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een beschermde houtopstand te vellen of te doen vellen.
Artikel 4:11, vierde lid:
Een vergunning kan worden geweigerd op grond van onder andere:
a. alternatieven waarbij de houtopstand, vermeld op de Groene kaart, kan worden gespaard;
b. natuurwaarde van de houtopstand;
c. landschappelijke waarde van de houtopstand;
d. waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
e. beeldbepalende waarde van de houtopstand;
f. cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
g. waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand;
h. concreetheid en haalbaarheid project.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 10 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR4883.