ECLI:NL:RBZWB:2020:6759

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 december 2020
Publicatiedatum
31 december 2020
Zaaknummer
AWB- 19_3758
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid voor de Indicatie banenafspraak van een eiseres met ADHD en rugklachten

Op 31 december 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de afwijzing van haar aanvraag voor een Indicatie banenafspraak. Eiseres, die kampt met ADHD en rugklachten, had in februari 2019 een aanvraag ingediend voor deze indicatie, maar het UWV had deze afgewezen. Eiseres stelde dat haar beperkingen onvoldoende waren erkend en dat zij niet in staat was om het wettelijk minimumloon te verdienen.

De rechtbank heeft het procesverloop besproken, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar coach en het UWV vertegenwoordigd was. Tijdens de zitting op 11 december 2019 werd het onderzoek geschorst om eiseres de kans te geven aanvullende informatie in te dienen. Eiseres heeft deze gelegenheid benut en aanvullende medische gegevens overgelegd. De verzekeringsarts van het UWV concludeerde echter dat de nieuwe informatie geen aanleiding gaf voor het aannemen van meer beperkingen.

De rechtbank heeft de rapporten van de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundige beoordeeld en kwam tot de conclusie dat eiseres in staat was om een drempelfunctie uit te voeren, namelijk die van productiemedewerker. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking kwam voor de Indicatie banenafspraak, omdat zij met haar beperkingen het wettelijk minimumloon kon verdienen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/3758 WBQA

