ECLI:NL:RBZWB:2020:6910

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2020
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
C/02/354408 / HA ZA 19-58
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsfraude bij geënsceneerde aanrijding met oldtimer; bewijsopdracht aan verzekeraar

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 maart 2020, staat de vraag centraal of eiser, een ondernemer die een oldtimer bezit, fraude heeft gepleegd door een aanrijding te ensceneren. De eiser vordert in conventie dat de verzekeraar, Reaal, wordt veroordeeld tot het ongedaan maken van registraties van fraude en tot schadevergoeding van € 8.725,00 en onderzoekskosten. Reaal, de verzekeraar, stelt dat de aanrijding op 13 december 2017 niet op de door eiser geschetste wijze heeft plaatsgevonden en dat er sprake is van opzet en fraude. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van eiser en de tegenvorderingen van Reaal nauw met elkaar samenhangen en dat er bewijs geleverd moet worden van de gestelde fraude. De rechtbank heeft Reaal opgedragen bewijs te leveren dat eiser daadwerkelijk fraude heeft gepleegd. De zaak wordt aangehouden voor het leveren van bewijs door Reaal, waarbij getuigen kunnen worden gehoord. De rechtbank benadrukt dat de bewijslast bij de verzekeraar ligt, en dat eiser niet hoeft te bewijzen dat hij geen fraude heeft gepleegd. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor uitlating door Reaal over de wijze van bewijslevering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Locatie Breda
Cluster II Handelszaken
zaaknummer / rolnummer: C/02/354408 / HA ZA 19-58
Vonnis van 25 maart 2020
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. T.W. Phea te Arnhem,
tegen
de naamloze vennootschap
VIVAT SCHADEVERZEKERINGEN NV H.O.D.N. REAAL SCHADE,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Reaal genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 maart 2019 met alle daarin reeds vermelde stukken,
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte overlegging producties genummerd
21 t/m 28 van de zijde van [eiser] ,
- de bij brief van 26 augustus 2019 van de zijde van [eiser] overgelegde productie genummerd 29,
- het proces-verbaal van comparitie gehouden op 29 augustus 2019,
- de conclusie na comparitie van de zijde van Reaal, met producties genummerd 1 t/m 4,
- de akte uitlating producties van de zijde van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

in conventie

2.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
a. a) Reaal te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot het indienen van een schriftelijk verzoek aan het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit van het Verbond van Verzekeraars en aan de Stichting CIS, strekkende tot het ongedaan maken en ongedaan gemaakt houden van de registratie ten name van [eiser] , evenals het per gelijke post verzenden van een afschrift van genoemd verzoek aan [eiser] , en voorts alle medewerking te verlenen om de ongedaanmaking van de genoemde registraties te realiseren, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom ten bedrag van € 1.000,-, voor iedere dag, een gedeelte van een dag voor een gehele gerekend, dat Reaal met de nakoming van dit gebod, al dan niet gedeeltelijk, in gebreke blijft;
b) Reaal te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot het ongedaan maken en ongedaan gemaakt houden van de registraties van [eiser] in het Incidentenregister van Reaal of andere daarmee vergelijkbare registraties zoals de gebeurtenissenadministratie en het IVR (interne Verwijzingsregister), onder gelijktijdige schriftelijke bevestiging aan [eiser] , zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom ten bedrage van € 1.000,-- voor
iedere dag, een gedeelte van een dag voor een gehele gerekend, dat Reaal met de nakoming van dit gebod, al dan niet gedeeltelijk, in gebreke blijft;
c) Reaal te veroordelen om aan [eiser] te betalen het bedrag van € 8.725,00 aan schadeuitkering en € 943,80 aan onderzoekskosten, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
d) Reaal te veroordelen om aan [eiser] te betalen de buitengerechtelijke incassokosten ad € 811,25, althans een door rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
e) Reaal te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor
voldoening;
f) Reaal te veroordelen tot betaling van de nakosten ad € 131,-, te verhogen met
€ 68,-- aan betekeningskosten in het geval betekening van de executoriale titel plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten vanaf veertien dagen na aanzegging van de nakosten aan Reaal tot aan de dag der algehele voldoening.
in reconventie
2.2.
Reaal vordert bij vonnis:
I. voor recht te verklaren dat [eiser] fraude pleegde als bedoeld in de polisvoorwaarden en;
II. [eiser] uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot vergoeding van de door Reaal gemaakte onderzoekskosten tot een beloop van € 4.387,06;
III. [eiser] te veroordelen in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de eventuele nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente indien [eiser] in gebreke blijft om binnen twee weken na sommatie voor betaling van de verschuldigde bedragen zorg te dragen.
2.3.
Partijen hebben elkaars vorderingen over en weer weersproken. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

in conventie en reconventie

3.1.
Nu de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, worden deze hierna gezamenlijk besproken.
