Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 30 september 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiseres] , wonende te [plaatsnaam] , eiseres
de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
1 september 2018 aangifte inkomstenbelasting 2017 heeft gedaan waarbij zij heeft aangegeven nog niet te zijn gescheiden van [naam partner] , kan dit beroep niet slagen. Immers, in het systeem van bevoorschotting wordt in beginsel uitgegaan van de door de aanvrager overgelegde gegevens. Daarbij komt dat de Belastingdienst/Toeslagen ingevolge artikel 16, vijfde lid, van de Awir het voorschot kinderopvangtoeslag kan herzien, bijvoorbeeld naar aanleiding van een verzoek om wijziging of later gebleken feiten. Een eenmaal verstrekt voorschot kan dus worden gewijzigd. Verder vindt de controle op het recht op een toeslag pas na afloop van het berekeningsjaar plaats. Eerst dan wordt de toeslag berekend en definitief vastgesteld. Op grond van vaste rechtspraak van de hoogste rechter in toeslagzaken, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, vloeit uit artikel 16, eerste lid, van de Awir, gelezen in samenhang met het vijfde en zesde lid van de Awir, voort dat aan het verlenen van een voorschot niet het gerechtvaardigde vertrouwen kan worden ontleend dat een met dat voorschot overeenkomende aanspraak op toeslag bestaat (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:240).
De rechtbank kan deze uitleg volgen en billijken. Dat eerdere berichtgeving van de Belastingdienst/Toeslagen had kunnen leiden tot een lagere terugvordering voor eiseres, maakt dit niet anders.
Voor een proceskostenveroordeling is geen reden.
Beslissing
mr. N.M. Zandbergen, griffier, op 30 september 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.