4.3Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Inleiding
Op 21 juli 2019 heeft verdachte samen met zijn zoontje [naam 3] vuurwerk afgestoken bij de woning gelegen aan de [adres ] , te Kaatsheuvel. Die dag waren twee dochters – [naam 2] en [naam 1] – ook thuis. Ook was de vriend van [naam 1] in de woning aanwezig, [naam 4] . Op die dag is er eerst een brandje op de overloop ontstaan, zeer vermoedelijk doordat er vuurwerk op de overloop terecht is gekomen. Enige tijd later is er brand ontstaan in de schuur van de woning.
Verwijt 1 – vuurwerk afsteken op de overloop in de woning
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte – door het afsteken van vuurwerk – een ontploffing teweeg heeft gebracht op de overloop in de woning.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die door het afsteken van vuurwerk op de overloop een ontploffing teweeg heeft gebracht. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.
[naam 4] heeft verklaard dat hij - op een eerder moment die dag - heeft gezien dat verdachte vuurwerk op de overloop heeft afgestoken. Daarnaast blijkt uit de verklaring van [naam 2] dat verdachte op een gegeven moment geroepen zou hebben dat hij vuurwerk naar haar en haar zus [naam 1] ging gooien. Daarmee is een begin van aannemelijkheid gecreëerd dat verdachte schuldig is aan het afsteken van vuurwerk op de overloop van de woning, hetgeen tot het brandje zou hebben geleid.
In het dossier bevinden zich echter geen andere bewijsmiddelen die dit scenario ondersteunen.
[naam 2] heeft verklaard dat [naam 3] onderaan de trap stond toen zij de brand op de overloop zag. Zij heeft ook verklaard dat haar vader toen de hele tijd buiten was en een biertje aan het drinken was. Zij heeft haar vader niet daadwerkelijk vuurwerk binnen zien afsteken en plaatst haar vader (verdachte) bovendien op een cruciaal moment juist niet in de buurt van de brand, maar buiten.
[naam 1] heeft ook niet gezien dat haar vader vuurwerk afstak op de overloop of in de woning. Haar broertje [naam 3] en haar zus [naam 2] hebben geholpen de brand op de overloop te blussen.
Daarnaast blijkt uit het dossier dat verdachte niet de enige was die toegang had tot het vuurwerk.
Gelet op deze omstandigheden valt naar het oordeel van de rechtbank, zeker met betrekking tot het moment waarop de tenlastelegging ziet, niet buiten redelijke twijfel vast te stellen dat verdachte het vuurwerk op de overloop heeft afgestoken.
Verwijt 2 – vuurwerk afsteken in de (nabijheid van de) schuur waarna brand is ontstaan in de schuur
Ook ten aanzien van dit verwijt geldt dat de rechtbank eerst de vraag zal moeten beantwoorden of verdachte – door het afsteken van vuurwerk – een ontploffing teweeg heeft gebracht, waarbij het ditmaal gaat om de bij de woning behorende schuur of de onmiddellijke nabijheid daarvan.
Gelet op de verklaringen van verdachte gaat de rechtbank ervan uit dat hij in elk geval vuurwerk heeft afgestoken in de partytent die in de tuin stond.
Verdachte heeft verklaard dat hij buiten de partytent geen vuurwerk heeft afgestoken. De rechtbank volgt die verklaring van verdachte niet, gelet op de hoeveelheid aangetroffen vuurwerk buiten de partytent, zoals te zien is op de foto’s in het dossier.
Aldus staat vast dat verdachte ontploffingen teweeg heeft gebracht in de bij de woning behorende tuin, onder meer in de onmiddellijke nabijheid van de schuur.
Of er ook vuurwerk in de schuur is afgestoken staat niet vast, nu het dossier daar geen concreet aanknopingspunt voor biedt.
Vervolgens zal de rechtbank de vraag moeten beantwoorden of door het teweegbrengen van die ontploffingen in de onmiddellijke nabijheid van de schuur – oftewel door het daar afsteken van vuurwerk – gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat dat niet zo is en overweegt daartoe als volgt.
Ten eerste volgt uit de getuigenverklaringen dat het zou gaan om licht consumentenvuurwerk; technisch bewijs hieromtrent ontbreekt. Gegeven de feitelijke situatie ter plaatse kan in dit geval niet worden geoordeeld dat gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van het teweegbrengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was.
Ten tweede kan weliswaar worden geoordeeld dat de brand gemeen gevaar voor goederen met zich bracht, maar kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat er een causaal verband bestaat tussen het afsteken van het vuurwerk door verdachte en het ontstaan van de brand in de schuur.
Er is geen technisch bewijs waaruit blijkt wat de oorzaak van de brand in de schuur is geweest. Ook de bevelvoerder van de brandweer kon niks zeggen over het oorzaak van de brand in de schuur. Uit de aangifte en de getuigenverklaringen blijkt evenmin dat de brand in de schuur is ontstaan door het afsteken van het vuurwerk. Er is tot slot geen vuurwerk aangetroffen in de schuur zelf en van het vuurwerk dat in de nabijheid van de schuur is aangetroffen kan de rechtbank niet vaststellen of dat de oorzaak was van de brand in de schuur.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het hem tenlastegelegde.
Nu verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, wordt het geschorste bevel voorlopige hechtenis opgeheven.