3.2.
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties, wordt uitgegaan van de volgende feiten.
a. [eiser] is ondernemer en exploiteert een tweetal meubelzaken onder de naam [naam winkel] (hierna: [naam winkel] ) te Oss en Oosterhout. In Oosterhout is [naam winkel] gevestigd aan de [adres] .
b. [eiser] is eigenaar van een oldtimer, te weten een Mercedes 380SE met kenteken [kenteken] (hierna: de auto), welke bij Reaal middels een Oldtimerverzekering met polisnummer [polisnummer] (hierna: Oldtimerverzekering) is verzekerd. De polisvoorwaarden Oldtimer 03 119 16-01 (hierna: polisvoorwaarden) zijn volgens het polisblad van toepassing op voormelde Oldtimerverzekering. De auto is volledig casco verzekerd tegen een taxatiewaarde van € 10.000,-, met een eigen risico van € 150,--.
c. Op het polisblad van de Oldtimerverzekering staat, voor zover hier van belang, onder meer het navolgende:
“(…)
P2001 Taxatieclausule
Bij schade wordt het taxatierapport als uitgangspunt genomen voor het bepalen van de vergoeding (conform art 7:960 8W). Het taxatierapport is maximaal 3 jaar geldig. Daarna wordt uitgegaan van de dagwaarde als er geen taxatierapport kan worden overgelegd met een datum van voor de schade.
Taxatiedatum: 30 augustus 2017
Taxatiewaarde: €10.000(…)”
In de polisvoorwaarden staat, voor zover hier van belang, onder meer het navolgende:
“(…)
2.2.
Wat is verzekerd?
Schade aan de oldtimer is verzekerd tot maximaal de taxatiewaarde.De taxatiewaarde staat op uw polisblad.
2.3.2
Volledig Casco
Met volledig Casco bent u, naast brand/diefstalschade, verzekerd voor schade ontstaan door elke andere plotselinge en onvoorziene gebeurtenis. Ook als de gebeurtenis een gevolg is van een gebrek aan uw oldtimer.(…)
2.5
Waarvoor bent u niet verzekerd?
2.5.1
Algemene uitsluitingen
Hierna leest u waarvoor u niet verzekerd bent. Dit zijn de algemene uitsluitingen van de Reaal Oldtimerverzekering. Deze uitsluitingen gelden ook voor alle verzekeringen die u aanvullende heeft verzekerd.
Wij vergoeden geen schade die is ontstaan:
(…)

Door opzet of roekeloosheid.(…)
Is er sprake van fraude?
Wij betalen niet als bij schade fraude is gepleegd. Komen wij daar achter en hebben wij al voor de schade betaald? Dan moeten het schadebedrag en de gemaakte onderzoekskosten worden terugbetaald.
Ook als wij nog niet voor de schade hebben betaald, moet u de onderzoekskosten terugbetalen. Wij doen aangifte bij de politie en melden de fraude in de daarvoor bestemde registers.(…)”
In de Voorwaarden Reaal Goed Geregeld Pakket Reaal ZZP Pakket versie 03 100
18-02 staat, voor zover hier van belang, onder meer het navolgende:
“(…)
2.3.
Mogen wij uw verzekering stoppen?
Ja, in de navolgende gevallen mogen wij uw verzekering of pakket stoppen:
(…)

Als u fraude heeft gepleegd.(…)
Toelichting
Met fraude bedoelen wij dat u ons opzettelijk onjuiste of onvolledige informatie heeft gegeven bij de aanvraag van de verzekering of bij schade.
(…)
Extra alert op fraude
U mag ervan uitgaan dat wij er alles aan doen om de premies blijvend laag te houden. Eén van de manieren waarop we dat doen is door zeer alert te zijn op fraude bij melding van een schade op de verzekering.
Fraude heeft tot gevolg dat er een registratie plaatsvindt in het tussen verzekeraars gangbare registratiesysteem. Ook kunnen wij bij fraude aangifte doen bij de politie.(…)”
d. Op 13 december 2017 ná 21.00u heeft een voorval plaatsgevonden waarbij de auto van [eiser] op een rotonde van de kruising van de Zwarte Dijk en de Hannie Schaftlaan nabij de kern van Rijen geraakt is door een bestelbus van het merk Mercedes Sprinter die op dat moment bestuurd werd door de heer [naam bestuurder] (hierna: [naam bestuurder] ). [naam bestuurder] had de bestelbus bij Bo-Rent gehuurd. [eiser] en [naam bestuurder] hebben na het voorval op het huisadres van [eiser] te Tilburg een aanrijdingsformulier ingevuld. [eiser] heeft van de aanrijding via zijn verzekeringstussenpersoon melding gemaakt bij Reaal.
