ECLI:NL:RBZWB:2020:6777
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot gebruiksrecht van gezamenlijke huurwoning in kort geding
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert eiseres, [eiseres], dat zij voor de duur van de nog aanhangig te maken bodemprocedure het exclusieve gebruik van de gezamenlijke huurwoning aan de [adres] krijgt, met uitsluiting van gedaagde, [gedaagde]. Eiseres stelt dat haar belang bij het gebruik van de woning zwaarder weegt dan dat van gedaagde, die sinds een incident op 23 augustus 2020 bij zijn vader verblijft. Gedaagde verzet zich tegen de vordering van eiseres en vordert in reconventie dat hij het gebruik van de woning krijgt, met een aantal aanvullende eisen, waaronder de afgifte van zijn goederen door eiseres.
De kantonrechter heeft de procedure op 6 november 2020 behandeld en op 20 november 2020 vonnis gewezen. De rechter oordeelt dat het belang van eiseres bij het gebruik van de woning groter is, omdat gedaagde inmiddels alternatieve woonruimte heeft gevonden. De vordering van eiseres wordt toegewezen, terwijl de vordering in reconventie van gedaagde wordt afgewezen. De rechter wijst ook de vordering tot afgifte van goederen af, omdat het spoedeisend belang ontbreekt. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.