Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 31 december 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , wonende te [plaatsnaam] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
‘‘Persoonlijk voorschot tbv bedrijfsinvesteringen/inkopen [naam bedrijf eiser] ’’.
Geschil
Beroepsgronden
Beoordeling
€ 25.000,- niet als vermogen kan worden aangemerkt.
€ 25.000,- opgelegd (zie artikel 3 lid 4 van de overeenkomst). De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiser in beginsel vrijelijk over dit bedrag kon beschikken. De omschrijving bij de storting van het bedrag op eisers rekening
“Persoonlijk voorschot tbv bedrijfsinvesteringen/ inkopen [naam bedrijf eiser] ”, maakt dat niet anders.
25 maart 2019 ten bedrage van € 2.420,-. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser tevens voldoende aannemelijk gemaakt dat dit noodzakelijke kosten voor zijn bedrijf waren.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de bedragen die met deze twee facturen gemoeid zijn, niet als vermogen kunnen worden aangemerkt. De overige bestedingen in het door eiser overgelegde overzicht betreffen naar het oordeel van de rechtbank allemaal privé-uitgaven of zijn uitgaven waarvan eiser het verband met zijn bedrijf en/of de noodzaak niet heeft aangetoond.
Conclusie
€ 2.420,- als vermogen zijn aangemerkt. Het college zal een nieuw besluit op het bezwaar van eiser moeten nemen, rekening houdend met deze uitspraak.
Die kosten stelt de rechtbank op basis van het Besluit proceskosten Bestuursrecht vast op
€ 2.100,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarin de posten [naam conformiteitsbeoordelingsinstantie] en [naam normalisatie instituut] als vermogen zijn aangemerkt;
- draagt het college op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.100,-.
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 31 december 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.