Op 31 december 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de afwijzing van haar aanvraag voor een Indicatie banenafspraak. Eiseres, die kampt met ADHD en rugklachten, had in februari 2019 een aanvraag ingediend voor deze indicatie, maar het UWV had deze afgewezen. Eiseres stelde dat haar beperkingen onvoldoende waren erkend en dat zij niet in staat was om het wettelijk minimumloon te verdienen.
De rechtbank heeft het procesverloop besproken, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar coach en het UWV vertegenwoordigd was. Tijdens de zitting op 11 december 2019 werd het onderzoek geschorst om eiseres de kans te geven aanvullende informatie in te dienen. Eiseres heeft deze gelegenheid benut en aanvullende medische gegevens overgelegd. De verzekeringsarts van het UWV concludeerde echter dat de nieuwe informatie geen aanleiding gaf voor het aannemen van meer beperkingen.
De rechtbank heeft de rapporten van de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundige beoordeeld en kwam tot de conclusie dat eiseres in staat was om een drempelfunctie uit te voeren, namelijk die van productiemedewerker. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking kwam voor de Indicatie banenafspraak, omdat zij met haar beperkingen het wettelijk minimumloon kon verdienen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling.