ECLI:NL:RBZWB:2020:7103

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
30 april 2021
Zaaknummer
AWB- 20_6952
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken machtiging en uittreksel handelsregister

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, op 4 juni 2020 beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 30 mei 2020, waarin het bezwaar tegen een eerder besluit van 4 november 2019 niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft eiseres op 16 juni 2020 gewezen op verzuimen in de indiening van de benodigde documenten, waaronder een schriftelijke machtiging en een uittreksel uit het handelsregister. Eiseres kreeg de gelegenheid om deze verzuimen binnen vier weken te herstellen, maar heeft dit nagelaten. Op 27 juli 2020 is eiseres opnieuw gewezen op het ontbreken van de gevraagde documenten, met een nieuwe termijn tot 24 augustus 2020 om deze in te dienen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gestelde termijnen zijn verstreken zonder dat de benodigde documenten zijn ingediend. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft de zaak zonder behandeling ter zitting afgedaan en het beroep niet-ontvankelijk verklaard, met verwijzing naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, en openbaar gemaakt op 10 november 2020. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6952

uitspraak van 10 november 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] en [B.V.] ., te [plaatsnaam], eiseres,

gemachtigde: [gemachtigde] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Heerlen), verweerder.

Procesverloop

Namens eiseres is door [gemachtigde] , [functie] , op 4 juni 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van 30 mei 2020 (bestreden besluit) van het UWV waarin het bezwaar tegen het besluit van 4 november 2019 niet-ontvankelijk is verklaard.

Overwegingen

1. Artikel 8:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) houdt in dat partijen zich kunnen laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de rechtbank van de gemachtigde een schriftelijke machtiging kan verlangen.
Het beroepschrift is niet voorzien van een machtiging waaruit blijkt dat [gemachtigde] bevoegd is namens eiseres beroep in te stellen. Ter controle van de gegevens van de machtiging is in deze brief ook verzocht om een uittreksel uit het handelsregister toe te sturen, waaruit blijkt wie bevoegd is namens eiseres beroep in te stellen.
Op grond van artikel 6:6 van de Awb kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
2. Bij brief van 16 juni 2020 is [gemachtigde] op de verzuimen gewezen en is daarbij uitgenodigd binnen vier weken na de dag van verzending van deze brief een schriftelijke machtiging en een uittreksel uit het handelsregister in te dienen. De termijn voor het herstellen van de verzuimen liep tot en met 14 juli 2020.
3. Bij aangetekend verzonden brief van 27 juli 2020 is [gemachtigde] erop gewezen dat zij de gevraagde gegevens niet heeft ingeleverd en dat zij binnen vier weken na de dag van verzending van deze brief haar schriftelijke reactie moet insturen. De termijn voor het herstellen van de verzuimen liep tot en met 24 augustus 2020. Tevens is [gemachtigde] erop gewezen dat indien zij geen gebruik maakt van deze gelegenheid de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.
4. De rechtbank constateert dat de gestelde termijn is verstreken zonder dat de machtiging en het uittreksel uit het handelsregister zijn ingeleverd. Ook buiten de gestelde termijn heeft de rechtbank tot op heden geen gegevens ontvangen. Het beroep is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk. Daarom zal de rechtbank de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.
5. Bij deze beslissing is in aanmerking genomen het gestelde in de artikelen 6:6, aanhef en onder a, 8:24, tweede lid en 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both, griffier, op 10 november 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.
Artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb luidt als volgt:
Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan die niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Artikel 8:24, tweede lid, van de Awb luidt als volgt:
De rechtbank kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.
Artikel 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb luidt als volgt:
Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien de voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.