Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 11 september 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Eiser] , te [Plaatsnaam] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
Beroepsgronden
Wettelijk kader
De aanvraag
Beoordeling beroep
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), dat zijn verzoek om vrijstelling van het examen oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt (ONA) heeft afgewezen. Het bestreden besluit dateert van 24 maart 2020. Eiser heeft op 16 november 2019 een verzoek om gedeeltelijke vrijstelling ingediend, maar de minister heeft dit verzoek afgewezen omdat er geen gegevens bekend zijn over de werkuren van eiser. Eiser heeft in zijn bezwaar aangevoerd dat hij voldoende werkuren heeft gemaakt, maar het bezwaar is kennelijk ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet in de gelegenheid is gesteld om zijn bezwaar mondeling toe te lichten op een hoorzitting. Eiser heeft verschillende keren om advies gevraagd over zijn inspanningen, maar de minister heeft deze verzoeken afgewezen. De rechtbank heeft de aanvraag van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat hij niet kan aantonen dat hij in de periode voorafgaand aan zijn verzoek voldoende werkuren heeft verricht om in aanmerking te komen voor vrijstelling van het examen ONA. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister terecht heeft vastgesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor vrijstelling en heeft het beroep ongegrond verklaard.
De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig op 11 september 2020. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.