Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
TOTAL NEDERLAND N.V.,
HENDRIKS BRANDSTOFFEN B.V.,
1.Het verloop van het geding
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
tot stand komt(…)”. Aangezien Total na de veiling het gebruiksrecht voor de locatie heeft behouden, is er volgens Hendriks geen nieuwe (exploitatie)overeenkomst tussen Total en haar tot stand gekomen, waardoor artikel 16 lid 6 niet van toepassing is.
tot stand komtop grond van artikel 13; ook niet indien een andere partij dan de wederpartij van de staat de veiling wint. Immers, in gevallen waarbij sprake is van een toegewezen bestaande exploitant hoeft de partij die ingevolge de veiling huurder wordt – in afwijking van artikel 11 – geen nieuwe overeenkomst aan te bieden aan de bestaande exploitant, maar gaan op grond van artikel 13 de rechten en verplichtingen uit de bestaande exploitatieovereenkomst van rechtswege over op de huurder. Reeds daarom moet aan de taalkundige betekenis van dit gedeelte van de wettekst geen (doorslaggevende) betekenis worden toegekend.
iederebestaande exploitatieovereenkomst eindigt na ommekomst van de overgangsperiode. In de Memorie van Toelichting (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29 951, nr. 3, (hierna te noemen: MvT)) is dat als volgt verwoord:
. Iedere (bestaande) exploitatieovereenkomst eindigt in ieder geval – mits zij op dat moment nog bestaat – na ommekomst van deze onderscheiden perioden. Die hoofdregel is in de Bijlage neergelegd in artikel 5, eerste lid, onder b, en in het wetsvoorstel in artikel 14, eerste, tweede, vijfde en zesde lid. Na de genoemde data zullen er dus in beginsel geen gewone respectievelijk toegewezen bestaande exploitanten meer zijn, ook niet, indien er met betrekking tot het door hen geëxploiteerde verkooppunt nog geen veiling is geweest.” (MvT pagina 21, 4de alinea).
De structuur van het wetsvoorstel weerspiegelt dit. De eerste drie paragrafen, het hoofd-gedeelte, regelen in algemene zin hoe terreinen, gelegen aan wegen die in beheer zijn bij het Rijk, in gebruik worden gegeven ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen. Pas de voorlaatste paragraaf, die het overgangsrecht geeft, bepaalt hoe de gebruiksovereenkomsten met de «zittende» ondernemingen en exploitanten eindigen.” (MvT pagina 1, 2de alinea).