e. Op 17 januari 2018 heeft de heer [naam onderzoeker] , technisch/tactisch onderzoeker bij Meeuwissen Verkeers Ongevallen Analyse (hierna: MVOA) in opdracht van Reaal [eiser] geïnterviewd. Op 17 april 2018 heeft een aanvullend interview plaatsgevonden. Van beide interviews zijn rapporten opgesteld.
f. In zijn rapportage van 31 januari 2018 heeft de heer [naam schade-expert] werkzaam als schade-expert bij DEKRA de schade aan de auto op basis van totaal verlies vastgesteld op een bedrag van € 8.875,00.
g. In opdracht van Reaal heeft de heer [naam onderzoeker] , werkzaam bij MVOA, een toedrachtsonderzoek gedaan. In zijn rapportage van 22 mei 2018 concludeert de heer [naam onderzoeker] , voor zover van belang, het volgende:
“(…)
A. Resumé:
Uit het ingestelde onderzoek is het volgende gebleken:
• De Mercedes 380SE werd aangekocht voor € 4.500,00 tot € 5.000,00 en getaxeerd op€ 10.000,00.
• Niet alle schade in de rechterflank van de Mercedes 380SE kan door de Mercedes Sprinter
zijn veroorzaakt. Zo kan de schade aan de dorpel (in de rechterflank) van de Mercedes
380SE niet gerelateerd worden aan een botsing door c.q. met het front van de Mercedes
Sprinter.
• De heer [eiser] geeft aan dat hij de rotonde over wilde steken om de Zwarte Dijk richting Tilburg te vervolgen, dit is niet in overeenstemming met de verklaring van de Mercedes Sprinter-bestuurder, die naar eigen zeggen vanaf de Zwarte Dijk op de rotonde rechtsaf wilde slaan om de Hannie Schaftlaan richting Oosterhout te nemen en op de rotonde tegen de Mercedes botste. In deze gestelde situatie kunnen de voertuigen niet met elkaar in botsing komen waarbij dan onderhavige schade ontstaat.
• Dat de heer [eiser] de rotonde over wilde steken om de Zwarte Dijk richting Tilburg te vervolgen, is ook niet in overeenstemming met de schets in het SAF.
• Mocht de Mercedes 380SE op de rotonde zijn gebleven (zoals geschetst) dan past de uit het schadebeeld aan te houden botshoek (haaks) ook weer niet bij een te verwachten te volgen baan van of de Mercedes 380 5E (rijdend op de rotonde) of de Mercedes Sprinter (de rotonde oprijdend).
• De Mercedes Sprinter-bestuurder verklaart dat hij voorafgaand aan de aanrijding goederen heeft opgehaald in Tilburg. Uit het rittenregistratiesysteem van BoRent blijkt dat dit niet klopt; voorafgaand aan de aanrijding is de Mercedes Sprinter niet in Tilburg geweest.
• De Mercedes Sprinter is na het ophalen bij BoRent in Tilburg, zonder onderbreking, naar de vestiging van [naam winkel] aan de [adres] in Oosterhout gereden, van daaruit is de
Mercedes Sprinter direct naar het Torenkwartier in Oosterhout gereden. Van daaruit is in de avond de route, wederom zonder onderbreking, vervolgd naar de Zwarte Dijk in Rijen. Uit niets blijkt, zoals de Mercedes Sprinter-bestuurder verklaart, dat hij op verschillende adressen in Oosterhout is geweest.
• De Mercedes Sprinter-bestuurder kan/wil niet verklaren wat hij gedurende een half uur op de Zwarte Dijk heeft gedaan.
• De Mercedes Sprinter-bestuurder stelt dat hij met de auto van de zaak, de Ford Ka, bij
Texaco moet tanken en dat hij daarom op het adres [adres] heeft stilgestaan, nu om
sigaretten te kopen. Ter plaatse bevindt zich echter geen Texaco maar een Total tankstation.
• De Mercedes Sprinter-bestuurder geeft aan de echtgenote van de Mercedes 380SE wel eens te hebben gesproken en is ook “vrienden” met haar op Facebook.
• De Mercedes Sprinter-bestuurder is een bekende van de jongere broer van de Mercedes
380SE en zat in dezelfde vriendengroep.
h. Bij e-mailbericht van 7 juni 2018 van Reaal gericht aan ARAG (de Rechtsbijstandsverzekeraar van [eiser] ) stelt Reaal zich op het standpunt dat sprake is van een in scène gezette aanrijding, oftewel: verzekeringsfraude gepleegd door [eiser] . Uit laatstgenoemde brief blijkt dat Reaal van Allianz Schadeverzekeringen N.V. (hierna: Allianz) - de verzekeraar van [naam bestuurder] - een melding heeft gekregen dat er sprake is van bijzonderheden rondom het voorval. Deze bijzonderheden vormden voor Reaal aanleiding om een onderzoek naar de schadetoedracht in te stellen. Reaal geeft in voormelde brief de navolgende voor haar belangrijke punten uit het onderzoeksrapport van MVOA van 22 mei 2018 weer:
 [eiser] en [naam bestuurder] hebben afzonderlijk van elkaar
afwijkend verklaard over de omstandigheden van de aanrijding;
 De schade aan de dorpel van de auto valt niet te verklaren uit
een mogelijk contact met de bestelwagen;
 [naam bestuurder] is met de bestelwagen tot twee keer toe op het adres
van de woonwinkel van [eiser] geweest;
 [naam bestuurder] is met de bestelwagen vanaf [naam winkel] aan de
Europaweg te Oosterhout naar de ongevalslocatie gereden;
 [naam bestuurder] heeft vervolgens in een half uur tijd op de plek van
het ongeval ongeveer één kilometer afgelegd.
