ECLI:NL:RBZWB:2020:6654

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 december 2020
Publicatiedatum
24 december 2020
Zaaknummer
AWB- 20 _ 909
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor zelfstandige met behoud van WW-uitkering en procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiser, die eerder een tijdelijke aanstelling had bij de gemeente [plaatsnaam3], had toestemming gevraagd om als zelfstandige te starten met behoud van zijn WW-uitkering. Het UWV had deze toestemming aanvankelijk verleend, maar later ingetrokken na bezwaar van de werkgever. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een zitting op 15 oktober 2020, waarbij verschillende partijen aanwezig waren, waaronder de gemachtigde van de eiser en vertegenwoordigers van het UWV en de werkgever.

De rechtbank heeft overwogen dat de eiser geen procesbelang meer heeft, omdat in een gelijktijdig behandelde zaak was vastgesteld dat hij geen recht had op uitbetaling van de WW-uitkering. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat het resultaat van het hoger beroep daadwerkelijk betekenis voor de eiser zou hebben. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen sprake was van voldoende procesbelang en heeft het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/909 WW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2020 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. M. van der Meer,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Gemeente [plaatsnaam3], te [plaatsnaam2] (de werkgever).

Procesverloop

In het besluit van 25 juli 2019 (primaire besluit) heeft het UWV eiser toestemming gegeven om te starten als zelfstandige met behoud van een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) in de periode van 29 juli 2019 tot en met 26 januari 2020.
In het besluit van 15 januari 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van de werkgever tegen het primaire besluit gegrond verklaard en de toestemming per 16 januari 2020 beëindigd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken tijdens de zitting van de rechtbank op 15 oktober 2020.
Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde, [naam vertegenwoordiger] namens het UWV en
mr. J.A. de Kievit, [naam juridisch adviseur] (juridisch adviseur) en [naam P&O] (P&O) namens de werkgever.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.

Overwegingen

1. Eiser had van 1 september 2017 tot en met 30 juni 2019 een tijdelijke aanstelling in dienst van de gemeente [plaatsnaam3] , in de functie van kwaliteitsmedewerker voor 36 uur per week.
Bij brief van 12 april 2019 heeft de gemeente [plaatsnaam3] de tijdelijke aanstelling op verzoek van eiser beëindigd per 1 juli 2019.
Op 30 juni 2019 heeft eiser een aanvraag voor een WW-uitkering ingediend.
Bij besluit van 17 juli 2019 is aan eiser met ingang van 1 juli 2019 een WW-uitkering toegekend.
Eiser heeft toestemming gevraagd om te mogen starten als zelfstandige met behoud van zijn WW-uitkering. Bij het primaire besluit is de gevraagde toestemming aan eiser gegeven, waarbij is bepaald dat de startperiode loopt van 29 juli 2019 tot 26 januari 2020.
Bij het bestreden besluit is de toestemming per 16 januari 2020 beëindigd. Het UWV heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de werkgever als eigenrisicodrager abusievelijk niet in het besluit is gekend, waardoor de re-integratie inspanningen van de werkgever zijn doorkruist. Omdat de toestemming gedragsbepalend is geweest voor eiser, kan de gegeven toestemming, gelet op het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel, niet met terugwerkende kracht worden herroepen. De toestemming wordt beëindigd per 16 januari 2020, zijnde een dag na het bestreden besluit.
2. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het UWV hem juist heeft geadviseerd om gebruik te maken van de startersregeling. Weliswaar moet het UWV advies vragen aan de gemeente, maar het UWV beslist uiteindelijk. Dat de startersregeling niet zou zijn toegekend omdat de werkgever een proefplaatsing zou kunnen bewerkstelligen, is volgens eiser te kort door de bocht en het besluit is daarmee onzorgvuldig.
3. Het UWV stelt zich op het standpunt dat de werkgever als eigenrisicodrager voor de WW ten onrechte niet gekend is in de beslissing tot toestemming voor een startperiode als zelfstandige met behoud van WW-uitkering. Nu de werkgever niet positief zou hebben geadviseerd, kan het bestreden besluit niet in stand blijven.
4. Partijen zijn het oneens over de vraag of het UWV op goede gronden de toestemming om als zelfstandige te kunnen starten met behoud van de WW-uitkering heeft beëindigd. Partijen zijn het er over eens dat het daarbij enkel gaat om de periode tussen 16 januari 2020 en 26 januari 2020. De vraag die in deze zaak echter eerst moet worden beantwoord, is of eiser nog procesbelang heeft.
5. Uit vaste rechtspraak (zie onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 december 2020, ECLI:CRVB:2020:3243) is eerst sprake van een voldoende procesbelang indien het resultaat dat eiser met het indienen van het (hoger) beroep nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor eiser feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
6. In de zaak van eiser onder nummer 20/908 WW, die gelijktijdig met de onderhavige zaak op de zitting is behandeld, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat eiser blijvend geen recht heeft op uitbetaling van de aan hem toegekende WW-uitkering. Gelet daarop heeft eiser geen belang meer bij het oordeel van de rechtbank over de vraag of de toestemming om
met behoud van uitkeringals zelfstandige te mogen starten, op de juiste gronden is beëindigd, nu er geen sprake is van een uitkering. Omdat eiser met de onderhavige procedure niets kan bereiken, kan op grond hiervan naar het oordeel van de rechtbank geen procesbelang worden aangenomen en moet het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Graumans, griffier, op 24 december 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.