ECLI:NL:RBZWB:2020:6927

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2020
Publicatiedatum
12 februari 2021
Zaaknummer
20/8621
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot veroordeling in proceskosten na intrekking verzoek voorlopige voorziening

In deze zaak heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, dat op 16 september 2020 is genomen, waarin de bijstandsuitkering van verzoeker per 7 september 2020 werd beëindigd. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 12 oktober 2020 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker kennelijk gegrond verklaard, waardoor de beëindiging van de uitkering is teruggedraaid. Hierna heeft verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van verweerder in de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De voorzieningenrechter overweegt dat, op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, de voorzieningenrechter het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen.

De voorzieningenrechter concludeert dat verweerder aan verzoeker is tegemoetgekomen, zoals blijkt uit het besluit van 12 oktober 2020. Daarom wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 525,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Er is geen griffierecht betaald, en daarom is er geen reden om verweerder te veroordelen tot vergoeding van griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 19 november 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8621 PW VV
uitspraak van 19 november 2020 van de voorzieningenrechter op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker], verzoeker,

gemachtigde: mr. P.W. Masselink,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 16 september 2020 (bestreden besluit) van verweerder over de beëindiging van de bijstandsuitkering per 7 september 2020. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 12 oktober 2020 heeft verweerder het bezwaar kennelijk gegrond verklaard en is de beëindiging van de uitkering teruggedraaid.
Vervolgens heeft verzoeker het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, met het verzoek verweerder te veroordelen in de proceskosten. Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De voorzieningenrechter heeft, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang bezien met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit het besluit van 12 oktober 2020 dat verweerder aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 525,‑ en wegingsfactor 1).
3. Nu er geen griffierecht is betaald (en het verzoek is ingetrokken voordat er is beslist op het verzoek tot vrijstelling van het betalen van griffierecht) is er geen reden verweerder te veroordelen tot vergoeding van griffierecht.

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van J.M. van Sambeek, griffier op 19 november 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.