uitspraak van 31 december 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , wonende te [plaatsnaam] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV; Eindhoven)verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 februari 2019 (het primaire besluit) heeft het UWV besloten dat eiseres geen Indicatie banenafspraak krijgt.
Bij besluit van 12 juni 2019 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank in Tilburg op 11 december 2019. Eiseres was daarbij aanwezig, bijgestaan door haar coach [naam coach eiseres] . Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger verweerder] .
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eiseres in de gelegenheid te stellen aanvullende informatie in te dienen.
Eiseres heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Vervolgens heeft het UWV met een aanvullend rapport van de verzekeringsarts b&b gereageerd.
Eiseres heeft daarop haar reactie gegeven.
Tot slot heeft de rechtbank het onderzoek op 13 november 2020 gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 29 januari 2019 heeft eiseres een zogeheten ‘Indicatie banenafspraak’ aangevraagd.
Zij heeft daarbij aangegeven dat zij naast lichamelijke klachten in verband met een hernia, belemmeringen ervaart voor wat betreft concentratie, organisatie en structurering.
Bij het primaire besluit van 6 februari 2019 heeft het UWV de aanvraag afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar, onder verwijzing naar rapporten van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige, ongegrond verklaard. Eiseres behoort weliswaar tot de doelgroep, maar zij komt niet in aanmerking voor een Indicatie banenafspraak, omdat zij met de drempelfunctie van ‘productiemedewerker’ het wettelijk minimumloon kan verdienen.
2. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres beperkingen heeft en dat deze nog minimaal zes maanden zullen duren. In geschil is de vraag of eiseres met haar beperkingen in staat is een zogenaamde ‘drempelfunctie’ uit te voeren zodat zij geacht kan worden het wettelijk minimumloon te verdienen
3.
Wettelijk kader
De wet- en regelgeving die in deze zaak van belang is, is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
4. Aan het bestreden besluit heeft het UWV een medisch rapport van de verzekeringsarts en een arbeidsdeskundig rapport van de arbeidsdeskundige ten grondslag gelegd.
4.1
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur van 6 mei 2019 en de beschikbare medische informatie bestudeerd. Daarnaast heeft zij multidisciplinair overleg gepleegd met de procesbegeleider en de arbeidsdeskundige. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiseres is gediagnosticeerd met ADHD en dat er trekken van een borderline persoonlijkheidsstoornis werden gezien. Eiseres ervaart in haar functioneren belemmeringen op mentaal gebied ten aanzien van omgaan met stress/druk, omgaan met veranderingen en hanteren van conflicten. De verzekeringsarts acht dit passend bij de onderliggende medische problematiek. Daarnaast is eiseres in 2012 gediagnosticeerd met een hernia. Zij is operatief behandeld en ervaart als gevolg van haar rugklachten belemmeringen ten aanzien van zware fysieke belasting in de vorm van zwaar tillen en dragen. De verzekeringsarts acht eiseres beperkt op mentaal en sociaal gebied, en, als gevolg van de rugklachten tevens op fysiek gebied. Een beperking in de duurbelastbaarheid is gelet op de standaard ‘Duurbelastbaarheid in arbeid’ niet aan de orde. Er is geen sprake van een energetische beperking als gevolg van de onderliggende problematiek waarvoor structurele rustmomenten medisch noodzakelijk zijn. Er is geen sprake van een beschikbaarheidsprobleem noch is er aanleiding van een beperking uit preventief oogpunt. De verwachting is dat de belastbaarheid niet wezenlijk zal veranderen. De verzekeringsarts heeft bij eiseres de volgende beperkingen vastgesteld: eiseres heeft moeite met het frequent tillen, dragen en verplaatsen van zware lasten. Zij heeft moeite met het omgaan met stress en (tijds)druk, met het omgaan met (plotselinge) veranderingen en het hanteren van conflicten. Zij heeft ook meer tijd dan gemiddeld nodig om zich aan te passen aan een nieuwe situatie.
5.1
Eiseres heeft in beroep, samengevat, aangevoerd dat de verzekeringsarts haar problematiek (h)erkent, maar dat de arbeidsdeskundige de implicaties van de ADHD fors heeft onderschat. Bovendien is het rapport van de verzekeringsarts niet helemaal juist. Zo gebruikt eiseres wel degelijk medicatie, namelijk ritaline of modafinil (zelden) en daarnaast sertraline om stemmingswisselingen te dempen. Ook is zij in behandeling bij een psycholoog (EMDR en coping in de vorm van schematherapie). Zij heeft in het dagelijks leven veel begeleiding nodig van haar coach, bijvoorbeeld bij het huishouden en voor het maken van afspraken met derden. Verder heeft de verzekeringsarts onvoldoende aandacht besteed aan de crux van haar beperkingen, namelijk haar besef van tijd. Zij verliest zich de hele dag door in haar tijdsplanning, waardoor zij de hele dag in tijdnood is. Daarom is het voor haar niet haalbaar om genoeg uren te kunnen werken om een minimum inkomen te verdienen.
5.2
Ter zitting heeft eiseres nogmaals benadrukt dat zij in behandeling is bij Silver psychologen en dat zij medicatie gebruikt. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eiseres in de gelegenheid te stellen op deze punten aanvullende informatie over te leggen.
5.3
Eiseres heeft op 2 januari 2020 een afsprakenoverzicht van Silver psychologie en een medicatieoverzicht van de huisarts overgelegd.
5.4
Het UWV heeft deze gegevens voorgelegd aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b). Deze heeft in een rapport van 6 maart 2020 geconcludeerd dat de nieuwe gegevens geen aanleiding geven om meer beperkingen of om een medische urenbeperking aan te nemen. Uit de medicatiehistorie blijkt dat eiseres sinds 2015 Sertraline en Methylfenidaat voorgeschreven krijgt. Methylfenidaat lijkt in 2016 te zijn gestopt en eiseres heeft zelf in haar brief van 19 juli 2017 te kennen gegeven dit medicijn nog maar zelden te gebruiken. Sertraline gebruikt zij wel nog altijd, maar deze medicatie geeft geen reden voor aanvullende beperkingen. Het is een categorie I middel, waarbij alleen de eerste dagen van gebruik bijwerkingen kunnen optreden (zoals een negatieve invloed op de rijvaardigheid). Daarna nemen de bijwerkingen af. Uit de gegevens blijkt dat eiseres zelf autorijdt. Ook de ingeleverde afsprakenlijst met Silver psychologen geeft geen reden voor aanvullende beperkingen. Uit dat overzicht blijkt dat eiseres twee maal per maand een afspraak van 1,5 uur heeft. Dat betreft volgens de verzekeringsarts b&b niet een zodanig intensieve behandeling dat er daardoor een indicatie is voor een beperking in duurbelastbaarheid door verminderde belastbaarheid.
5.5