Reaal bericht in voormeld e-mailbericht na te denken over nader te nemen stappen
met betrekking tot de frauderegistratie(s) en het terugvorderen van de door haar
gemaakte onderzoekskosten.
i. In overleg met de verzekeringstussenpersoon heeft [eiser] de auto verkocht
en aan Reaal gevraagd de Oldtimerverzekering te beëindigen. Bij brief van
6 juli 2018 heeft Reaal de stopzetting van voormelde verzekering bevestigd.
j. Bij brief van 20 augustus 2018 bericht Reaal [eiser] wederom dat zij de geclaimde schade niet uit zullen keren vanwege vermeende verzekeringsfraude, alsmede dat zij naar aanleiding hiervan de navolgende maatregelen heeft getroffen:
1) De schade wordt niet door Reaal vergoed;
2) De personalia van [eiser] worden opgenomen in het Extern Verwijzingsregister van de stichting CIS (hierna te noemen: ‘EVR’) voor de duur van acht jaar. Daardoor kunnen financiële instellingen in Nederland (ook instellingen van buiten Reaal) toetsen of [eiser] voorkomt in het EVR;
3) De personalia van [eiser] worden opgenomen in het Incidentenregister voor onbekende duur;
4) Het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit van het Verbond van
Verzekeraars (hierna te noemen: ‘CBV’) is op de hoogte gebracht van de registratie in het Incidentenregister. De verzekeringsbranche kan via het CBV de registratie raadplegen bij sollicitaties en aanstellingen;
5) Tot slot vordert Reaal ook de onderzoekskosten ad € 532,- en € 3.855,06
terug van [eiser] .
k. Bij e-mailbericht van 13 september 2018 heeft [eiser] via zijn
rechtsbijstandsverzekeraar Reaal - kort gezegd - bericht het niet eens te zijn met het door Reaal in de brief van 20 augustus 2018 ingenomen standpunt met het verzoek de getroffen maatregelen ongedaan te maken. Daarnaast wordt gemeld dat [eiser] de onderzoekskosten niet zal voldoen.
l. Bij e-mailbericht van 19 oktober 2018 bericht Reaal haar standpunten te
handhaven.
m. Bij brief van de raadsman van [eiser] van 5 december 2018 is Reaal gesommeerd om vóór 13 december 2018 een bedrag van € 10.000,-- te voldoen. Hieraan heeft Reaal geen gehoor gegeven.
n. In opdracht van de raadsman van [eiser] heeft ing. [naam ingenieur] van Bosscha Ongevallenanalyse B.V. (hierna: Bosscha) een onderzoek verricht ter beantwoording van de navolgende vragen:
“(…)
1. Is het aannemelijk dat de schade inclusief dorpel in de rechterflank van de auto door de bestelwagen is veroorzaakt?
2. De aanrijding heeft plaatsgevonden op een rotonde. Reaal stelt dat de botshoek (haaks) niet zou passen bij een te verwachten te volgen baan van de auto en/of de bestelwagen.
Is een haakse botshoek op de rotonde daadwerkelijk onmogelijk?(…)”
In het rapport van Bosscha van 21 december 2018 staat hierover onder meer het
navolgende:
“(…)
III- Conclusies
Beide voertuigen hebben botscontact gehad waarbij de (op de foto’s zichtbare) schade is ontstaan, behalve de dorpel schade van de Mercedes 380. Daarvoor is vooralsnog geen aannemelijke verklaring te geven.
Het front van de Mercedes Sprinter is met een snelheid van ca. 20 á 30 km/u tegen de rechter flank van de (nagenoeg) stilstaande Mercedes 380 gebotst.
Het botscontact kan hebben plaatsgevonden op de aangeduide rotonde volgens de richtingen zoals die werden ingetekend op het Aanrijdingsformulier.(…)”
3.3.
De vorderingen A en B in conventie van [eiser] strekken - kort gezegd - tot het ongedaan maken van de registratie door Reaal van de personalia van [eiser] in het EVR, het Incidentenregister en de CBV-melding. Hiertoe voert [eiser] onder meer aan dat de EVR registratie onrechtmatig is omdat geen sprake is van verzekeringsfraude.
