15.2.De rechtbank is van oordeel dat de nota een document betreft, opgesteld ten behoeve van intern beraad in de zin van artikel 11 van de Wob.
De minister heeft in de nota een aantal passages onleesbaar gemaakt omdat deze persoonlijke beleidsopvattingen zouden bevatten: een passage onder het kopje ‘Stand van zaken’ en de gehele passage onder het kopje ‘Vraagstelling’.
De passage onder het kopje ‘Stand van zaken’ bevat informatie die op goede gronden is aangemerkt als ‘persoonlijke beleidsopvattingen’. De rechtbank stelt vast dat deze passage geen milieu-informatie bevat als bedoeld in artikel 19.1a van de Wet milieubeheer.
De minister heeft openbaarmaking van de betreffende passage onder het kopje ‘Stand van zaken’ achterwege mogen laten.
Dat geldt evenwel niet voor de informatie die onder het kopje ‘Vraagstelling’ is vermeld. Hieronder zijn drie vragen gesteld en onder vraag 2 staat nog een stukje informatie van feitelijke aard. De minister heeft de rechtbank er niet van kunnen overtuigen dat hierin persoonlijke beleidsopvattingen zijn vermeld.
Deze passage is door de minister dan ook ten onrechte niet openbaar gemaakt.
Document 14) Mail intern Rijkswaterstaat 10 oktober 2018
16. Dit document betreft een interne e-mailwisseling met als onderwerp ‘stinkende peilbuis’. De rechtbank is van oordeel dat deze e-mail een document betreft, opgesteld ten behoeve van intern beraad in de zin van artikel 11 van de Wob.
De rechtbank stelt vast dat de onleesbaar gemaakte zin in die e-mail een persoonlijke beleidsopvatting bevat, maar geen milieu-informatie als bedoeld in artikel 19.1a van de Wet milieubeheer. De minister heeft openbaarmaking van deze zin derhalve achterwege mogen laten.
Document 16) Mail intern 23 augustus 2018
17. Dit document betreft een interne e-mailwisseling met als onderwerp ‘geschiedenis TGG in de dijk Perkpolder’. De rechtbank is van oordeel dat deze e-mail een document betreft, opgesteld ten behoeve van intern beraad in de zin van artikel 11 van de Wob.
De rechtbank stelt vast dat van die e-mail de slotpassage onleesbaar is gemaakt. De rechtbank stelt vast dat in die passage persoonlijke beleidsopvattingen zijn opgenomen, maar geen milieu-informatie als bedoeld in artikel 19.1a van de Wet milieubeheer. De minister heeft openbaarmaking van deze zin derhalve achterwege mogen laten.
18. Ten slotte verschillen partijen nog van standpunt of de minister openbaarmaking van de concept-rapporten van Deltares heeft mogen weigeren. Concreet gaat het dan om de volgende conceptversies van de rapporten:
rapportage ‘Onderzoek naar effecten aanwezigheid van TGG in dijken van de Perkpolder’;
bijlagerapport A ‘Grondwateronderzoek primaire kering Perkpolder’;
bijlagerapport B ‘Milieuchemische analyses Perkpolder’;
bijlagerapport C ‘Geotechnische analyses TGG-materiaal Perkpolder’.
Niet in geschil is dat de minister de definitieve versies van deze rapporten openbaar heeft gemaakt. Eiser wil echter ook de conceptversies van deze rapporten openbaar gemaakt zien. De minister stelt zich op het standpunt dat de concepten van deze rapporten integraal moeten worden aangemerkt als ‘persoonlijke beleidsopvattingen’ en dat openbaarmaking daarom achterwege dient te blijven.
De rechtbank is van oordeel dat de concept-rapporten moeten worden aangemerkt als documenten opgesteld ten behoeve van intern beraad. Ook hiervoor geldt dat, zoals de rechtbank hiervoor onder rechtsoverweging 10 heeft overwogen, hoewel Deltares geen overheidsorganisatie is, deze concept-rapporten met het oogmerk van intern beraad zijn opgesteld. Zoals door de minister terecht is opgemerkt, mogen concepten, voor zover deze afwijken van de definitieve versies, worden geweigerd op grond van artikel 11 van de Wob. Voor zover de concepten met de definitieve versies overeenkomen, zijn ze reeds openbaar gemaakt en is de Wob niet van toepassing. De mate waarin de concepten afwijken van de definitieve versie is in dit kader niet relevant.
18. De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat het bestreden besluit niet geheel in stand kan blijven, omdat de minister voor wat betreft bepaalde onderdelen van het bestreden besluit heeft gehandeld in strijd met het motiveringsbeginsel zoals neergelegd in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en de rechtbank zal het bestreden besluit gedeeltelijk vernietigen, namelijk voor wat betreft de motiveringsgebreken vermeld onder de rechtsoverwegingen 8.2, 9.1, 11.1, 12, 14, 15.1 en 15.2. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten en ziet geen ruimte om zelf in de zaak te voorzien. Het college zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.