Eiseres heeft in haar reactie van 16 juni 2020 gesteld het niets eens te zijn met het rapport van de verzekeringsarts b&b. Zij vraagt zich daarbij af hoe zij beoordeeld kan worden door een verzekeringsarts die haar nooit heeft gezien. Zij blijft bij haar standpunt dat zij meer beperkingen heeft dan door de verzekeringsarts b&b is aangenomen. Ondanks alle hulp gaat haar ADHD niet over.
6. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om aan de rapporten van de verzekeringsartsen te twijfelen. Uit die rapportages blijkt dat zij bekend waren met de klachten en beperkingen van eiseres en dat zij deze bij de beoordeling hebben betrokken. Zo waren zij op de hoogte van de ADHD, de (trekken van) een borderline persoonlijkheidsstoornis en de rugklachten na een hernia. Naar aanleiding hiervan zijn meerdere beperkingen aangenomen. Dat de verzekeringsarts te weinig aandacht zou hebben besteed aan de problemen die eiseres ervaart in verband met tijdsbesef en planning, volgt de rechtbank niet. In het rapport van de verzekeringsarts zijn deze problemen immers uitvoerig beschreven. Dit betekent dat de verzekeringsarts hiervan op de hoogte was en deze problemen heeft meegenomen bij het vaststellen van de beperkingen. Dat eiseres graag een urenbeperking had gewild gelet op de problemen die zij ervaart met haar tijdsplanning en het omgaan met stress kan de rechtbank begrijpen, maar de verzekeringsarts heeft gemotiveerd uiteengezet waarom daarvoor geen aanleiding is. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om aan die conclusie van de verzekeringsarts te twijfelen. De na de schorsing door eiseres ingediende aanvullende informatie heeft niet tot aanvullende beperkingen geleid. De rechtbank volgt de verzekeringsarts b&b in het standpunt dat noch de voorgeschreven medicatie, noch de (in duur en frequentie beperkte) afspraken bij de psycholoog, aanleiding zijn voor het aannemen van meer beperkingen dan al zijn aangenomen. Dat de verzekeringsarts b&b de aanvullende informatie heeft beoordeeld zonder eiseres te hebben gezien op een hoorzitting, maakt niet dat haar rapportage onzorgvuldig tot stand is gekomen. Eiseres was immers al gezien door de eerste (primaire) verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b heeft slechts de implicaties van de nagezonden medische informatie beoordeeld
7. De arbeidsdeskundige heeft onderzocht of eiseres in staat is tot het verrichten van ten minste een drempelfunctie. De arbeidsdeskundige heeft de beperkingen vergeleken met de belasting in de drempelfunctie productiemedewerker (8142.0778.017) en acht deze functie geschikt. Het betreft licht productiewerk zonder dat eiseres zware lasten moet hanteren, dragen of verplaatsen. Er wordt gewerkt in solistisch afgebakende taken in een stabiele werkomgeving. Het betreft vaste voorkomende werkzaamheden. Er is geen sprake van deadlines of productiepieken of intensief klantencontact waardoor conflicten of spanningen kunnen ontstaan.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige voldoende gemotiveerd waarom eiseres – rekening houdend met haar beperkingen – de drempelfunctie van productiemedewerker kan vervullen. Dat de arbeidsdeskundige onvoldoende rekening heeft gehouden met haar ADHD, zoals eiseres heeft aangevoerd, volgt de rechtbank niet. Mede naar aanleiding van de ADHD zijn immers beperkingen vastgesteld, waarmee rekening is gehouden bij het vaststellen van de geschiktheid van de drempelfunctie.
Conclusie
8. Aangezien eiseres in staat is om ten minste één drempelfunctie uit te voeren, wordt zij geacht in staat te zijn het wettelijk minimumloon te verdienen. Het UWV heeft dan ook terecht en op goede gronden vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een Indicatie banenafspraak. Dit betekent dat het beroep ongegrond zal worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling is geen reden.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek griffier, op 31 december 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
*griffier rechter
* De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mee te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Bijlage: wettelijk kader
Per 1 mei 2015 is de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten in werking getreden. Ten gevolge hiervan is de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) gewijzigd. In 38b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wfsv – voor zover hier relevant – is bepaald dat onder een arbeidsbeperkte wordt verstaan de persoon van wie op eigen verzoek door het UWV is of wordt vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet. Bij algemene maatregel van bestuur worden ten aanzien van de persoon, bedoeld in de vorige zin, nadere regels gesteld.
In artikel 38d, negende lid, aanhef en onder c van de Wfsv is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld, in ieder geval met betrekking tot de vaststelling, bedoeld in artikel 38b, eerste lid, onderdelen a en e, ten behoeve van de opname van personen in de registratie, bedoeld in het eerste lid.
Deze nadere regels zijn gesteld in het Besluit SUWI.
In artikel 3.5, eerste lid, van het Besluit SUWI, zoals deze bepaling luidde ten tijde hier van belang, is bepaald dat het Uwv op verzoek van het college van burgemeester en wethouders of op verzoek van een persoon als bedoeld in artikel 38b, eerste lid, onderdeel a of e, van de Wfsv een beoordeling verricht of die persoon in staat is het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet te verdienen.
In het derde lid van dit artikel is bepaald dat in het kader van de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, door het Uwv het arbeidsvermogen van de betrokken persoon wordt beoordeeld.
In het vierde lid van dit artikel is bepaald dat het arbeidsvermogen, bedoeld in het derde lid, wordt getoetst aan de methodiek van drempelfuncties die het Uwv hanteert bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.
In het vijfde lid van dit artikel is bepaald dat onder een drempelfunctie als bedoeld in het vierde lid wordt verstaan een bestaande functie op de Nederlandse arbeidsmarkt die de ondergrens van de verdiencapaciteit markeert, met een minimale belasting waardoor deze geschikt is voor mensen met beperkingen.
In het zesde lid van dit artikel is bepaald dat indien uit de analyse, bedoeld in het derde lid en vierde lid, blijkt dat een persoon geen drempelfunctie of voor een deel één drempelfunctie kan uitvoeren, de persoon niet geacht wordt in staat te zijn het minimumloon te verdienen met dien verstande dat de beperkingen of belemmeringen die een persoon ondervindt naar verwachting nog ten minste voor 6 maanden na de beoordeling zullen bestaan.
In het zevende lid van dit artikel is bepaald dat, indien uit de analyse, bedoeld in het derde lid en vierde lid, blijkt dat een persoon één drempelfunctie kan uitvoeren of één drempelfunctie kan uitvoeren met behulp van aanpassingen, de persoon geacht wordt in staat te zijn het minimumloon te verdienen.