3.4.
Aan zijn vordering sub c in conventie legt [eiser] - zakelijk weergegeven - ten grondslag dat Reaal uit hoofde van de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst (de Oldtimer-verzekering) gehouden is om de door hem ten gevolge van het voorval van
13 december 2017 geleden schade te vergoeden. [eiser] stelt dat de bewuste botsing op
13 december 2017 een plotselinge en onvoorziene omstandigheid in de zin van de polis betreft. [eiser] voert aan dat geen sprake is van verzekeringsfraude zodat Reaal op grond van artikel 2.3.2 van de polisvoorwaarden de door [eiser] geleden schade dient te vergoeden. [eiser] maakt aanspraak op het maximum van het door de polis gedekte schadebedrag van € 10.000,-- minus de door hem ontvangen koopsom van € 1.125,-- voor de auto alsmede het eigen risico van € 150,--, aldus een bedrag van € 8.725,--.
3.5.
Reaal weerspreekt de vorderingen van [eiser] en stelt zich op het standpunt dat op grond van gedegen onderzoek (Bo-Rent, MVOA en rittenregistratie) vast is komen te staan dat [eiser] een aanrijding in scène heeft gezet en aldus heeft gefraudeerd om aanspraak te maken op een uitkering conform de taxatiewaarde. Volgens Reaal heeft [eiser] de ware toedracht van het voorval proberen te verhullen door onvoldoende medewerking te verlenen aan het onderzoek, alsmede dat hij bij het melden van de schade opzettelijk en onvolledige informatie heeft verstrekt. Op basis van de onderzoeksgegevens en de verklaringen van [eiser] en [naam bestuurder] staat volgens Reaal de fraude aan de kant van [eiser] vast. Reaal betoogt dat [eiser] doelbewust (en dus met kwade opzet) medewerking verleende aan het ensceneren van een aanrijding met het doel aanspraak te kunnen maken op verzekeringspenningen. Met een verwijzing naar de geldende polisvoorwaarden stelt Reaal gerechtigd te zijn om met een beroep op fraude dekking te weigeren en de fraude te registreren in het tussen verzekeraars gangbare registratiesysteem. Van een vergissing of verschoonbare dwaling van [eiser] is volgens Reaal geen sprake.
3.6
[eiser] stelt dat sprake is van een verzekerde gebeurtenis in de zin van artikel 2.3.2. van de polisvoorwaarden omdat de schade aan zijn auto veroorzaakt is door een plotselinge en onvoorziene gebeurtenis, te weten een aanrijding die heeft plaatsgevonden op 13 december 2017 tussen de auto van [eiser] en de bestelbus bestuurd door [naam bestuurder] . Reaal meent echter dat [eiser] onvoldoende feiten of omstandigheden heeft aangedragen ter onderbouwing van de stelling dat sprake is van een plotselinge of onvoorziene omstandigheid omdat [eiser] zelf stelt dat hij zich niets van de toedracht van het vermeende ongeval kan herinneren. Daarnaast heeft Reaal aangevoerd dat zij aan de hand van de beschikbare onderzoeksresultaten uitgebreid heeft gemotiveerd dat er sprake is geweest van een geënsceneerde aanrijding, althans dat de aanrijding niet kan hebben plaatsgevonden als gevolg van een moment van onoplettendheid van één of beide bestuurders, althans niet op de wijze zoals geschetst door [eiser] en [naam bestuurder] .
3.7
De onduidelijkheden in de verklaringen van [eiser] en [naam bestuurder] en de inhoud van de door partijen in het geding gebrachte rapportages nemen niet weg dat vast staat dat een aanrijding heeft plaatsgevonden waarbij de Mercedes 350 SE van [eiser] schade heeft opgelopen. Aan het bewijs dat sprake is van een gedekt evenement in de zin van een plotselinge en onverwachte gebeurtenis mogen geen zware eisen worden gesteld gelet op het karakter van een verzekeringsovereenkomst. Naar vaste jurisprudentie (als voorbeeld ECLI:NL:GHDHA:2018:2408 ten aanzien van de Reaal Oldtimerverzekering) draagt de verzekeraar in zijn algemeenheid de stelplicht en de bewijslast van de haar gestelde fraude. De inhoud van de onderhavige polis waarin opzet en fraude als uitsluitingen zijn geformuleerd geeft geen aanleiding voor een andere bewijslastverdeling.
3.8
Ook met betrekking de vorderingen A en B ten aanzien van de registraties van [eiser] geldt dat Reaal zal moeten aantonen dat in hoge mate aannemelijk is dat sprake is van fraude aan de zijde van [eiser] .
3.9
Reaal baseert haar standpunt dat sprake is van een in scène gezette aanrijding onder meer op de volgende omstandigheden:
1) [eiser] en [naam bestuurder] hebben afzonderlijk van elkaar afwijkend verklaard over de omstandigheden van de aanrijding;
2) De schade aan de dorpel van de auto valt niet te verklaren uit een mogelijk contact met de bestelwagen;
3) [naam bestuurder] is met de bestelwagen tot twee keer toe op het adres van de woonwinkel van [eiser] geweest;
4) [naam bestuurder] is met de bestelwagen vanaf [naam winkel] aan de Europaweg te Oosterhout naar de ongevalslocatie gereden;
5) [naam bestuurder] heeft vervolgens in een half uur tijd op de plek van het ongeval ongeveer één kilometer afgelegd.
3.1
[eiser] voert met betrekking tot de door Reaal aangevoerde omstandigheden dat sprake is van een in scène gezette aanrijding onder meer het volgende het volgende aan.
Ad 1) Afwijkende verklaringen
Met betrekking tot de door Reaal gestelde afwijkende verklaringen van [eiser] en [naam bestuurder] over de omstandigheden van de aanrijding heeft [eiser] aangevoerd dat hij naar beste weten heeft verklaard over het voorval en dat hij geen invloed heeft op de verklaringen van [naam bestuurder] . Hierbij benadrukt [eiser] dat hij geen contact heeft gehad met [naam bestuurder] teneinde hun verklaringen op elkaar af te stemmen. In de visie van [eiser] werpt Reaal ten onrechte de verklaringen van [naam bestuurder] tegen [eiser] . Voor zover [naam bestuurder] in de visie van Reaal vreemde antwoorden heeft gegeven, wijst [eiser] erop dat hiermee niet geconcludeerd kan worden dat sprake is van opzettelijke misleiding aan de kant van laatstgenoemde teneinde Reaal te bewegen tot het doen van een uitkering. Met betrekking tot de het dit punt door Reaal als prod. 2 bij conclusie na comparitie overgelegde overzicht merkt [eiser] dat dit overzicht onvoldoende gespecificeerd is omdat hieruit niet blijkt dat het gaat om een overzicht afkomstig van Bo-Rent, laat staan van het filiaal van Bo-Rent uit Breda alsmede dat vanwege het ontbreken van een datum op het overzicht niet blijkt dat dit ziet op de periode van december 2017. Voor zover hier wel vanuit gegaan dient te worden betoogt [eiser] dat er onvoldoende gegevens zijn om de conclusie te trekken dat het busje dat [naam bestuurder] wilde huren wel beschikbaar was toen hij contact opnam om deze te huren. Hierbij wijst [eiser] op de omloop van voertuigen gedurende de dag bij een autoverhuurbedrijf. De vermoedens van Reaal ter zake de contante betaling van [naam bestuurder] voor het huren van de bestelbus duiden volgens [eiser] geenszins op een criminele activiteit. De stellingen en conclusies van Reaal op dit punt zijn door [eiser] gemotiveerd weersproken.
Met betrekking tot het verwijt van Reaal dat [eiser] in het eerste interview met de heer [naam onderzoeker] op 17 december 2018 niets met zekerheid kon verklaren, voert [eiser] aan dat dit niet vreemd is gezien het tijdsverloop tussen de datum van het voorval en het interview, alsmede de omstandigheid dat hij twee winkels exploiteert en niet overal aanwezig kan zijn. In dit verband betoogt [eiser] verder dat hij regelmatig met zijn auto toert en hierbij niet ieder detail onthoudt. Ten aanzien van de verklaringen van [eiser] over de door hem afgelegde route stelt [eiser] dat Reaal bij een juiste lezing van het schade-aanrijdingsformulier in combinatie met de door [eiser] afgelegde verklaringen tot de conclusie had moeten komen dat laatstgenoemde vanuit de Hannie Schaftlaan in Rijen rechtdoor op de rotonde wilde rijden. Hierbij voert [eiser] aan dat hij niet meer zeker weet hoe hij heeft gereden en wijst hij op het voorbehoud in zijn verklaringen op dit punt waarin hij aangeeft dat hij ‘volgens mij’ richting Tilburg wilde rijden. Daarnaast wijst [eiser] erop dat hij tijdens de comparitiezitting heeft verklaard over de door hem afgelegde route maar dat hij de straatnamen niet kent, zodat hij de Hannie Schaftlaan abusievelijk de Zwarte Dijk heeft genoemd. In de optiek van [eiser] stelt Reaal ten onrechte ‘het ter plaatse goed bekend zijn’ gelijk aan ‘het kennen van de straatnamen’; dit is volgens [eiser] niet hetzelfde. [eiser] betoogt dat hij met veel zorgvuldigheid en op punten waarvan hij niet zeker was met voorzichtigheid heeft verklaard over de schadetoedracht.
Ad 2) Schade aan de dorpel
Reaal verwijt [eiser] dat hij de schade aan de dorpel niet kan verklaren omdat uit het MVOA-onderzoeksrapport blijkt dat de schade aan de dorpel niet kan zijn veroorzaakt door de botsing met de bestelwagen bestuurd door [naam bestuurder] . Reaal betoogt dat [eiser] gelet op de forse indeuk van de dorpel geweten moet hebben dat er schade was ontstaan.
Hiertegen heeft [eiser] aangevoerd dat de dorpelschade is ontstaan door een plotselinge en onvoorziene gebeurtenis en dat hij niet eens weet wanneer en hoe de dorpelschade aan zijn auto ontstaan is. De schade aan de dorpel is volgens [eiser] niet gepland. Volgens [eiser] kan niet uitgesloten worden dat de schade aan dorpel reeds aanwezig was ten tijde van het voorval op 13 december 2017, maar dat hij deze niet eerder heeft opgemerkt. De schade aan de dorpel bevindt zich ook aan de onderzijde van de passagierskant van de auto en is op die plek voorzien van ‘sierlijnen’ waardoor de schade volgens [eiser] niet direct in het oog springt. Daarbij verwijst [eiser] naar de bevindingen van [naam ingenieur] op dit punt nu hieruit volgt dat de bewuste schade ontstaan kan zijn tijdens een contact met een vast voorwerp, maar ook als gevolg van contact met de lading van een ander voertuig die er langs/tegenaan is gereden. Volgens [eiser] zijn de verdenkingen van Reaal met betrekking tot de schade aan de dorpel niet onderbouwd en bovendien geheel ongegrond. Daarnaast voert [eiser] aan dat de dorpelschade door de Oldtimer-verzekering wordt gedekt, zodat hij geen motief heeft om hierover onwaar te verklaren.
Ad 3 en ad 4) [naam bestuurder] is op de datum van het voorval twee keer op het adres van [naam winkel] in Oosterhout geweest en is vanuit daar rechtstreeks naar de plek van het ongeval gereden
Naar aanleiding van de beschadigingen aan het door [naam bestuurder] bij Bo-Rent gehuurde bestelbus heeft Bo-Rent een onderzoek ingesteld naar de toedracht van de schade. Hierbij is de rittenregistratie uitgelezen waaruit Bo-Rent geconcludeerd heeft dat [naam bestuurder] direct na het huren van het busje gereden is naar het adres [adres] in Oosterhout, alwaar de winkel van [eiser] ( [naam winkel] gevestigd is), waarna hij naar zijn woonadres is gereden. Later op de avond is [naam bestuurder] via de [adres] te Oosterhout naar de plaats van het ongeval gereden. Daarnaast heeft Bo-Rent tevens onderzoek verricht naar de relatie tussen [eiser] en [naam bestuurder] , waaruit gebleken is dat [naam bestuurder] op Facebook een vriendschapsrelatie heeft met de echtgenote van [eiser] . Bo-Rent heeft aan de hand van het door haar verrichte onderzoek geconcludeerd dat sprake is van fraude-indicatoren hetgeen zij bij Reaal heeft gemeld. Reaal heeft naar aanleiding hiervan een eigen onderzoek door MVOA laten verrichten, bestaande uit het interviewen van [eiser] en [naam bestuurder] en het verrichten van een technisch onderzoek naar de toedracht van de aanrijding. Reaal acht de verklaringen van [naam bestuurder] over de reden van zijn aanwezigheid op de [adres] te Oosterhout niet geloofwaardig, mede omdat [naam bestuurder] geen duidelijkheid wil of kan verschaffen over zijn activiteiten gedurende de ochtend en middag van 13 december 2017.
Op voormelde punten heeft [eiser] aangegeven dat hij niet weet wat [naam bestuurder] op 13 december 2017 heeft gedaan en dat hij [naam bestuurder] gezien noch gesproken heeft. [eiser] geeft aan niet bekend te zijn met de precieze route van [naam bestuurder] op 13 december 2017. [eiser] weet evenmin wat [naam bestuurder] op voormelde datum op het adres aan de [adres] te Oosterhout heeft gedaan, waarbij hij aangeeft dat vaker gebruik wordt gemaakt van de parkeerplaats van [naam winkel] omdat de parkeerplaats op een centrale plaats is gelegen. Daarnaast wijst [eiser] erop (onder overlegging van een printscreen van Google) dat meerdere objecten aan de [adres] te Oosterhout zijn gevestigd, waaronder het tankstation van Total (hierna: Total) en aldus hetzelfde adres en dezelfde postcode heeft als [naam winkel] . Daarnaast is de parkeerplaats van [naam winkel] verbonden met het terrein van Total; met een verwijzing naar een printscreen van Google Streetview voert [eiser] aan dat hieruit blijkt dat dat de toegangsweg voor zowel [naam winkel] als Total dezelfde is. [eiser] betoogt dat [naam bestuurder] in het interview met MVOA weliswaar verklaard heeft dat hij op de betreffende datum bij een Texaco-tankstation is gestopt om te tanken en sigaretten te kopen, maar dat [naam bestuurder] kennelijk Total bedoeld moet hebben. Volgens [eiser] is [naam bestuurder] bij Total gestopt en niet bij [naam winkel] zoals Reaal ten onrechte stelt. Daarnaast betwist [eiser] de stellingname van Reaal dat [naam bestuurder] op de bewuste datum twee keer bij de [adres] te Oosterhout zou zijn gestopt. Dit is een lezing die Reaal en niet MVOA aan het MVOA-onderzoeksrapport heeft gegeven heeft. Volgens [eiser] volgt uit de rittenregistratie dat [naam bestuurder] slechts één keer bij de [adres] te Oosterhout is gestopt. Hierbij verwijst [eiser] naar de printscreen van de rittenregistratie uit het MVOA-onderzoeksrapport, waarin niet aangegeven is waar [naam bestuurder] een stop maakt. [eiser] wijst erop dat de rittenregistratie - zoals overgelegd bij prod. 5 bij CvA - iedere 10 minuten coördinaten vastlegt, ongeacht of het betreffende voertuig stilstaat of rijdende is, zodat uit de rittenregistratie niet blijkt wat binnen de tijdspanne van 10 minuten gebeurt. Verder betoogt [eiser] dat uit het MVOA-onderzoeksrapport geen steun volgt voor de conclusie van Reaal dat [naam bestuurder] met de bestelwagen vanaf het adres van [naam winkel] in Oosterhout direct naar de ongevalslocatie gereden is. De omstandigheid dat [naam bestuurder] op de bewuste datum één keer bij de [adres] te Oosterhout is gestopt (om te tanken en sigaretten te kopen) en de omstandigheid dat [naam bestuurder] de tweede keer langs de [adres] is gereden (al dan niet in samenhang bekeken), brengen volgens [eiser] niet mee dat door [eiser] (in samenspraak met [naam bestuurder] ) een aanrijding in scène is gezet.
Ad 5) [naam bestuurder] heeft op de plek van het ongeval in een half uur tijd ongeveer één kilometer afgelegd
Met een verwijzing naar de inhoud van meergenoemde rittenregistratie onderbouwd met coördinaten van Google maps en de verklaringen van [eiser] en [naam bestuurder] over de door hen afgelegde verklaringen voert [eiser] aan dat het zou kunnen kloppen dat [naam bestuurder] in een half uur tijd rondom de plek van het ongeval ongeveer één kilometer heeft afgelegd. Een groot gedeelte van die kilometer is volgens [eiser] afgelegd voorafgaande aan het ongeval toen [naam bestuurder] onderweg was naar de bewuste rotonde alwaar het voorval heeft plaatsgevonden. Ná het voorval is de bestelwagen van [naam bestuurder] verschillende malen verplaatst omdat [eiser] en [naam bestuurder] niet op de rotonde hebben willen stilstaan, maar de keuze hebben gemaakt om langs de kant van de weg op het gras te parkeren om verdere acties te bezien. [eiser] en [naam bestuurder] hebben vervolgens besloten om naar de woning van [eiser] te rijden voor het invullen van het schadeformulier, zodat [naam bestuurder] ter plaatse de bestelbus heeft moeten keren om naar het woonadres van [eiser] te rijden.
3.11
Uit de door partijen ingenomen stellingen met betrekking tot het al of niet bestaan van opzet aan de zijde van [eiser] bij de aanrijding en hetgeen daaruit voorlopig geconcludeerd kan worden, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat Reaal het in rechtsoverweging 3.7 en 3.8 geformuleerde bewijs vooralsnog niet heeft geleverd. Een rol hierbij speelt dat het debat tussen partijen onder meer gaat over de betrouwbaarheid van verklaringen, terwijl nog geen gelegenheid is geweest voor het horen van getuigen onder ede. Reaal zal dan ook, overeenkomstig haar aanbod, worden toegelaten tot het leveren van bewijs van haar stelling dat [eiser] fraude heeft gepleegd door als bestuurder van zijn auto Mercedes 380SE met kenteken [kenteken] op 13 december 2017 een aanrijding te ensceneren.
3.12
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
3.13.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank:
in conventie en reconventie
4.1.
draagt Reaal op te bewijzen dat [eiser] fraude heeft gepleegd door als bestuurder van zijn auto Mercedes 380SE met kenteken [kenteken] op 13 december 2017 een aanrijding te ensceneren;
4.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
22 april 2020voor uitlating door Reaal of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
4.3.
bepaalt dat Reaal, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
4.4.
bepaalt dat Reaal indien zij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden september tot en met november 2020 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
4.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. R.M.M. van den Heuvel in het gerechtsgebouw te Breda aan Stationslaan 10,
4.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
4.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Heuvel en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2020.